
stofzuren kalk aan het gewelf zitten; toch is dat deeltje groot genoeg
om tot kern te strekken voor andere deeltjes, en zoo geschiedt het,
dat door het onophoudelijk filtreren van water door die spleet, zich
ook onophoudelijk meer deeltjes afzetten, die primitief eenen hangenden
kegel vormen (evenals een ijskegel, welke vorm ook veel voorkomt),
doch door voortdurende aanvoeging eindelijk de meest verschillende
figuren aannemen; dit zijn dan de zoogenaamde stalactieten. Doch
dit is niet alles: de waterdroppel, die, na haar gedeelte kalk te hebben
achtergelaten , naar beneden valt, bevat nog altijd kalk, die nu bij de
verdere verdamping van het water op den bodem achterblijft, daar
dan tegenover of beter gezegd onder den stalactiet een dusgenaamde
stalagmiet vormende; deze, zoo als te begrijpen is, minder verscheiden
in vorm dan de eerste, doch over het algemeen over grootere oppervlakte
uitgebreid. Als merkwaardige grotten in dit opzigt zijn bekend
de Bauman’s-grot en Bielsgrol bij Rubeland in het Hartzgebergte.
Na dan zoo de natuurlijke, als ik het zoo noemen mag, vrijwillige
uitwerkselen van het water te hebben nagegaan, zijn wij nu genaderd
tot eene andere reeks van werkingen, namelijk d ie, waar de mensch
het water als beweegkracht aanwendt.
Even krachtig als het in de natuur zijn kan, even vermogend is het
ook hier, waar bovendien door doelmatige werktuigen en inrigtingen,
soms met geringe massa aanzienlijke magtsontwikkeling wordt verkregen.
Als de eenvoudigste vorm van water-beweegkracht zien wij de
waterraderen optreden. Het oorspronkelijke beginsel is d it: in den loop
eener rivier of elders, waar een verval van water is, wordt boven
den waterspiegel een rad geplaatst jj welks rand met breede uitsteeksels
is voorzien en wel zoodanig, dat het water deze uitsteekbladen over het
grooter deel hunner oppervlakte aanraakt. Het water nu in zijn val
tegen een zoodanig blad komende , drijft het bewegelijk om zijne as
opgehangen rad een eind voort; op het oogenblik, of liever vóór dat
het uitwerksel van dien eersten stoot is uitgeput, herhaalt zich dezelfde
werking tegen een tweede blad en zoo vervolgens, waardoor dan het
rad eene gestadige , rondgaande beweging verkrijgt en behoudt.
Vele zijn de wijzigingen en verbeteringen aan deze oorspronkelijke
Fig. 6.
Waterrad in zijn eenvoudigsten vorm.
waterraderen , die ook in hunnen eenvoudigsten vorm nog veel in ge-
bruik zijn, aangebragt; wijzigingen, die meestal ten doel hebben zich
naar de plaatselijke omstandigheden te schikken, zooveel mogelijk partij
te trekken van eene kleine massa of een gering verval van water,
en om te gelijk nadeelige wrijving , voor zooveel dit kan, te vermijden
en dus de grootst mogelijke hoeveelheid productieve kracht te
erlangen. Zoo zijn er raderen waar het water van boven op stroomt,
andere, die den schok tegen de onderste helft van hunnen om trek ontvangen;
— de meeste staan vertikaal op de oppervlakte van den
stroom , andere echter hebben eene horizontale rigting; — deze hebben
vlakke, gene hoekige , andere gebogen schepbladen ; — de eene soort
is als het ware in eene kast of gleuf besloten, bij eene andere beweegt
het rad zich vrij in de watermassa; — eindelijk zijn er in den laatsten
tijd eene soort van waterraderen in toepassing gebragt, die op een
geheel ander beginsel steunen, namelijk op den rugwaartschen stoot, dien
eene uit een vat uitstroomende vochtmassa geeft. Op dit beginsel berusten
de zoogenaamde turbines, die onder anderen bij de groote industriële
etablissementen te Mühlhausen in gebruik z(jn. — Het is