
water, dat de stroom in deze koude zee uitstort, veroorzaakt een
verschil van temperatuur, dat door hevige stormen weder vereffend
woidt. Sir PHiLipp brooke nam aan beide zijden des strooms eene
luchtwarmte waar van 0°, terwijl het stroomwater 80° (Fahr.) aanwees.
De zware , vochtig warme lucht boven den stroom bragt groote
storingen in den gang zijner chronometers te weeg. De zeelieden
vreezen dan ook de stormen op den golfstroom meer, dan op eenig
ander gedeelte des oceaans. Niet de woede des storms alleen, maar
nog meer de golfslag, welken deze stormen veroorzaken, inzonderheid
wanneer wind en stroom tegen elkander inloopen, maakt de vaart
hoogst gevaarlijk.
Deze noodlottige zeestreek is om deze reden dan ook sedert jaren
het voorwerp van de zorgvuldigste waarnemingen geweest. Naar* de
dagboeken van een groot aantal schepen zijn kaarten vervaardigd, die
het getal stormen, maand voor maand, aanwijzen. Uit deze allerbelangrijkste
kaarten zien wij, dat in de wintermaanden op de geheele uitgebreidheid
van New-York tot Londen, van de Azorische eilanden tot op
de hoogte van de Schotsche eilanden, derhalve over eene vlakte van
meer dan 100 mijlen lang en 300 mijlen breed, elke bijzondere plek
iederen zesden dag een storm aanwijst. En juist binnen deze aangegeven
grenzen liggen de groote, veel bevarene, waterwegen, die de
gewigtigste landen van de twee halfronden met elkander verbinden.
De drie eerste maanden van het jaar 1862 hebben maar al te zeer
de in die kaarten uitgedrukte ervaringen bevestigd. Wij vinden bijna geen
schip, ’t welk in dien tijd dezen onheilspellenden gordel doorkruist,
en t welk in zijn journaal geen harden storm heeft opgeteekend. En
hoe menig vaartuig keerde niet weder om van zijne ervaringen getuigenis
af te leggen. Uit de naauwkeurige vergelijking der ingekomen
zeeberigten blijkt, dat deze stormen deels van sporadischen aard
waren, deels over eene ontzagchelijke uitgestrektheid heerschten.
Lot deze laatste soort behoorde de hevige storm, die tusschen den
24sten en 27sten Januarij gelijktijdig op verschillende hoogten is
waargenomen. Op een en denzelfden dag, ja bijna op hetzelfde uur
verheft zich een vreeselijke storm aan de kusten van Amerika en
Europa en verandert den oceaan in een razenden demon, die alles,
wat in zijn bereik komt, dreigt te vernietigen. In den nacht voor
den 24sten verhief zich te New-York een allerhevigste storm uit het
N.O. De meeste der in de noord-rivier voor anker liggende schepen
geraakten aan het drijven en stootten tegen elkander. In de Chesa-
peake-baai was de storm zeer hevig en strekte zich ver langs de zuidkust
uit. In Boston woedde de storm den 25 Januarij in volle kracht.
De schepen, die kort daarop in New-York binnenliepen, klaagden
eenstemmig over zware westelijke en noordwestelijke stormen, die
soms de hevigheid van ware orkanen bereikten.
In dien zelfden tijd, in den nacht van den 23sten op den 24sten
Januarij, woedde aan de kusten van Engeland te Portsmouth, Fal-
mouth, Bristol, Tlolyhead, enz. een sterke storm uit het Z.Z.O. tot
W.Z.W., die langen tijd aanhield. Talrijke zeerampen waren de gevolgen
daarvan langs de Engelsche en Iersche kusten. En niet alleen
daar en aan de kusten van Amerika woedde dit vreeselijk onweer,
maar het gansehe gebied van den golfstroom was in vol oproer, een
wilde schuimende chaos.
Een tweede storm van nagenoeg dezelfde uitgebreidheid en op hetzelfde
gebied had ongeveer een maand later, in de laatste week van
Februarij plaats. Deze storm heeft in het bijzonder een wetenschappelijk
belang, in zooverre hij eene klare bevestiging is van de door
beroemde meteorologen geopperde stelling: »de winden waaijen naar
den golfstroom toe.” Deze stelling laat zich ook uit den aard der zaak
gemakkelijk verklaren. Omdat de warme lucht wegens haar geringer
gewigt in de hoogte stijgt, streeft de koude, zwaardere lucht van
elke zijde de openingen aan te vullen en het evenwigt te herstellen.
De wind moet derhalve, als hij niet door bijzondere plaatselijke omstandigheden
verhinderd wordt, aan de Noord-Amerikaansche kust van
Straat Davis tot aan New-York eene noordwestelijke, van Groenland
en Ijsland eene noordelijke, van Engeland eene oostelijke en van de
Azorische eilanden eene zuidelijke rigting hebben. In het bijzonder
moet dit het geval zijn in onze wintermaanden. Nu leeren ons de
ingekomene berigten, dat dit ook werkelijk het geval is geweest.
Terwijl den 21sten Februarij te Halifax een zware sneeuwstorm uit
het N.W. woedt, wordt te Falraouth een hevige storm uit het Z.Z.O.