
plaatsen stroomopwaarts te roeijen en zonder wegwijzer eene rivier te
bevaren , die geen van ons kende, bleef voorzeker een groot waagstuk.
Reeds waren 3 dagen sedert de komst van Beiman verloopen, in
welken tijd bij voortdurend palavers of groetoes met zijne ondergeschikten
gehouden had; verscheidene hanen waren geslagt om uit
hunne ingewanden den wil der góden te lezen : maar niets schonk ons
gunstige uitkomst.
Wij besloten dus bon gré mal gré alleen af te reizen. De Caraiben
stonden in twijfel wat zij doen zouden, en het zou mij gemakkelijk
gevallen zijn de meesten tot voortzetting der reis met Ons te bewegen,
doch men geloofde niet genoeg levensmiddelen te hebben en
zond hen dus naar hunne dorpen terug. Alleen 3 koos ik uit hen uit,
en nadat wij op nieuw alles hadden aangewend om de Bónni-negers
te bewegen ons te vergezellen, en beloften en bedreigingen vruchteloos
waren gebleven, voeren wij ’s morgens den 7den October af.
De heer R., de Fransche commissaris, was op Piket achtergebleven
om het toezigt te houden over de vele achtergelatene goederen en over
de booten.
Met verwondering staarden allen ons na en nu eerst waren de bosch-
negers bevreesd voor den toorn der Fransche regering, wier militaire
posten digter bij hen lagen dan de onze, en aan wie zij reeds in
vroegere jaren beloofd hadden de vaart op de bovenrivier aan niemand
te verhinderen. Er kwamen dus, zooals wij dan ook vermoed hadden,
omstreeks 12 krachtvolle negers achter ons aan, juist toen wij bezig
waren onze booten over den eersten val te voeren en smeekten ons
dringend, hun verlof te geven om ons verder te brengen. Wij namen
nu vijf hunner in onze dienst, onder beding, dat zij ons nog een onzer
booten, benevens 5 Bonni-negers zouden brengen, wat dan ook
dadelijk geschiedde. Reeds den 2den dag bereikten wij het laatste
hunner dorpen, Miranda loo. De dorpen dezer negers liggen in eene
streek van ongeveer 12 uur lengte, en als ik de bevolking op 1000
zielen stel, zal dat wel het maximum zijn. Zij zoowel als de Bonni-
negers zijn vrij ; zij bewonen eene vruchtbare aan wild en visch rijke
landstreek, en toch is hun aantal sedert de 100 jaren, die zij in deze
wouden hebben doorgebragt, aanmerkelijk verminderd, daar de bevolking
j toen men in het jaar 1761 vrede met hen sloot, ver over
het dubbele bedroeg. Was deze vrijheid nu hun geluk ?
De Tapanahoni stroomt meerendeels uit het zuidwesten, menigmaal
door ontelbare eilanden, zoodat hare breedte op zulke plaatsen
bij de 2 uur kan bedragen, en vormt daar voortdurend snelvlietende
plaatsen in de rivier en watervallen. Dë plantengroei is op verre na
zoo rijk niet als in den alluvialen grond nabij de kust; Erythrinen,
Eperua, Copaiva komen het veelvuldigst voor; groote, zware boomen
zijn zeldzaam; het water van den regentijd schijnt de vruchtbare aarde
van de eilanden weggespoeld te hebben. Bekkens, waarin men zooals
in de Lava dagen kan reizen, zonder eenigen stroom van beteekenis
te vinden, zijn in de Tapanahoni zeldzaam en waar zij voorkomen
wisselen zij spoedig weder af met snelvlietende plaatsen en watervallen.
Dit is een bewijs, dat het land, waardoor deze rivier vloeit,
hooger is , dan dat der Lava en dat het plateau aan den voet
van het Tumucumaque-gebergte naar het oosten afhelt. Hoogere
bergen vindt men niet; de oevers verheffen zich alleen somtijds tot
heuveltjes.
Twee dagen boven Miranda loo, onder 3° 66' N. Br. , besloten nu
de topographen, uit vrees dat de levensmiddelen niet toereikend zouden
zijn, — want de bosch-negers teerden ook op onzen voorraad, — de
Bonni-, Manna- en een der Surinaamsche neger3 benevens de 3 Indianen
naar Piket terug te zenden en aldus voor de 5 bosch-negers en
de Surinaamsche bedienden zoo veel levensmiddelen meer te verkrijgen
, dat men de reis nog 40 dagen lang voortzetten kon; daar de
tegenzin der bosch-negers in deze reis bekend w as, kon men vooruit
berekenen, dat zij niet zoo lang zou duren. Ik verliet nu met mijne
Indianen de expeditie en keerde naar Albina terug om met Bonni-
negers het nog óverige der levensmiddelen voor de beide expeditiën
af te halen.
Den 25sten October bevond ik mij weder op Poligoudou. Ik had
3 andere Caraiben als roeijers mijner boot medegenomen, die ook
het verdere gedeelte der reis medemaakten. Op Poligoudou vond ik
ook reeds de commissie van hare reis naar de boven-Tapanahoni
terug; zij was de rivier slechts tot 3° 28’ opgevaren; want toen de