
Jaarlijksche parallaxis der dubbeldter p uit het sterrebeeld Ophiuchus » 73.
Invloed van aardbevingen op het water van artesische putten . . . »> 73.
Voetsporen in den lithographischen schiefer van Solenhof en . . . . Blz. 73.
Vroeger bestaan van den Afrikaanschen olifant op Sicilië . . . . » 74.
Scharniergewrichten aan den rug en aan het borstbeen bij Glyptodorï »> 74.
Hebben de peereboomen één of meer stamsoorten? . . 7 . . . » 74.
Nitriten en nitraten in p la n te n .....................• ............................... a 75.
Over het oponthoud van den mensch in zamengeperste lucht . . . » 76.
Vegetatie der schimmels............................................. » 77.
Kookpunt en vriespunt van vloeistoffen in den spheroïdaalstaat . . » 78.
Het stormglas ........................................................................................... » 78.
Petroleum ....................................................... . . . . . . . . 79.
Drukking op den bodem van diepe zeeën . . . . . . . . . . » 80.
Spectra der planeten ^ .................................... » 81.
Opmerkelijke hagelw olk.................................................. . . . . » » 81.
Scheikundige zamenstelling van het vleeschvocht van visschen . . . » 82.
Middel tot bewaring van vleesch........................ » 82.
Lucht, bevat in de zwemblaas der vissch en.................................. . » 82.
Ademhaling der‘ schildpadden ..................................................................V/' 82.
Verschil in den dragttijd bij schapen van verschillend ras . . . . » 84.
Opslorping door de huid ....................................................................... , » 84.
Vergiftige eigenschappen van het thallium ............................................. » 86.
Èombyx Yama-Maï....................................... » 86.
Een opmerkelijk voorbeeld van elektrolytische w e rk in g .................... » 87.
Natuurlijke magneten................................................................................ » 87.
Nieuwe bron van phosphorus........................................................ . . » 88.
Het verkrijgen van standvastige warmtegraden................................... » 88.
Parallaxis der zon....................................... » 89.
Grondijs in zee...................................................... » 90.
Cellulose in de huid van slangen ........................................................... » 90.
Chlor ophyl-vorming door warmt e . . . . . . . . 7 . . . . . » 91.
JEntoniscus Porcellanae, eene parasitische isopode ............................. » 91.
Aard van den suiker in honig ...................................... . » 92.
Spheroïdaalstaat van vloeistoffen zonder verwarming . , . . * . - » 92.
Het elektrisch licht in leigroeven en voor kustlicht............................. » 93.
Iodiumdamp als herkenningsmiddel voor vervalsching van geschriften » 94.
Gevolgen van huwelijken tusschen bloedverwanten, enz....................... » 95.
Invloed der ademhalingsbewegingen op die der iris . ........................ » 96.
IETS OVER VERGELIJKENDE MAATSCHAPPIJKUNDE;
ï DOOB
P. HARTING.
Al mijne lezers kennen de geschiedenis van robinson crusoë
Zijn zij oud, dan hebben zij, althans in hunne jeugd, met haar gedweept.
Zijn zij jong, dan dweepen zij er nog mede. Ik ten minste
kan mij geen jeugdig gemoed voorstellen, waarop die geschiedenis
niet eenen diepen indruk maakt.
Wat mag wel de reden zijn, waardoor de lezing van dit verhaal
zoo zeer boeit ? Voorzeker is die reden ten deele te zoeken in den
avontuurlijken levensloop van den held des verhaals. De verbeelding
wordt daardoor geprikkeld, de deelneming, soms tot medelijden klimmende,
opgewekt. Doch dit kan niet het eenige zijn. Geschiedenissen,
nog veel avontuurlijker dan die van crusoë worden, ja met
graagte gelezen, maar zonder dien blijvenden indruk achter te laten,
welke het gevolg is van de lezing van dit boek, waarin op eene op
zich zelf hoogst eenvoudige wijze de lotgevallen verhaald worden van
eenen persoon, die zich, vooral in den beginne, niet in het minst
aanbeveelt door eene dier eigenschappen, welke romanschrijvers gewoon
zijn zoo mildelijk aan hunne helden toe te kennen, ten einde de
belangstelling der lezers in hun verder lot voor hen te winnen.
Ik geloof dan ook, dat de hoofdreden, waarom de geschiedenis van
robinson crusoë zoo zeer treft, elders moet gezocht worden, en wel
daarin, dat de lezer, zich daarvan bewust of onbewust, onwillekeurig
zijnen eigenen toestand bij dien van crusoë vergelijkt. Die vergelijking
brengt hem in eene aangename, opgewekte stemming, waarin
hij het geluk van te leven te midden van andere menschen, van een
1863. , 1