
zandverstuivingen, welke ik mede gelegenheid had hier gade te slaan,
in verband met den op haar behoorenden plantengroei, die gestadig
bezig is die stuivende zanden te beteugelen en welke het hoogst
merkwaardig is te leeren kennen, omdat alle hulpmiddelen, welke de
mensch daartegen aanwendt, uit het plantenrijk genomen zijn en de
regte kennis alzoo der op deze stuifzanden eigenaardig te huis be-
hoorende gewassen van veel nut kan zijn, zoowel om de natuur in
dezen meer van nabij te leeren kennen in hare geheime doch krachtige
werking, als om de hulpmiddelen tegen de zandverstuivingen doeltreffender
te kunnen aanwenden.
Men vindt zandverstuivingen in de dorre hooge zandstreken van
Drenthe, Gelderland (waar zij in 1852 nog 10,466 bunders besloegen,
staring, t. a. pk, 426), Utrecht, Noordbraband enz. en vooral ook op
de duinen, die ten westen en noordwesten Nederland tegen de woede
der zee beschutten. Men ziet het drooge zand door stormen in beweging
gebragt in gansche wolken oprijzen en de in het wild groeijende
gewassen en de bebouwde velden overdekken, tot groot nadeel van de
bewoners der aangrenzende landen. Wanneer die bewegelijke zanden
niet beteugeld worden, bederven vruchtbare gronden soms voor ge-
ruimen tijd en met zorg aangelegde kweekerijen worden overstoven,
heesters ontworteld enz. — Mij zijn plaatsen bekend, waar men met de
bijenteelt heeft moeten ophouden, omdat een groot aantal dezer nuttige
diertjes, als zij rijkbeladen te huis kwamen, telkens door wolken stuifzand
— voor hen een ware steenregen ïspfovervallen en voor een
goed deel gedood werden.
Het is bekend, welk gevaar die verstuivingen voor het behoud
onzer zeeduinen aanbrengen en hoe men daar het kwaad tracht te beteugelen
door het aanplanten van helm (Arundo of Psamma arenaria),
gepoot in geregelde rijen, loopende ongeveer van het Z. W. naar het
N. O., opdat de bij ons meest hevige stormen, die gewoonlijk uit het
noordwesten komen, niet zoo gemakkelijk overlangs tusschen de rijen
der helmplanten zouden kunnen indringen en zoo het zand van de
jeugdige helmplanten doen afstuiven.
Wat nu de door mij in het bijzonder gadegeslagen stuifzanden in het
genoemde deel der provincie Utrecht aanbelangt, in de rigting vooral
van het N. W. naar het Z. O. ziet men onderscheidene plekken, waar
het zand onbedekt ligt, geheel in golven opgewaaid, even als men het
aan de zeestranden ziet en alzoo de duidelijkste blijken dragende van
bij stormachtig weder aan al de wisselingen van den wind onderworpen
geweest te zijn. De eenige boomen, die men er ziet, zijn de grove
Dennen (Pinus sylvestris) , overblijfselen waarschijnlijk van vroegere aanplantingen
, en de jeneverbes (Juniperus communis), de laatste uit het wild
opgeslagen
Hier en daar ziet men een vroeger opgewaaiden heuvel met een
dennenboschje gekroond en de daarachter liggende begroeide plekken
beschuttende of het losse zand tusschen de wortels der dennen weggewaaid.
Deze boomen, door langdurige ondervinding als de beste be-
teugelaars der stuifzanden aangewezen, bieden aan de uitdroogende kracht
der winden en het wegstuiven van het zand zeer langen tijd weêr-
stand. Een merkwaardig voorbeeld zag ik daarvan op het genoemde
Beerschoten: het zand was van de dennenwortels afgewaaid,
Een grove Den (Pinus sylvestris), waarvan het zand 8 voeten diep onder de kroon
van den wortel is weggewaaid en die toch nog in leven gebleven is.
zoodat de plaats, waar vroeger de voet van den boom w as, nu wel