
Zoo weinig nu de bosch-negers en het land, dat zij bewonen, bekend
waren, daar tot dien tijd toe slechts weinige Europeanen hen bezocht
hadden, des te meer was de streek boven deze eene terra incognita,
waar nimmer een Europeaan den voet gezet had. Men wist, dat de
bosch-negers handelsbetrekkingen hadden aangeknoopt met Indiaansche
stammen, die zij Acouris en Trios noemen, en van wie zij jagthonden,
vedertooisels en vergiftigde pijlen aan de kolonisten te koop aanboden.
Ook de Lava wordt bewoond door nakomelingen van Hollandsche
weggeloopen slaven, die zich in de tweede helft der vorige eeuw onder
hun opperhoofd BONNI, door onze troepen vervolgd, alhier genesteld
hadden; onze regering had met hen geen vrede gesloten en bekommerde
zich slechts in zoo verre om hen, dat zij den Aukaners den
last opdroeg , op den stam der Bonni-negers een wakend oog te houden.
Steunende op deze opdragt der regering, legden nu de Aukaners den
Bonni-negers een waar slavenjuk op den hals, daar zij in geen regstreeksch
verband met de Européanen stonden en dus de bevrediging hunner behoeften
aan gereedschappen, hout enz., door middel der bosch-negers
moest geschieden; daarvoor werd hun de verpligting opgelegd de akkers
der Aukaners aan te leggen en te onderhouden, ja zelfs maanden lang
van hunne woningen verwijderd te blijven om te Tapanahoni voor
hunne meesters te arbeiden. Meermalen hadden de Bonni-negers getracht
zich aan het juk der Aukaners te onttrekken en met Cayenne,
dat veel digter bij hen ligt dan Suriname, verbindtemssen aan te
knoopen, dat hun echter niet mogt gelukken, daar het Fransche
gouvernement het niet raadzaam oordeelde aan de vrije Bonni-negers
den omgang met zijne slaven toe te staan. In beide koloniën was noch
hun aantal noch hunne woonplaats met zekerheid bekend, en het was
voor eenen kolonist aan den Franschen oever weggelegd dezen volksstam
nader te leeren kennen en de eerste schrede te doen ter hunner
bevrijding.
Deze man, dolliuche genaamd, dreef ruilhandel met de Aukaner-
bosch-negers en leerde in hunne dorpen eenige Bonni-negers kennen,
die hem smeekten bij het Fransche gouvernement verlof voor hen te
verwerven om' voor de bewoners van de beneden-Maroni te mogen
arbeiden. De Aukaners,. volstrekt ongenegen den Bonni-negers een
regtstreeksch verkeer met Européanen toe te staan, verzetten zich hevig,
toen dolliuche eenige Bonni-negers wilde meenemen; hun eerbied
voor de Fransche troepen , die de posten te St. Laurent en te St. Louis
bezet hielden, welke zij op hunne togten naar Suriname voorbij moesten
trekken, was echter te diep, dan dat zij zich daartegen krachtig
zouden aankanten, en op deze wijze kwamen nu verscheidene Bonni-
negers naar de Europésche nederzettingen, tot eindelijk het Neder-
landsche gouvernement hun in het jaar 1860 zoowel de vrijheid als
gelijke regten met de Aukaners toestond.
Het begin van September dan was voor de reis bestemd, en naar
men berekende, zouden 3 of 4 maanden voldoende zijn om de door
de beide regeringen opgelegde taak te volbrengen. De door mij geworven
bemanning onzer booten bestond uit 17 Indianen, aan welke
nog de beide bedienden der topographen en de kok werden toegevoegd,
zoodat het geheele personeel voor de Nederlandsche expeditie
uit 23 personen bestond. Een groote, 40 voet lange boot met een
dubbel luchtig linnen dak, gordijnen tegen elke soort van wind,
zoowel als tegen den regen en de zonnestralen, verschaften aan de
beide topographen ieder gerijf, dat op zulk eene reize slechts begeerd
kon worden. Eene andere boot van gelijke grootte werd met de levensmiddelen
beladen, die, in omtrent 50 kisten gepakt, uit alle soorten
van ingemaakt vleesch, groenten, bier, wijn, enz. bestonden; daarbij
waren er nog geschenken en ruilartikelen voor de bewoners van het
bovenste der rivier, en alles in zulk eene hoeveelheid, dat ik, die
steeds op de eenvoudige wijze der Indianen reisde, geloofde daarmede
tot aan het eindje der wereld te kunnen komen. Bovendien hadden
wij eene groote tent bij ons, die iederen avond werd opgeslagen en
ons eene ruime woning verschafte. Twee kleinere booten waren met
levensmiddelen, zout, keukengereedschap en ander huisraad beladen.
Ik zelf reisde alleen in mijne boot, over welke ik een raam met
groen geverwd linnen bespannen geplaatst had, om mij tegen de op
den middag loodregt vallende zonnestralen te beschutten. Op zulke
reizen is het mij een eigenaardig genot, vele genietingen te ontberen ;
een gevoel van vernederende zwakheid bekruipt mij, wanneer ik in
gezonden toestand mij, gezeten op gemakkelijke leuningstoelen of zachte