
waarnemen, daarover veronderstellingen maken, deze aan de waarnemingen
en de bekende waarheden toetsen en daaruit eenige uitkomsten
afgeleid, die wel is waar niet boven allen twijfel verheven zijn,
maar toch zeer veel waarschijnlijkheid voor zich hebben. Eene uiteenzetting
daarvan willen wij hier beproeven.
Ofschoon vuurbollen zich zeer verschillend van glans en grootte
vertoonen en de omstandigheden, die hunne verschijning vergezellen,
zeer onderscheiden zijn, doen zij zich in het algemeen op de volgende
wijze voor.
Er verschijnt een lichtend punt aan den hemel, zooals bij eene dus-
genoemde vallende of verschietende ster, of een klein, licht en als
ontvlammend wolkje, of wel een of meer evenwijdige lichtstrepen,
waaruit zich weldra een lichtend ligchaam vormt. Dit ligchaam beweegt
zich met groote snelheid, soms langs eene regtlijnige of eenig-
zins gebogene baan, soms als het ware met sprongen; het wordt
grooter en vormt een vurigen bol, die vlammen , rook en vonken uitwerpt.
Deze vuurbol heeft meestal een staart, die aan de achterzijde
spits uitloopt en als in rook of damp schijnt te eindigen. Somtijds
bestaat die staart uit afzonderlijke deelen, die kleinere vuurbollen
vormen. In vele gevallen verdwijnt het verschijnsel, zonder eenig
spoor achter te laten , in andere laat het eene lichtende streep na, die
nog gedurende eenige seconden zigtbaar blijft. De kleur van de vuurbollen
is zeer verschillend; men vindt roode, blaauwe en witte vermeld
en in de onderscheidene deelen zijn meestal verschillende kleuren.
Het licht, dat zij verspreiden, verschilt mede aanmerkelijk; van
sommigen wordt het met dat van de planeten Venus of Jupiter vergeleken
, van andere bij dat der volle maan, terwijl er ook bij dag zijn
gezien, die zulk een sterk licht verspreidden, dat de voorwerpen zelfs
in den zonneschijn nog schaduw wierpen, zoodat hun licht met dat
der zon eenigermate te vergelijken was. In eenige gevallen barst
de vuurbol vaneen met een sterken knal, die door sommigen met den
donder, door anderen met het rijden van een spoortrein over eene
brug of met het instorten van gebouwen wordt vergeleken, zoodat de
grond daarvan dreunt. Daarbij vallen dan de stoffen, die zich niet
als rook of damp in de lucht hebben verbreid, als steen- of ijzer-
EN DIEN VAN DEN 4 MAART IN HET BIJZONDER. 211
massa’s neder. Soms valt er, naar het schijnt, slechts eene enkele
massa neder, soms vallen er daarentegen honderden, ja duizenden van
steenen, die te zamen eene aanzienlijke massa uitmaken. De aldus
nedergevallen massa's bevatten geene ons vreemde stoffen, dat is geene
zoodanige, die niet reeds op aarde bekend zijn. Zoowel de vorm
als de verhouding van de bestanddeelen dezer aërolithen of meteoorsteenen
is verschillend van die van alle andere mineralen, zoodat zij
daardoor vrij gemakkelijk van andere steenen zijn te onderscheiden.
Meermalen schijnen deze meteoren als stof of in anderen vorm te zijn
nedergevallen. De schijnbare grootte, waaronder de vuurbollen zich
vertoonen, verschilt niet minder dan hun licht. Nu eens hebben zij
eene middellijn van geringe afmeting, dan eens is die als J , | , f der
maan, soms zoo groot als die der maan, naarmate van den afstand
_des waarnemers.
Op de hier beschrevene wijze vertoonen zich in het algemeen
de vuurbollen. — Uit de enkele waarneming laat zich weinig meer
dienaangaande afleiden. Wat wij verder daarvan weten is drieërlei
, en wel vooreerst datgene wat wij met zekerheid kennen; ten
tweede wat wij binnen bepaalde grenzen daarvan weten en ten
derde wat wij als waarschijnlijk kunnen achten. De volgende beschouwingen
zullen dit nader toelichten.
Letten wij in de eerste plaats op den w eg, dien deze ligchamen
doorloopen gedurende den tijd dat zij zigtbaar zijn. Daar het stoffelijke
voorwerpen zijn , zooals door het nedervallen van een groot aantal
bewezen is , moeten zij ook aan de wetten der aantrekkings- of
zwaartekracht gehoorzamen. Indien zij vóór hunne zigtbaarheid in
de ruimte rondzweefden, wordt de baan die zij doorloopen gestoord,
wanneer zij tot de aarde naderen , en die storing kan zoodanig zijn,
dat zij op onze planeet nederstorten. Indien het nu mogelijk ware om
de baan, die een vuurbol gedurende den tijd van zijne zigtbaarheid
doorloopt, met naauwkeurigheid te bepalen, dan zouden daaruit ook
gevolgen aangaande zijnen vroegeren loop kunnen worden afgeleid.
Wegens het onverwachte van het verschijnsel, en vooral om de groote
snelheid van zijne schijnbare beweging, is dit echter niet mogelijk en
men moet zich dus met weinig naauwkeurige bepalingen dienaangaande
14*