
nemen en uit het water verwijderen moge, toch kan men ónmogelijk beletten,
dat de stroomverbinding door het papier, de geleiddraden, de platinaplaten en
het ligchaam van den visch of het water, een oogenblik gesloten blijve. Dit
het geval zijnde, ontstaat er daarin, door de polarisatie van de platina uiteinden
, van de reophoren, die met de oplossing van iodkalium in aanraking
zijn, een stroom, in rigting aan de eerste tegenovergesteld, en deze is het die
de tweede, kleinere vlek doet ontstaan.
Ln.
Snelheid der beweging van vloeistoffen door naauwe buizen. — GRAHAM heeft
hierover, na de uitkomst van POISEUILLE te hebben bevestigd gevonden, dat
alcohol zich door haarhuizen het langzaamst beweegt, als hij zes aequivalenten
water bevat, vele nieuwe proefnemingen gedaan (Journal of the Chemical Society,
XV, 11 en daaruit in Cosmos, XXII, 154). Hij heeft gevonden, dat salpeterzuur
het langzaamst gaat, als het drie aequivalenten water bevat, behalve dat,
wat het bevatten moet om als vloeistof te bestaan, als dus zijne zamenstelling
beantwoordt aan de formule N H O* + 3 H 0. Zwavelzuur gaat 24 maal
langzamer dan water en toch gaat een mengsel van deze beide vochten, vooral
dat, hetwelk overeenkomt met de formule S H O4 + 3 H O, nog langzamer
dan zwavelzuur alleen. Azijnzuur gaat het langzaamst als het met water is
gemengd tot C* H4 O '+ 2 H 0 , boterzuur als het gemengd is tot C8 H8 O4 +
3 H 0. Graham heeft deze onderzoekingen nog niet geheel geëindigd.
Ln.
Endosmose van gassen en ontbinding van water. — Wanneer men, zegt H.
SAINTE CLAIRE DEVILLE in eene mededeeling aan de Académie des Sciences te
Parijs, zitting van den 2 Febr. 1.1., waterstof leidt door eene buis van on verglaasd
en dus poreus aardewerk (hoe lang en wijd de buis is, wordt in onze
bron niet opgegeven, evenmin als de hoeveelheid gas, die in gegeven tijd daar-
dóór gaat), dan verzamelt men aan het andere einde, waar de buis met behulp
van een verlengstuk onder water uitkomt, geen waterstof, maar enkel dampkringslucht,
waarvan de zamenstelling in drie proefnemingen gevonden werd:
I. II. III. ’
Zuurstof 21 20,9 20,8
Stikstof 79 78,1 78,2
100 100 100.
De waterstof verspreidt zich dus in de lucht, terwijl deze laatste in de buis
als ’tware opgezogen wordt, en dit, niettegenstaande de drukking van het gas
in de buis, die aan het einde steeds eenige duimen water moet verplaatsen,
steeds grooler is dan die daar buiten.
Wanneer men de poreuse buis nog door eene tweede, wijdere, die verglaasd
en dus voor gassen ondoordringbaar is, omringt en deze rondom behoorlijk
afsluit, dan kan men de binnenste buis omgeven met een gasmengsel van
willekeurige zamenstelling. Kiest men daartoe koolzuur, dat aan het eene eind
van de wijdere buis in-, en aan het andere uitstroomt, dan neemt men , zoodra
door de binnenhuis een stroom waterstof-wordt geleid, het verrassende verschijnsel
waar, dat de beide gassen door den poreusen wand heen als ’tware
van plaats verwisselen. Uit de buitenste huis stroomt dan namelijk bijna
zuivere waterstof, die daar ontstoken kan worden, terwijl uit de binnenste
buis bijna mets dan koolzuur komt, dat brandende ligchamen dadelijk uitdooft.
Deze zelfde toestel vertoont, als hij in een fornuis wordt gebragt, dat in staat
is hem tot 1100° a 1300° C. te verhitten, wat deville noemt de ontbinding
(dissociation) van het water (die GROVE reeds door gloeijend platina had te
weeg gebragt, Reft.) Leidt men namelijk, zoodra de beide buizen de verlangde
temperatuur hebben bereikt, water damp door de binnenste en koolzuur
door de buitenste, en vangt men het uit beide stroomend gasmengsel boven
potaschloog op, die het koolzuur opneemt, dan houdt men zuiver knalgas over.
Bij dien warmtegraad zijn dus de waterstof en de zuurstof van het water van
elkaar losgemaakt, ontbonden geworden , en de eerste is door den poreusen
wand naar buiten getreden, terwijl een gelijk volume koolzuur hare plaats bij
de zuurstof innam. Waterdamp wordt dus ontbonden bij eene temperatuur,
die zijn volume vertienvoudigt. j N
Werking op bet hart van den nervus vagus en den nervus sympathieus —
Wij hebben de kwestie over de genoemde zenuwen als zoogenaamde opheffings-
zenuwen (Hemmungsnerven) reeds nu en dan (b. v. 1858, bladz. 38, 1861
bladz. 63) aangerperd. Ten aanzien van de harlbewegingen staat tegenwoordig
de zaak ongeveer aldus. Prof. s c h if f vernietigde bij geiten en katten den
nervus accessorius aan beide zijden , zonder dat er versnelling der hartbewegingen
ontstond. Na twaalf dagen waren, terwijl de pols altijd normaal blee'f, de
takken, die de accessorius aan den vagus geeft, ontaard en dus niet meer prikkelbaar.
Nu kon de galvanisatie der beide vagi, ’t zij door zwakke, ’t zij door
sterke stroomen, de bartbewegingen niet doen ophouden. Echter volgde op
de doorsnijding dier zenuwen als altijd eene groote versnelling der hartslagen.
Sc h if f besluit, dat bij de vertraging der harlbewegingen alleen de accessorius
eene rol speelt, maar dat zijne verlamming die bewegingen niet versnelt,
terwijl de prikkeling der vagi alleen de harlbewegingen niet uitdooft, maar