
niet altijd in dien gemeenen, afzigtelijken vorm, dien het volksgeloof
daaraan gewoonlijk toekende. Er waren er enkelen, voor wie zij als
wetenschap, als hooge, verhevene wetenschap gold. Behalve dat de
eigenlijke magie, zoo als die in den lateren tijd in de Grieksch-
Romeinsche wereld door sommigen beoefend werd, onzen voorouderen
niet geheel onbekend blijven kon, vloeiden hun, daargelaten wat de
kruistogten daaraan zonder twijfel hebben toegebragt, nog de oorspronkelijk
Oostersche denkbeelden dienaangaande toe uit eene andere
bron, te weten uit Spanje. Onder de opvolgers van mohammed toch
begonnen ook de Arabieren met ernst en met uitstekend gevolg deel
te nemen aan het wetenschappelijk streven van hun tijd. Zij herstelden
de in 040 door amrou opgeheven school te Alexandrië en stichtten
andere geleerde scholen op de noordkust van Afrika, op Sicilië ,
maar vooral in Spanje.
Het is hier de plaats niet om over de ontwikkeling der Arabische
en Arabisch-Joodsche wetenschap, waarvan aristotei.es , maar in verbasterden
, met neo-platonisme verbonden vorm, weldra het rigtsnoer werd,
uit te weiden. Genoeg is het, dat de wetenschap, die de Arabieren
yan de Grieken hadden ontvangen , reeds een Oostersch-mythiscb neoplatonisch
karakter bezat, en dat zij in de verdere ontwikkeling er
van hun Oosterschen oorsprong niet verloochenden. Alle takken der
natuur-wetenschap werden door hen met vlijt beoefend, en de wetenschap
dankt hun in menigerlei opzigt veel. Maar met hunne astronomie
mengde zich astrologie, hunnne chemie was nog alchemie,
hunne physica althans gedeeltelijk magie , hunne geneeskunde ontving
inmengsels van die allen. En gelijk de alchemie , die slechts een tak
der wetenschappelijke magie is , in noordelijk Europa niet alleen uit
Italië, maar ook en vooral uit Spanje den aanstoot ontving, die haar
in de middeneeuwen zulk eene gezette en ijverige beoefening verzekerde,
en de astrologie met de astronomie door geheel Europa heen
de Spaansche Arabieren als leidslieden erkende, zoo drongen ook,
ofschoon in veel mindere mate, Oostersche magische denkbeelden uit
Spanje tot in het noorden van Europa door.
Daarvandaan, dat wij te midden van die tot het gemeene plebs der
magiërs behoorende toovenaars en heksen ook in de Germaansche
landen nu en dan eene figuur zien opdagen, grooter en edeler, en,
ofschoon gewijzigd door tijd en volkskarakter, meer herinnerende aan de
Oostersche Magiërs en aan de enkele navolgers van dezen onder de
Grieken, zooals b. v. apollonius van Tyana was. Van de zoodanigen
is faust de type. Over het geheel kwam de tooverij der Germaansche
volken, hoever zij dan ook in het uiterlijke van die der Grieken
verschild moge hebben, toch daarin met haar overeen, dat zij bij
beide volken, — daargelaten de oudste tijden, — over het algemeen
slechts door lieden van geringe ontwikkeling en weinig aanzien beoefend
werd, en de toovenaars en heksen niet alleen werden gevreesd
en gehaat om het kwade , dat zij deden of geacht werden te kunnen
doen, maar ook veracht werden. Maar ook bij beide volken sprak zich
de algemeene opinie geheel anders uit ten aanzien van die enkele zich
met tooverkunst afgevende personen , wier onbetwistbaar hooge ontwikkeling
en uitgestrekte kennis zich aan uiterlijk edeler vormen paarden.
Het verschil tusschen dezen en de gewone heksen en duivelskunstenaars
was dan ook zeer groot. Het is het verschil tusschen den grooten
arbaces uit Büi.WERS Pompeji, den gevreesden, maar geëerden wijze,
den in alle menschelijke en bovenmenschelijke wetenschap ervaren
magiër, die het beneden zich acht zijne kennis en magt anders dan
tot groote doeleinden aan te wenden, — en de verachte, bekrompene
en kwaadaardige heks van den Vesuvius, die slechts praktisch bedreven
is in zekere specialiteiten van het vak, die zij beoefent zonder er den
grond van te kennen. Het is het onderscheid tusschen den in de
wetenschap van zijn tijd volleerden en door zijne reizen veelzijdig
ontwikkelden apollonius van Tyana en den als een Zigeuner rond-
reizenden zoogenaamden Isispriester, die een ezel met een Isisbeeld
beladen voor zich heendrijft, aan de meisjes hare toekomstige minnaars
doet verschijnen, haar liefdedranken verkoopt en voor koppelaar
speelt. Het is de afstand tusschen faust , den geleerden , maar zelf-
denkenden en door de traditionele wetenschap van zijn tijd onbevre-
digden wijze, die wat hij langs den gebaanden weg niet verkrijgen
kan, op nieuwe onbegane wegen opspoort, — en de arme roodoogige
heks, die op een bezemsteel of een bok naar den duivelssabbath rijdt,
om daar met jonker Satan tè dansen en van hem kunstenarijen te
leeren, waarmede zij hare buren benadeelen en plagen kan.