
boven gezegd is. De eersten worden, bij jonge wortels althans, op
regelmatige plaatsen gevormd; de laatsten kunnen, wanneer de omstandigheden
daartoe gUDStig zijn, overal ontstaan. Beide worden gevormd
uit wortelknoppen, die uit den cambiumring ontspringen, aanvankelijk
als eene kleine opzwelling van dezen (fig. 4). Weldra worden in
dien knop de eerste vaatbundels gevormd, die zich als takken aan de
bestaande aansluiten. Nog voor dien tijd echter ziet men het eerste
begin van de wortelspits ontstaan. Deze ontwikkelt zich reeds binnen
het parenchym van den bestaanden wortel, het daaraan grenzende en
vooral het onmiddellijk daar buiten liggende schorsparenchym sterft
af, terwijl de wortelmuts vooruitschuift, en eindelijk, gewoonlijk met
een deel van dit afgestorven parenchym aan den top bedekt, uit den
hoofdwortel doorbreekt. Men ziet dit verschijnsel duidelijk bij over-
F ig . 14. langsche doorsneden van jonge wortels, alwaar
men bij eene zelfde plant alle trappen daarvan
kan nagaan.
Aan den wortel ontwikkelen zich bij inlandsche
planten gewoonlijk alleen wortelknoppen, gelijk
aan den stam stamknoppen. Maar wanneer de on-
deraardsche wortel boven den grond wordt ge-
bragt en dus onder andere omstandigheden komt,
dan kan hij ook de verrigtingen van den stam vervullen
en adventief-stamknoppen maken. Men ziet
dit bij een tal van inheemsche boomen, b. v. bij
den berk. Zoo is het ook een bekend verschijnsel
, dat verwondingen aan den stam van boomachtige
Monocotyledonen luchtwortels doen ontstaan
op de gewonde plek. Men treft dit aan O verlangscne doorsnede
der w ortelspits van eene bij Palmen, maar ook bij Yucca, Dracaena en an-
der°natuür)VerSr00t dere boomachtige Liliaceen. Omgekeerd kan de
stam ook wortelknoppen vormen, wanneer hij onder den grond of in
het water gebragt wordt. Hierop berust eene welbekende handelwijze
der tuiniers om planten te vermenigvuldigen, namelijk door stekken.
Een der sprekendste voorbeelden hiervan is wel een wilgentak, dien
men in grond of water plaatst. Deze maakt alras uit den stam een
aantal adventiefwortels.
Zoo in onze kassen eene plant een langen spilligen stam heeft
gevormd zonder bladeren , dan kan men de plant een meer gewenscht
voorkomen geven, door op de verlangde hoogte adventiefwortels te
doen ontstaan. Men behoeft daartoe slechts op die plaats eenige insnijdingen
te maken en de gewonde plek met aarde te omgeven,
door een in twee helften gespleten bloempot met aarde gevuld hierom
te bevestigen. Na eenigen tijd zijn in de aarde een aantal gezonde
wortels ontstaan en men kan nu het boveneinde met zijne adventiefwortels
afsnijden en verpotten. Men verkrijgt dan dikwijls twee
stammen, die beide voortgroeijen.
Wanneer echter eenmaal een stam- of een wortelknop met zijne
eigenaardige kenmerken is aangelegd, dan wordt deze knop niet meer
veranderd, maar groeit, óf volgens zijne bestemming voort, öf sterft
af, wanneer de omstandigheden geheel veranderd worden.
In dezen zin moet ook het verhaal worden opgevat van boomen
(zoo als b. v. de Spanjaardslaan in den Haarlemmerhout), die omgekeerd
zouden zijn, zoodat hun tegenwoordige stam eenmaal wortel,
en hun wortel eenmaal stam zou geweest zijn. Indien dergelijke om-
keering werkelijk heeft plaats gehad, hetgeen door sommigen betwijfeld
wordt, dan kunnen de boomen niet anders in leven gebleven zijn,
dan doordien de takken, onder den grond gebragt., adventiefwortels
gemaakt en de verhoute wortels (want de jeugdige doen het niet), in
de lucht geplaatst, adventief-stamknoppen gevormd hebben.