
do lijnen des handpalms en de vlekken der nagels (Cheiromanteia), — uit
do bewegingen van eene op een spits voorwerp in evenwigt gestelde
of aan eene koord hangende zeef (Coscinomcinteia), het waarzeggen met
dobbelsteenen , witte en zwarte boonen, kleine met letters beschrevene
of half afgeschilde stukjes hout, — uit hetgeen men in een spiegel zag,
— uit de eerst opgeslagen plaats van een dichter, waartoe bij de Romeinen
later virgilius veel gebruikt werd, — al deze soorten van
waarzeggerij en nog meer andere waren bij de Grieken veelvuldig
in zwang.
Aan deze waarzeggerij sluit zich de voorspelling van de veranderingen
in het weder en van andere natuurverschijnselen, waarin
eenige der oudste Grieksche wijzen, pherecydes, anaxjmander en
anderen, gezegd werden zeer bedreven geweest te zijn. Maar men
ging verder. De raadselachtige abaris had niet alleen wind weten
te voorspellen, maar ook de magt gehad om winden naar verkiezing
te doen opsteken. P ythagoras, epimenides en empedocles hadden
niet slechts aardbevingen voorspeld, maar ook bewerkt. Nog onder
constantinus den Grooten werd de wijsgeer sopater ter dood ge-
bragt, omdat hij de winden aan banden gelegd en daardoor een
hongersnood veroorzaakt had. Nog anderen riepen bliksem, donder
en hagel te voorschijn; wederom anderen, — en dit was eene kunst,
waarin vooral de heksen bedreven waren , — konden door bezweringen
de sterren verduisteren en zelfs de maan van den hemel aftrekken.
Zich onzigtbaar te maken of zich op eene onbegrijpelijke wijze
plotseling op eene plaats te vertoonen, ver verwijderd van die, waar
men een oogenblik te voren was, — deze kunsten behoorden ook tot
de in Griekenland aan sommige personen toegeschrevene vermogens.
Abaris , wiens naam ik zoo even noemde, en apollonius van Tyana
vermogten, zeide men, het laatste.
Geestenbezweringen, vooral ter ondervraging van afgestorven personen
over dingen, die men dacht dat zij alleen weten konden, waren
veel in zwang. Reeds zeer vroeg had men zich, zoo beweerde men,
daarmede opgehouden ; orpheus riep door bezweringen zijne gemalin
EURYDiCE uit de onderwereld op, en bij homerus bezweert odusseus
de schimmen der voor Troje gevallen helden. De grammaticus apion
riep de schim van homerus, apollonius van Tyana dien van achilles
op, ja de Lacedaemoniers lieten door Thessalische doodenbezweerders
de schim van pausanias oproepen. Zelfs waren er reeds van ouds
bepaalde doodenorakels, b. v. in Epirus aan het meer Aornos, waar
ORPnEus zijne reeds genoemde bezwering had verrigt, te Heraklea in
Pontus, te Phigalia in Arkadie, en aan het meer Avernus in Groot-
Griekenland. Eene soort van geestenbezwering was d ie, waardoor
men de ziel eens pas .afgestorvenen weder in het ligchaam kon doen
terugkeeren voor zóó lang als men ter zijner ondervraging noodig
oordeelde. Het was echter alleen door groote kracht van bezweringen
dat dit geschieden kon en de geest gedwongen kon worden om,
ofschoon noode en met tegenzin, op de gedane vragen te antwoorden.
Deze wijze van waarzeggen, die vrij algemeen zeer verfoeid werd,
schijnt zeer bepaald van Oosterschen oorsprong te zijn en in verband te
staan met die andere Oostersche , waarbij men een gebalsemd menschen-
hoofd tot spreken noodzaakte. Sommigen beweren, opdat ik dit hier
in het voorbijgaan aanmerke, dat de Theraphim der Hebreën zoodanige
gebalsemde kinderhoofden waren. De voorspellende hoofden of androï-
den, waarvan wij lezen dat zij in eenige Grieksche tempels voorhanden
waren, waren van hout of metaal.
Van zeer enkelen, b.v. van asclepiades , empedocles, apollonius
van Tyana, werd verhaald, dat zij in den eigenlijken zin dooden
hadden opgewekt. Zoo iets behoorde echter tot de zeldzaamheden.
Om niet te gewagen van amuletten en andere bijgeloovige voorbehoedmiddelen
, zoo waren genezingen door toovermiddelen onder de
Grieken aan de orde van den dag. De populaire geneeskunde en die der
kwakzalvers onder de artsen was rijk aan allerlei bijgeloovige praktijken.
Daartoe behoorden eene menigte van zoodanige middelen, die in latere
eeuwen sympathetische genaamd werden, van ceremoniën, en vooral
van bezweringen, vergezeld van oplegging der handen en bestrijkingen
van het zieke deel. Die bezweringen bestonden vaak slechts in het
prevelen van niets beteekenende of althans ook voor den bezweerder
onverstaanbare woorden; een voorbeeld van een echt Grieksch bezweringsformulier
kan ik niet geven, en vergenoeg mij dus eene
bezwering mede te deelen, die volgens den Romein cato zeer