
dit besluit te wettigen. Hij voederde gedurende 124 dagen een duif met
erwten, waarvan het stikstofgehalte naauwkeurig bepaald werd. Dit bedroeg
in het geheel 149,4 gram. In de verzamelde urine en faeces werden 145,9
gr. stikstof teruggevonden; doch de duif was intusschen 70 gr. zwaarder geworden.
Aangenomen zijnde, dat deze gewigtsvermeerdèring in eiwitachtige
stoffen bestond, dan zijn daarin 2.4 gr. stikstof bevat, zoodat derhalve de
geheele hoeveelheid daarvan 148,3 gr. bedroeg. (Arm. d. Chem. u. Pharm. ,
1863, II Suppl., H. 2 , p. 238). Hg.
Eene vermoedelijke phosphorescentie. — Een photograaph, de heer M. GAUME,
heeft herhaaldelijk opgemerkt, dat, wanneer hij des namiddags eene photo-
graphie maakte van een gebouw of ander voorwerp, dat gedeelte, hetwelk
des morgens door de zon beschenen was, maar op het oogenblik zelf in de
schaduw was, een merkelijk sterkeren indruk maakte dan andere gedeelten,
welke voortdurend in de schaduw waren geweest, in weerwil dat de verlichting
van beiden tijdens het maken der photographie even sterk was. Hij vermoedt
, dat de oorzaak van dit verschil moet gezocht gorden in de nog
voortgaande phosphorescentie van vroeger door de zon beschenen ligchamen en
beroept zich daarbij op de bekende proeven van niepce de saint-yictor (Les
Mondes, 1863, p. 200). Hg.
Koolstof en koolwaterstof in een aërolith.B-Voor eenigen tijd ontdekte WöHLER
sporen van beiden in twee aërolithen , waarvan de eene gevallen was te Kaba
in Hongarije, de andere in Zuid-Afrika. Een nieuw dergelijk feit wordt thans
medegedeeld door BOSCOë , die eene naauwkeurige analyse heeft gemaakt van een
stukje van den beroemden aërolith van Alais. Hij vond daarin, behalve eene
aanmerkelijke hoeveelheid koolstof, vermoedelijk in den toestand van graphit,
i procent van een hydroearburetum, dat zich als naaldvormige kristalletjes
afzet, wanneer de massa met ether wordt behandeld, en ruim 1 proc. vrijen
zwavel, dat bij verdamping van den ether als octaëdrische kristalletjes achterblijft.
Te oordeelen naar het smeltingspunt, zoude het hydroearburetum
overeenstemmen met de zoogenaamde minerale was, die kraus in den bruinkool
van Uznach heeft ontdekt, waaraan hij den naam van Kontite heeft gegeven,
en welke uit gelijke aequivalenten koolstof en waterstof bestaat en bij 114°
smelt. Op onze aarde ontstaan de koolwaterstofverbindingen alleen onder den
onmiddellijken of verwijderden invloed van het leven. Bestonden er dus ook
levende wezens op de ligchamen, waarvan de aërolithen een deel hebben
uitgemaakt? (Les Mondes, p. 121).
Hg.
wetenschappelijk bijblad. 67
Verandering der toonhoogte door geleiding. — De heer SIDNEY RINGER, vroeger
assistent aan het University College te Londen, had waargenomen, dat de
toonhoogte van het hartgeruisch verschilt al naar gelang van den aard van
het den toon geleidende ligchaam. Dit gaf hem aanleiding tot het doen van
eenige onderzoekingen daaromtrent met verschillende stoffen. De wijze,
waarop de proef in het werk werd gesteld, was in het algemeen de volgende.
Een stemvork werd eerst, zonder in aanraking met een resonerend
ligchaam te zijn, digt aan het oor gehouden, daarop geplaatst op en eindelijk
achter de te onderzoeken stof , zoodat het geluid daardoor heen gehoord werd.
Al naar gelang van den aard der stof, d. i. al naar gelang deze vast, vloeibaar
of gasvormig was, werden kleine wijzigingen in de proef gemaakt,
welke wij hier kortheidshalve voorbijgaan. Bij verscheidene der proeven was
Dr. wijlde, directeur van het philharmonisch gezelschap, tegenwoordig.
De uitkomsten dezer'proefnemingen, kort zamengevat, waren de volgende.
Alle soorten van hout verlagen den toon, dennenhout het meest. Ook door
ivoor wordt de toon verlaagd. Glas en ijzer verhoogen daarentegen den toon.
Door de spierzelfóüindigheid van het hart wordt de toon verlaagd, door huiden
bindweefsel verhoogd.
Alle vloeistoffen verhoogen den toon, doch in verschillenden graad: water
minder dan alkohol en ether; eene oplossing van koolzure soda in water
verhoogt den toon des te meer naar mate de hoeveelheid opgeloste koolzure
soda grooter is; zwavelzure baryt, in water zwevende, vehoogde den toon
meer dan eenig ander vocht.
In de lucht klimt de toonhoogte in verhouding met den afstand. De echo van
een musikalen toon is hooger dan deze.
Ter verklaring der bovengenoemde verschijnselen doet S. R. opmerken, dat
alle zelfstandigheden, die den toon verlagen, poreus zijn, zoodat er daarin
vermoedelijk herhaalde terugkaatsingen plaats grijpen, waardoor interferentiën
ontstaan, die het aantal der trillingen verminderen. Wat de verhooging van
den toon betreft, zoo gaat deze, waar zij plaats grijpt, steeds gepaard met
eene vermindering der toonsterkte, of, met andere woorden, hoe slechter
geleider eene stof voor het geluid is, des te meer verhoogt zij den toon.
Zwakke toonen worden meer verhoogd dan sterke. (Proc. of the Roy. Soc.,
X , p. 276; Ann. d. Phys. u. Chem., 1863, CXV1II, p. 636).
Hg.
Bestijging van het Camerun-gebergte in westelijk Afrika||||t Onlangs is dit
gebergte, dat in de nabijheid van de linie gelegen is, voor het eerst bestegen
door den bekenden Engelschen reiziger R. burton en den Duitschen