
oorzaak van de overstrooming van den Orinoco, welke overstrooming
aan den mond der rivier in September haar maximum bereikt. Is de
gordel in het begin van Februarij in zijne zuidelijkste stelling, dan
ontvangen de stroomen, die zich in de Amazonen-rivier uitstorten,
zoo veel water, dat die rivier buiten hare oevers tr e e d te n die overstroming
klimt aan den mond der rivier omstreeks het laatst van
Maart tot haar hoogste punt.
Ter plaatse van het zuidelijkst gedeelte van het meerNyanza, weten '
wij , dat de regentijd van November tot April duurt. Naar aanleiding
van'hetgeen wij van de verplaatsing van den regengordel in meerbekende
streken der aarde weten, mogen wij veilig aannemen, dat in
dat gedeelte van Afrika die gordel van Mei tot November tusschen de
paralellen van omstreeks 5° en 17° N. Br. moet gelegen zijn. En nu
ligt vooral tusschen deze breedten het groote stroomgebied , waaruit de
Blaauwe Nijl en de rivieren, die aan hem schatting betalen, het water
wegvoeren, — een gebied, dat bijna geheel Abyssinie omvat, — benevens
verscheidene aanmerkelijke stroomen, die zich in den Witten
Nijl uitstorten. Dus moet de ontzaggelijke hoeveelheid regen , die in
den regentijd in deze streken valt, eene overstrooming van den Nijl
veroorzaken, even als dit met den Orinoco en de Amazonen-rivier het
geval is. Het midden van den regentijd valt, volgens het boven
gezegde, omstreeks het begin van Augustus; de grootste hoogte van
de overstrooming der lagere gedeelten des Nijls heeft plaats omstreeks
het begin van October. Dus heeft het water ongeveer twee maanden
noodig om naar de monden des Nijls te stroomen, een tijd, die zeer
goed overeenstemt met hetgeen men bij andere rivieren waarneemt.
De bron van den Nijl, of enkele der zich in hem uitstortende
rivieren, moeten zóó ver zuidelijk liggen, dat zij zich in den tijd van
November tot Mei in de streek van de zuidelijke plaatsing des regen-
gordels bevinden, anders zou de Nijl, die meer dan 1000 mijlen door
eene op dezen tijd den regen ontberende streek vloeit, dan geen
water kunnen ontvangen. Dit pleit voor het gevoelen, dat de Nijl zijne
eigenlijke bron in het meer Nyanza heeft, dat evenwel, naar het gevoelen
van eerrel, slechts in staat is den Nijl in den tijd van laag
water te voeden, D. L.
SALOMON DE CATJS.
Deze merkwaardige man, die in zijnen tijd als wis-, natuur- en
bouwkundige' veel naam heeft gemaakt, werd in den jare 1576 uit
protestantsche ouders geboren, yermoedelijk te Dieppe of in hare
omstreken, of volgens anderen te Blois in Normandië, welk laatste
echter minder waarschijnlijk is. Van zijn leven en zijne bedrijven is
niet veel bekend geworden; het weinige, dat wij daarvan weten, is
door zijne eigene hand opgeteekend en wordt gevonden aan het hoofd
van zijne geschriften, hetzij in de opdragt aan vorstelijke personen,
hetzij in de voorberigten aan zijne lezers. Naar men zegt, gaf hij in
zijne vroege jeugd reeds blijken van een gelukkigen aanleg voor de
wis- en natuurkundige wetenschappen, inzonderheid voor de werktuigen
waterbouwkunde, die zijne geliefkoosde studiën waren. De werken
van ARCHIMEDES, euclides en viTRUVius dienden hem daarbij hoofdzakelijk
tot gids. Door reislust aangespoord, verliet hij op jeugdigen
leeftijd zijn vaderland met het doel om aan vorsten, tot zijn geloof
behoorende, zijne diensten als ingenieur aan te bieden. Aanvankelijk
reisde hij naar Londen, waar wij hem in 1612 aantreffen als teeken-
meester bij prins hendrik , die in datzelfde jaar overleed. Later
begaf hij zich naar Duitschland, waar de_ keurvorst van den Paltz,
erederik V, hem tot ingenieur en directeur zijner gebouwen en tuinen
aanstelde. In deze betrekking schijnt hij zich met der woon te Hei-
delberg gevestigd te hebben; althans wordt aldaar, volgens opgave
van J. C. POGGENDOREF ‘) , in het kabinet of de verzamelings-galerij
van oudheden zijn afbeeldsel en eene beknopte biographie gevonden.
Na voornoemd ambt eenige jaren te hebben waargenomen, keerde hij
in 1624 naar Frankrijk terug en vestigde zich te Parijs, waar hij
van koning lodewijk XIII eene aanstelling ontving als ingenieur en
architekt van de vorstelijke gebouwen. Dit laatste blijkt uit het
') Zie zijn Smdwörterbueh mr Geschichle der exacten Wissenschaften, erste liefe-
rung, S. 404.