
jij
70 NEDERLANDSOH-FRANSCHE EXPEDITIE DOOR DE BINNENLANDEN
•
matrassen, moet laten voortroeijen. Ik benijd in geenen deele hem,
die uit vrees, dat het rivierwater hem nadeelig zou kunnen zijn, alleen
seltzer-water of limonade drinkt; volg ik echter eene eenvoudige levenswijze
en ben ik niet bang voor den invloed van het weder, dan
geloof ik het schoone in de natuur beter en zuiverder te begrijpen.
Twee Arowakken en een Karaiber waren mijne roeijers; om de planten
te droogen had ik een koperen plaat medegenomen, welke door damp,
dien men in een gesloten pot voortbragt, verhit werd. Op deze wijze
was het mogelijk de over dag verzamelde planten eiken avond te droogen,
hetgeen op de gewone manier eene bezwaarlijke, bijna onuitvoerbare
taak is.
Op den 9 September voeren wij des middags naar St. Louis, een
half uur aan de overzijde der rivier gelegen, waar wij aanlandden op
het oogenblik dat de priester, na voorafgaande mis, de gezamenlijke
vaartuigen, voor de Fransche expeditie bestemd, had ingewijd. Het was
een eigendommelijk gezigt deze talrijke, met de vlaggen van beide
volken versierde booten, met roode en zwarte menschen bemand, het
gewoel der graauwkielen (gedeporteerden) aan den oever en het gedrang
van officieren , gendarmen en soldaten bij het afscheid nemen aan
de aanlegplaats. Onder salvo’s van geweer- en enkele kanonschoten
voeren wij af, terwijl nog eenige officieren van St. Laurent tot aan den
digtst bij gelegenen Indianenpost ons uitgeleide deden. De Fransche
expeditie had insgelijks 5 booten, ieder met een linnen dak overdekt
en beladen met levensmiddelen enz., die zeer doelmatig in zinken
doozen ingepakt waren. Elk lid der commissie had zijne eigene boot
en eenen bediende, terwijl twee soldaten over het geheel het toezigt
hielden; een Fransche mulat en een Braziliaansche kleurling waren
aangenomen als tolken; de overige equipage bestond uit 1 kok, 3
Manna-negers en 21 Bonni-negers, zoodat de geheele Fransche expeditie
35 personen telde.
Om half vier vertrokken zijnde, landden wij reeds na verloop van
een uur bij Magrli, een Indiaansch dorp, aan den Nederlandschen
oever gelegen, waar noodzakelijk een avondmaaltijd moest worden gehouden
om datgene, wat door den priester was ingezegend, nu ook
van zijne stoffelijke zijde te beproeven. De spijzen waren spoedig
uitgepakt, het fornuis geplaatst en de twee koks in de weer om ons
een deftig avondmaal te bereiden, dat dan ook bij het vallen van den
avond op de medegebragte tafel, onder bananen en meloenboomen,
waaraan men veelkleurige lampen ter verlichting had gehangen , werd
opgedragen. De prachtige sterrenhemel verhoogde het genot van dezen
maaltijd in de open lucht; allen waren even vrolijk en verheugd door
het vooruitzigt op de reis. In de hutten en tusschen de hangmatten
der Indianen hingen ook wij de onze op, en niet lang na 10 uur
waren allen in diepen slaap. Den volgenden morgen vervolgden wij
na het gebruiken van een kop koffij onze reis, die echter slechts
langzaam vorderde, daar de topographen het midden der rivier moesten
houden om de strooming te bepalen; de breedte werd op verscheidene
plaatsen door middel van een mikrometer gemeten. Tot het
waarnemen der geographische ligging, naar de zon en de sterren berekend,
waren uitstekende werktuigen, waaronder 3 chronometers,
enz. voorhanden; in het algemeen hadden beide regeringen het aan
niets laten ontbreken.
De oevers van de Maroni zijn, evenals de overige rivieren van
Guyana, met digte bosschen begroeid ; de afwisseling die het landschap
derhalve ondergaat is gering; het is niet het schilderachtige of woest
romantische ijvidat men in Brazilië of in andere tropische gewesten bewondert,
waar óf de natuur door de kuituur verdrongen wordt óf
naakte rotsen en onvruchtbare gebergten door weelderigen plantengroei
worden afgewisseld. Het zijn steeds dezelfde met boomen, palmen,
struiken en slingerplanten begroeide oevers, die onmiddellijk in het
water wortel schieten of wier takken er door bespoeld worden. Dezelfde
vegetatie, wier verschillende vormen van bladeren, tinten van
groen, verscheidenheid en pracht van bloemen het oog in verrukking
brengen, is echter bij eene langdurige reis, daar het geheel steeds
denzelfden indruk te weeg brengt, eenigzins eentoonig. Bij de Maroni
vindt men niet, zooals bij de andere rivieren van Suriname, een door
de zee overstroomden grond, dien de Hollanders bij het aanleggen
hunner plantaadjes zich zoo zeer ten nutte wisten te maken; het land
is hooger en zandig reeds aan den mond der Maroni, die, bijna
door groote zandbanken gesloten, het aan het zeewater moeijelijk