
of geelgroene kleur is daaraan eigen, en zelden overschrijdt het de
lengte van 7 millimeters.
De mannelijke bloemen (fig. 12 d ), die onaangenaam rieken, hebben
in haar midden eene rolronde of bijkans vierkante zuil (2), die
in een rond ligchaampje eindigt, waaraan de 8, 12 of 16 helmknop-
pen (h) in een krans bevestigd zijn. Bij de vrouwelijke (fig. 12 b)
vindt men op dezelfde plaats een gesteelden of ongesteelden, lang-
werpigen en vijfzijdigen stamper (ij), waaraan men wel een eijer-
stok (tj) en vier stempels (s), maar geen stijl onderscheiden kan.
Gene is vierhokkig en bevat zeer vele eitjes. Na de bevruchting
verandert hij in eene doosvrucht, die met vier kleppen openspringt,
(fig. 131, waarvan elke op haar midden eene lijst draagt, die tot
aanhechting dient van de uiterst fijne ,
vliezige en als gevleugelde zaadkorreltjes /•
(fig, 14). Deze laatsten brengen bij de
kieming twee zaadlobben voort (fig. 5 22).
De vraag: welke verwantschap er tus-
schen de Nepenthessen en andere plantengroepen
bestaat, is in den laatsten tijd
in dien zin beslist, dat men haar (de
Nepenthessen), in het natuurlijk stelsel,
wél in de onmiddellijke nabijheid der
Aristolochieeën of Pijpbloemigen geplaatst,
Openge- maar t°ch tot eene afzonderlijke familie
Fig. 13.
sprongen zaaddoos vereenigd heeft. Deze familie bevat eener Nepenthes, ver- j slechts Z^aa8d-k o1rr4e. l groot (naarkorthals). één geslacht (Nepenthes) en heeft daar- eener Nenaar
dan ook den naam van Nepenthaceeën bekomen. vergroot
Het aantal soorten van Nepenthes zal ongeveer 20 be- (naar ,
dragen. Zij worden, al naardat hare bloemen tot trossen
dan wel tot pluimen vereenigd zijn, en naar mate de hoogere bekers
van kammen voorzien zijn of niet, in kleinere groepen verdeeld.
De meesten daarvan behooren op Sumatra te huis, een kleiner getal
op Banka en Borneo, en een nog kleiner op de andere vroeger genoemde
eilanden. Voor zoo ver ik zulks uit de ter mijner beschikking
staande werken konde opmaken, leveren Madasgascar, Ceylon en Cele-
bes ieder slechts ééne, hun alleen eigene soort van N. op; terwijl
er op Borneo twee en op Sumatra zes verschillende soorten
aangetroffen worden, die elders ontbreken. De niet onder deze
11 begrepene soorten komen op twee of meer eilanden te gelijk
voor.
In botanische tuinen en andere aan planten.-kultuur gewijde instellingen
vindt men slechts een gering getal soorten vertegenwoordigd,
en wel bepaaldelijk : N. Raffiesiana , phyllamphora , destillatoria
en laevis (gradlis kthls. ?), In de laatste jaren is dit viertal nog
met eene vijfde vermeerderd,, en wel met N. villosa. Deze soort is
in alle opzigten prachtig te noemen en laat dan ook, wat de schoonheid
en de grootte harer bladen en bekers betreft, de overige soorten
verre achter zich. Alleen .V. Hajjlesiana kan hapr eenigermate
worden ter zijde gesteld. In de F loredes Serres van van houtte
vindt men (deel V I , pl. 213, en deel X III, pl.' 1304) beide laatstgenoemde
soorten in schitterende kleuren afgebeeld.
Men vermenigvuldigt de Nepenthessen èf door afleggers óf door
zaad. Daar men echter in tuinen van ééne en dezelfde soort meest
slechts öf mannelijke of vrouwelijke exemplaren, zelden echter beide
te gelijk bezit, zoo is het duidelijk, dat de vermenigvuldiging door
afle§gers regel , die door zaad uitzondering is. Versch ingevoerd zaad
laat zich echter ook vrij gemakkelijk tot kieming brengen.
Gaan wij thans over tot de beschouwing van het geslacht Sar-
racenia.
(Wordt vervolgd).