
De verkregene photographieën waren gedurende de vergadering der
British Association ten toon gesteld; zij waren keurig uitgevoerd;
een paar grootere dienden bij de lezing van professor airy.
De kosten van deze geheele onderneming bedroegen ^ 512, zoodat
er, na aftrek der 150 van de Royal Society, nog 362 ten laste
van professor warren de la rue zelven overbleven.
Het voorgaande, dat thans eerst konde geplaatst worden, benevens
bet stukje: »Vorderingen in de photographische afbeelding van hemelligchamen”,
voorkomende in den vorigen jaargang, zijn opgesteld toen de
aangename herinneringen aan de meeting der British Association te
Manchester, aan de gulle gastvrijheid en aan de vriendelijke onderscheiding
nog versch in het geheugen waren. Die meeting zal dan ook
door hare leden wel niet worden vergeten. Sedert is het Report
daarvan in het licht verschenen, en kan men dit tot nadere inlichting
raadplegen.
D. B. D. H.
DTJITSCHE PRINSES;
DOOR
J. VAN DER HOEVEN.
In onze eeuw, en vooral in de laatste jaren, is het aantal van boeken
, waarin men poogt de kennis der natuur op eene algemeen bevattelijke
wijze voor te dragen, op eene verbazende wijze aangegroeid.
Plet is misschien geoorloofd te betwijfelen, of met dit aantal populaire
geschriften ook de kennis der natuur in dezelfde evenredigheid onder
het algemeen toegenomen is. Wanneer men overigens ook al geneigd
moge zijn om de aangewende pogingen, wat hare strekking betreft,
goed te keuren, zou het echter mogelijk zijn, dat de wijze, waarop
die pogingen veelal werden in het werk gesteld, minder bijval verdiende.
Het is althans niet te ontkennen , dat vele schrijvers, die de
taak op zich nemen van wetenschappelijke onderwerpen zóó te behandelen,
dat de oningewijde lezer nuttig onderrigt in hunne werken
vinden kan, niet genoegzaam schijnen te hebben nagedacht over de
pligten, die deze taak hun oplegt, en over de eischen, waaraan zij
moeten voldoen. — Het eerste, ’tgeen men met regt van elk verwacht,
die anderen begeert te onderrigten, is dat hijzelf de wetenschap
zich eigen gemaakt heeft, waarover hij spreken of schrijven wil.
Het is noodeloos de waarheid hiervan met vele woorden te be-
toogen, en het schijnt bijkans overtollig dezen eisch te vermelden.
Maar hetgeen wij dikwerf zien gebeuren, is nogtans met deze eenvoudige
opmerking volkomen strijdig. De populaire boeken over
natuurkundige onderwerpen worden voor een groot gedeelte geschreven
door de zoodanigen, die slechts eene zeer sobere mate van kennis
bezitten en aan wien het beter voegen zou nog onderrigt te ontvangen
dan als onderwijzers van anderen op te treden. Het is niet
genoeg dat een schrijver met twee of drie boeken, uit welke hij