
voegt er eene opmerking bij, die wel de aandacht verdient. Het meest in
het oog loopend verschil tusschen Archaeopteryx en de vogels van het tertiaire
en van het hedendaagsche tijdperk is het aanzienlijk getal (20) van vrije
staartwervels, terwijl daarentegen het bekken en heiligbeen weinig ontwikkeld
zijn. Dit nu herinnert den embryonalen toestand der tegenwoordig levende
vogels. Een jonge struisvogel heeft 18 tot 20 staartwervels. Eerst gedurende
de verdere ontwikkeling worden eenige der voorste staartwervels tot bestand-
deelen van het bekken-heiligbeen. Zoo zoude derhalve Archaeopteryx den
embryonalen vorm van latere vogels voorstellen, evenals dit reeds opgemerkt
is ten aanzien van vele andere, in vroegere tijdperken geleefd hebbende dieren,
waarin men vormen terug vindt, welke bij hedendaagsche dieren slechts voorbijgaande
gedurende het vruchtleven bestaan.
O wen vergelijkt de verandering in het maaksel van den staart, die hier wordt
waargenomen, met eene dergelijke verandering in den staart der visschen , die,
aanvankelijk alle heterocerk, later ook homocerk zijn geworden.
Nog stippen wij hier aan, dat in The Intcllectual Observer, December 1862, eene
afbeelding van dit fossiel door woodward is gegeven. Hg.
Een nieuwe Chlamydophorus. — Van dit merkwaardige zoogdierengeslacht,
waarvan tot dusverre slechts eene enkele, in Chili te huis behoorende soort
bekend was, heeft onlangs burmeister, thans Directeur van het museunrte
Buenos Aires, eene tweede soort beschreven, die leeft aan den voet der Cor-
dillera’s m Bolivia, maar ook aldaar uiterst zeldzaam is, zoodat het zelfs aan
de inwoners onbekend was, ofschoon deze het geluid, dat het dier in zijn
onderaardsche verblijf maakt en dat gelijkt op het geschreeuw van een pas
geboren kind, dikwijls gehoord hadden. In uitwendige gedaante gelijkt de
nieuwe soort, die burmeister Ch. reiusus noemt, zeer op den reeds bekenden
Ch. truncatus, doch zij is ongeveer de helft grooter dan deze, en verschilt
er voorts van door de beharing, die uit kort, eenigzins kroes wolhaar bestaat
, hetwelk aan de buitenzijde der voorpooten geheel ontbreekt. Een gewig-
tig verschil is vooral, dat het pantser, hetwelk bij Ch. truncatus vrij langs de
zijden des ligchaams afhangt, bij Ch. returns vast aan de huid zit, zonder
spoor van vrijen rand. Ook gaan de pantsers van den kop én van den romp
niet, zooals bij Ch. truncatus, onafgebroken in elkander over, maar het eerste
is van het laatste duidelijk gescheiden en eenigzins anders van maaksel. Voor
eene nadere beschrijving van dit zonderlinge dier verwijzen wij naar het oorspronkelijke
geschrift, dat onlangs in de Abhandlungen der Naturforschende Geselschaft
zu Halte, Bd. VII, verschenen is.
Hg.
Opslorping van zuurstof door kool. — In eene mededeeling aan de Royal
Society te Londen, in hare zitting van 24 Jan. 1863, komt de heer angus
SMITH aangaande dit onderwerp lot de volgende uitkomsten:
1°. De kool slorpt bij gewonen warmtegraad zuurstof op uit mengsels van
deze met stikstof en met waterstof. 2°. Deze opslorping duurt gedurende ten
minste eene maand voort, hoewel de grootste hoeveelheid gas opgenomen wordt
in weinige uren of zelfs in eenige seconden, al naar de hoedanigheid der kool.
3°. Waterstof, stikstof of koolzuur worden in dienzelfden tijd niet opgeslorpt. !)
4". De hoeveelheid van het opgenomen gas schijnt ook van de diglheid van dit
laatste afhankelijk te zijn, maar niet daarvan alleen, en zonder op eenige eenvoudige
wijze daarmede zamen te hangen. 5°. Als men de opgeslorpte zuurstof
door verwarming uit de kool tracht te verwijderen, dan vormt deze reeds
koolzuur op eene temperatuur van 100° C. of daar beneden. 6° De verschillende
koolsoorten hebben een zeer onderscheiden opslorpings-vermogen, voor zuurstof
is dat van dierlijke kool veel grooter dan van houtskool. 7". Kool, die
stikstof of waterstof heeft opgeslorpt, met een ander gas in eene afgesloten
ruimte in aanraking gebragt, laat het opgeslorpte gas vrij worden, maar
neemt daarentegen van het andere gas zooveel meer op, dat de spankracht van
het gasmengsel daardoor spoedig om 20 m. m. kwik verminderd wordt. 8°.
Water verjaagt kwikzilver uit de poriën van kool met eene verbazende snelheid.
Ln.
Een nieuwe en zeer gevoelige differentiaal-thermometer. __ JOULE (Proceedings
of the Litterary and philosophical Society of Manchester, Maart 1863, en daaruit
Philosophical Magazine, April 1863, bl. 520) zegt hieromtrent het volgende:
Voor eenige jaren merkte ik de storende werking op van luchtstroomen op
de rigting van zeer bewegelijk opgehangen magneetnaalden en uitte ik daarbij
het denkbeeld, dat deze misschien eens een zeer gevoelig herkenningsmiddel
voor temperatuur-verschillen zou kunnen opleveren. Ik heb dezer dagen dit
denkbeeld in praktijk gebragt en daarbij uitkomsten verkregen, die mijne verwachting
overtroffen. Een glazen buis van twee voet (61 centimeters) lang
en 4 duim (ruim 10 c. m.) in middellijn was in de lengte in twee helften
verdeeld door een zwart gemaakt middenschot van karton, dat boven en beneden
eene ruimte van een duim (2,5 c. m.) openliet. In de bovenruimte is
een klein stukje van eene gemagnetiseerde naainaald zeer bewegelijk opgehan-
1) Dit zal hier waarschijnlijk moeten beteekenen, dat, wanneer men kool in aanraking
brengt met mengsels van een deze gassen en zuurstof, zij opslorpt. alleen jdNe laatste