
zamen togt inboorlingen had aangetroffen, die hem zeer vriéndelijk
behandeld en gespijzigd hadden, en onder welke men zonder bijzonder
bezwaar een tijdlang zou kunnen leven. Tot overmaat van ramp geraakte
de hut, waarin zij hunne zaken geborgen hadden, in brand.
Het was niet mogelijk iets te redden dan een revolver en een geweer.
Zij besloten nu de inboorlingen, onder welke wills verkeerd had, op
te zoeken, maar zagen zich in hunne verwachting teleurgesteld, daar
de hutten reeds verlaten waren. Zij vonden er echter eene vlakte
met Nardoo-planten en besloten zich daar te vestigen. Maar wills
en daarop burke waren binnen korten tijd zoo verzwakt, dat zij geen
Nardoo-zaad meer zoeken of stampen en bereiden konden. King was
nu alleen over om voor alle drie niet alleen zaad te zoeken, maar
ook daarvan koeken te bakken. Maar ook deze was na eenige dagen
zoo *in krachten afgenomen, dat hij niet meer gaan kon. De opgelegde
voorraad moest worden aangetast, waarvan zij zes dagen leefden.
Burke wilde nu nog met king eene poging wagen om de inboorlingen
op te zoeken. Wills kon niet meer en werd met provisie voor
acht dagenjjachtergelaten.
Reeds op den eersten dag van de reis voelde burke zich zwak;
hij was geheel uitgeput. Met moeite kon king hem op de been
houden. Reeds den derden dag bezweek hij. King was nu alleen en
keerde naar de plaats terug, waar wills achtergelaten was. Hij vond
ook hem een lijk. Hij bleef daar nog eenige dagen, maar daar zijn
voorraad bijna geheel verteerd w as, ging hij op weg om inboorlingen
op te zoeken. Hij vond ze weldra en werd door hen van Nardoo en
visch voorzien. Zij schenen groot medelijden met hem te hebben,
toen hij hun onder het verstand gebragt had, dat hij alleen was overgebleven.
Maar nadat hij vier dagen bij hen had doorgebragt, scheen
zijne tegenwoordigheid hun niet meer aangenaam; maar hij hield zich
maar, alsof hij dit niet begreep. Eindelijk gewenden zij aan hem en
schenen hem als tot hunnen stam behoorende te beschouwen. Bij een
bezoek, dat zij onder geleide van king bij het lijk van burke aflegden,
weenden zij bitterlijk en bedekten het met groene takken. Nadat
king hun onder het oog gebragt had, dat binnen twee maanden
blanke mannen zouden komen om hem af te halen en hun geschenken
te brengen, waren zij nog vriendelijker. Nadat howitt met de
reserve-afdeeling was aangekomen, aanvaardde hij den 25 September
de terugreis en kwam weldra behouden in Melbourne aan.
Hoe vele offers deze expeditie ook gekost heeft, zoo is toch het
doel bereikt en het binnenland van Australië van het zuiden tot de
noordkust doorkruist. Uit de onvolledige berigten blijkt het, dat de
zoogenaamde woestijn van Sturt zich over het geheel slechts over
enkele breedtegraden uitstrekt, en dat het land verderop naar de
Carpentaria-golf een betrekkelijk goed, genoegzaam van water voorzien,
voor een gedeelte zelfs voor den akkerbouw uitnemend geschikt
land is. Men mag wel niet voorbij zien, dat de reizigers deze oorden
in den regentijd bezochten, maar de ver uitgestrekte rotsige bodemverheffingen
, de talrijke groote rivierbeddingen, de aanwezigheid van
bewoners en eindelijk het oordeel van wills wijzen genoegzaam aan,
dat deze oorden ook in den zomer niet minder dan de westelijker
gelegene, door stuart bereisde streken, zoowel voor weideland, als
voor reisweg van de zuidelijke koloniën naar de noordkust geschikt
zijn. Dit is de groote praktische beteekenis van burke’s expeditie,
waarvan de Australische kolonisten zeker niet zullen verzuimen gebruik
te maken.
Te Melbourne heerscht algemeene deelneming in het treurig lot der
expeditie. Aan howitt werd terstond bevel gegeven de overblijfsels
van burke, wills, dr. becker, stone, purcell en patton naar
Melbourne over te brengen. De regering stond 2000 pond toe voor
een monument, hetwelk te Melbourne ter hunner eer zal worden op-
gerigt, en beloofde ook voor king te zorgen.
(Naar petermann’s Mittheüungen über wichtige neue Erforschumgen a u f
dem Gesammtgebiete der Geographie, 1862, 2es Hft., bl. 66 en v.).
R.