
in elke maatschappij een gemeenschappelijk, een vereenigd streven
naar diezelfde doeleinden. De waarneming leert zelfs, dat sommige
soorten van dieren, de honigbijen b.v., slechts kunnen blijven voortbestaan
door te leven in den toestand van maatschappij.
Bevordering van het algemeene stoffelijke welzijn en voortplanting
der soort, ziedaar derhalve de twee doeleinden in elke dieren-maat-
schappij. Zij zijn het ook in de menschelijke, maar, -— en hier
openbaart zich het gewigtigst verschil, — zij zijn niet de eeriige en
zelfs niet de voornaamste. De mensch heeft geestelijke en zedelijke
behoeften, welke de dieren niet kennen, behoeften, welke ten deele
juist het gevolg zijn van zijnen toestand als maatschappelijk wezen,
en welke op hare beurt in dien toestand hare bevrediging kunnen en
behooren te vinden.
Reeds uit deze vergelijking mogen wij een besluit afleiden. Het
is dit: dat zij, die het welzijn der maatschappij alleen zoeken in het
bevorderen van stoffelijke welvaart, op volkomen hetzelfde standpunt
staan als bevers, bijen, mieren en andere in maatschappij levende
dieren, daar zij het kenmerkende van de menschen-maatschappij geheel
voorbijzien.
Er is echter nog een ander gewigtig verschil tusschen elke uit
dieren bestaande maatschappij en die van menschen. De mensch en
de menschen-maatschappij zijn vatbaar voor gestadige volmaking, de
dieren en de door hen gevormde maatschappijen zijn dit niet. Wel
heeft een vernuftig schrijver onlangs trachten aan te toonen, hoe in
den loop van duizendtallen van eeuwen het maatschappelijk leven van
sommige dieren zich kan ontwikkeld hebben en allengs volkomener
geworden zijn, doch indien men zich bepaalt tot de tijdruimte, die
wij vermogen te overzien, dan ontdekken wij van die hoogere volmaking
geen spoor. Alles wat de oudste natuuronderzoekers uit eigen
waarneming hebben opgeteekend aangaande de levenswijze der dieren,
wordt ook thans nog bij dezelfde soorten bevestigd gevonden. De
eene generatie is gevolgd op de andere, maar zonder verandering,
zonder vooruitgang. De bever-maatschappijen leveren nog dezelfde
verschijnselen op als in den tijd van albertus magnus. De huishouding
der bijen is nog dezelfde als in den tijd toen aristomachus , de
Ciliciër, achtenvijftig jaren van zijn leven aan het onderzoek daarvan
besteedde, toen philiscus , de Thraciër, met hetzelfde doel in de
bosschen ronddoolde , of toen virgilius haar in zijne zangen beschreef,
in weerwil dat evenveel generaties van bijen elkander zijn opgevolgd,
als er jaren sedert dien tijd verloopen zijn.
Die standvastigheid der maatschappelijke instellingen bij de dieren
maakt een der meest in het oog loopende verschillen uit, bij de vergelijking
van hunne maatschappijen met die der menschen, en ook
hieruit mogen wij een besluit afleiden, namelijk dit: dat wel verre
dat standvastigheid en onveranderlijkheid de kenmerken zouden zijn
van eene op hoogen trap van volkomenheid staande maatschappij, deze
haar integendeel in rang doen dalen en tot die der dieren-maatschappijen
naderen. Trouwens de Chineesche maatschappij, als versteend in de
vormen van het verledene, levert daarvan de bevestiging, indien men
haar met die der Europesche volken vergelijkt. Eene der hoofdvoorwaarden,
waaraan elke constitutie, elke wetgeving, elke maatschappelijke
inrigting voldoen moet, is: dat zij de gelegenheid open stelle
tot veranderingen, die voldoen aan de veranderde behoeften des tijds.
Alleen de dieren-maatschappijen kunnen van eeuw tot eeuw onder
dezelfde constitutie, dezelfde wetgeving voortleven, omdat zij alleen
stoffelijke behoeften hebben, die onveranderlijk dezelfde blijven.
Het is derhalve eene geheel vergeefsche poging eene maatschappelijke
regeling uit te denken, welke voor alle tijden en omstandigheden
de beste zoude zijn. Zij, die daarnaar getracht hebben, verloren steeds
het kenmerkend onderscheid tusschen dieren- en menschen-maatschappij
en uit het oog. Inderdaad zijn de communistische en socialistische
stelsels, welke, uitgebroed in het brein van dezen of genen, die
zich geroepen waande het lot des menschdoms te verbeteren, nog voor
weinige jaren vele aanhangers vonden, onder de menschen wel is
waar nimmer, maar daarentegen onder de dieren volkomen verwezenlijkt.
Het ideaal der maatschappij, naar welks bereiking zij
streefden, eener maatschappij , waarin alle leden gelijkelijk werkzaam
zijn ten algemeenen nutte, waarin geen afzonderlijk eigendom bestaat,
maar alle voortbrengselen staatseigendom zijn, waarin de kinderen
eene gelijke en gemeenschappelijke opvoeding erlangen, aan hunne