
Frankrijk zij, moge blijken uit de omstandigheid, dat op de markt
te Carpentras, van 1 December tot het laatst van Februarij, thans
jaarlijks wel voor 2 millioenen franken verkocht worden en verzonden
door geheel Europa. De gemeenten van Bedoin, V illes, Blauvac,
Monieux en Methamis verpachten eene uitgestrektheid van 2700 bunders
truffeldragende bosschen voor niet minder dan 13,250 franken.
Men kon rekenen , dat 1000 bunders van zulk eikenhout, dat zeer goed
groeit, binnen weinige jaren, alleen voor de truffels, verpacht zullen
worden voor 18,000 franken. Intusschen groeit het hout voort en,
als na 20 of 30 jaren de grond te veel beschaduwd wordt om veel
truffels meer op te leveren, kan het bosch tot brandhout enz. verkocht
of geheel vernieuwd worden.
v. H.
MEIKEVERS.
In welke ontzettende hoeveelheden niet alleen sprinkhanen, maar
ook meikevers vaak in het zuidoosten van Europa voorkomen, moge
blijken uit het berigt uit Kronstadt (in Zevenbergen), medegedeeld in
de Agronomische Zeitung van 1860 , p. 397 , volgens hetwelk op den 8
Mei van genoemd jaar aan de bergen, welke aan de Alt-rivier aldaar
gelegen zijn, een onweder ontstaan is, waarbij gansche wolken van
meikevers tegen het gebergte van den Tömöscher-pas aandreven. De
massa was zoo groot, dat een daar reizend gezelschap er naauwelijks
konde doordringen en de paarden niet te houden waren. Ook de
lengte van dit heir van meikevers was aanzienlijk.
v. H.
B E B E K E R P L A N T E N ,
DOOR
C. A J. A. OUDEMANS.
Het is eene alom erkende, ja zelfs tot een spreekwoord geworden
waarheid, dat personen, die verafgelegen landen bezocht of uitgestrekte
reizen gemaakt hebben, in hunne verhalen niet altijd te
vertrouwen zijn, althans aan veel waars dikwerf veel onwaars vast-
knoopen, o f, wil men eene zachtere uitdrukking, datgene, wat zij
werkelijk waarnamen , of overdrijven , öf wel wijzigen , inkleeden of
versieren, al naar gelang hunne verbeeldingskracht bij ’t weergeven
hunner indrukken in meerdere of mindere mate werkzaam is. Reeds aan
PLiNius, een der oudste geschiedschrijvers onzer jaartelling (geb. a°.
33, | a°. 79), werd ten laste gelegd, dat hij bij het zamenstellen-
zijner Histona naturalis niet altijd even behoedzaam te werk ging,
en zich niet ontzag zijne dikwerf zoo voortreffelijke beschrijvingen nu
en dan met fabelen af te wisselen,^ Ook de tijd, waarin wij leven,
levert voorbeelden op van dusdanige dwalingen van den menschelijken
geest (men denke slechts aan het verhaal van boombladen, die in
sprinkhanen veranderden, door een bekend schrijver voorgedragen in
zijn: Nederlandsch - Oost-Indië; reizen, gedaan gedurende het tijdvak van
1852—1857);. Wat vroeger zoo was, is dus nog zoo, en het is wel
aan te nemen, dat het bekende fransche spreekwoord zijne toepassing
altijd vinden zal.
Het komt mij voor, dat aan de eerste berigten, die in der tijd tot
1863. 19