
maakt den vloed ver landwaarts in te stuwen, zoodat op een afstand
van 4 uren van de zee het water reeds zuiver zoet is , terwijl bij
Paramaribo, op geleken afstand van de zee gelegen, alleen modderig
brak water gevonden wordt, dat niet tot wasschen en nog veel minder
tot drinken kan worden gebruikt.
De rivier komt uit het zuiden of zuidwesten en loopt bij Magrli,
dat omstreeks 8 uur van de zee verwijderd i s , langs verscheidene
kleine eilanden, die digt begroeid en onbewoond zijn. Op het grootste
van deze heeft echter een Franschman eene koffijplantaadje aangelegd,
naar het schijnt met zeer goeden uitslag. Boven het laatste Indianendorp
Blakerebo bevinden zich uitgestrekte zandbanken in de hier nog
eene breedte van 4000 voet hebbende rivier, zoodat men bij lagen
waterstand meestal langs den Franschen kant moet varen. Hier zijn
ook kleine nederzettingen van Braziliaansche Indianen, die leven van
de opbrengst der cassave-teelt. De oevers zijn reeds heuvelachtig;
enkele granietblokken vertoonen zich, terwijl men op een klein eiland,
Guidala genaamd, in het zand eene menigte granaten vindt, waarvan
ik echter te vergeefs het moedergesteente zocht. Wij hadden nu op
den 11 den de laatste nederzetting achter den rug en konden bij de
trage vaart niet verwachten het eerste dorp der bosch-negers binnen
tien dagen te bereiken. Wij waren thans in den tweeden bloeitijd van
het jaar en overal waren de oevers met bloeijende boomen versierd.
De Eperua falcata, wier roode bloemen aan een 3 tot 4 voet langen
steel naar beneden hingen, de Copaiva, de Myristica sébifera en vele
/w^a-soorten kwamen onder de boomen aan den oever het veelvuldigst
voor. Op de heuvels tierde ook de groenhart (Bignonia leucoxylon) ,
die, voordat zij zich met hare goudgele bloemen overdekt, zich geheel
bladerloos vertoont, afgewisseld door de Facaranda met hare teedere
bladeren en schoone blaauwe bloemtrossen; of door den mierenboom
met zijne sneeuwwitte bloemen. Eene prachtige Passiflora vond ik hier
voor de eerste maal, hoewel zij zeer dikwijls in het binnenland voorkomt.
Hare bloemen zijn groot en w it, maar hare meeldraden en
stijl goudgeel; de vrucht is niet eetbaar.
Den 11 September bereikten wij den eersten val van de Maroni;
tot dus verre had de werking van den zeevloed bij het opvaren ons
nog begunstigd. De rivier, uit het zuidwesten komende, wendt zich
plotseling naar het noordwesten en stort over een dam van granietblokken
, die zich van den Nederlandschen tot den Franschen oever
uitstrekt, in watervallen, die te zamen misschien eene hoogte van 8
voet zullen bereiken, naar beneden. Eene menigte eilanden liggen in
dezen halven kring, waar eenmaal aan de Hollandsche zijde de nu
reeds twintig jaar verlatene post Armina stond. Wij sloegen ons leger op
eene zandbank beneden den waterval op en bestemden den volgenden
dag tot rustdag, om aan de Negers en Indianen de gelegenheid te
verschaffen in deze aan wild zoo rijke omstreken te jagen. Wij bezochten
den ouden mij zoo wel bekenden post; de heggen van citroenen,
die de gebouwen omringden , waren boomen geworden en vormden met
de Awara-palmen, trompetboomen en stekelige Lianen een ondoordringbaar
bosch. Yan de gebouwen was geen spoor meer te vinden;
ik zelf had de daksparren en planken er afgehaald tot het bouwen
van mijn eerste woonhuis, het overige was door de bosch-negers
verbrand.
Op de rotsen van Armina vertoont zich vooreerst de welriekende
Guiane (Psidium aromaticum), die in alle hooger gelegene rivieren
van Guyana voorkomt; een witte stekelige Solarium omzoomt den
oever. Men zou niet verwachten, dat op die dorre granietrotsen nog
iets kon groeijen, zonder door de brandende zonnestralen verdroogd
te worden, doch ter naauwernood komen zij uit het water, dat slechts
sporen van modder achtergelaten heeft, te voorschijn, als zich reeds
een klein plantje daarin ontwikkelt en haar met een tapijt van witte
bloempjes overdekt; zwermen bijen vinden daarin haar voedsel. Inde
spleten der rotsen of in door deze ingeslotene bekkens vindt men de
zonderling gepantserde Siluroiden *), welke soort zoowel in zout als in
zoet water rijk vertegenwoordigd is; zij zijn met een harnas of met
stekels overdekt en worden zelden langer dan één voet. Zij verbergen
zich, wanneer men hen aanraakt, pijlsnel onder de rotsen.
Op de kleine eilandjes of klippen ontmoet men overal eene soort
') Vermoedelijk bedoelt de schrijver de in Suriname gemeene Doras costata.
Eed.