
3°. De waterdamp in de lucht neemt zeer snel af met het toenemen der
hoogte, zoodat op eene hoogte van 8 kilometers en daarboven de lucht bijna
volkomen droog is.
i°. Tot op eene hoogte van 4,8 kilometers kunnen alle waarnemingen door
iedereen met gemak worden gedaan. Op eene van omstreeks 6,4 kilometers
worden zij, door den ongewonen toestand, waarin de waarnemer bij zoo verminderde
luchtdrukking geraakt, zeer moeijelijk, en op 8 kilometers is er
groote kracht van den wil noodig om eene enkele waarneming te doen. Iedereen,
die gezond is en zich zelven meester, kan eene hoogte van 5 kilometers
bereiken in een luchtballon, zonder hinder. Niemand, die aan eene long- of
hartziekte lijdt, mag hooger gaan. Dit alles, het moet hierbij nadrukkelijk
worden opgemerkt, is alleen toepasselijk, wanneer men, zooals G.,; door een
ervaren aëronaut wordt vergezeld, zoodat men zich met het besturen van den
ballon, het rijzen en dalen enz. volstrekt niet bezig heeft te houden. Cox-
w e l l had reeds meer dan 400 luchtreizen gedaan. Ln.
Nog eens de snelheid des geluids. - Prof. BOSSCHA heeft in pen brief, geplaatst
in de Cosmos van 14 Nov. 1.1., welk nommer ons bij het schrijven van
het hierover medegedeelde op bl. 7 van dit Bijblad nog niet ter hand gekomen
was, ook van zijne zijde doen opmerken, hoe volkomen de beide methoden
van fa y e en van k o en ig overeenkomen met de door hem voor vele jaren reeds
beschrevene. Bovendien toont hij hierbij aan, op welke wijze de eerste dier
beide methoden zou kunnen worden gebezigd om, de snelheid des geluids gegeven
zijnde, de wetten der inductie-stroomen te bestuderen en zelfs hunne
sterkte op gegeven oogenblikken te bepalen. Tot ons leedwezen moeten wij
ons hier tot de vermelding van dit feit en eene verwijzing naar de aangegeven
bron bepalen, daar deze zaak ons te belangrijk voorkomt om door eene al te
korte beschrijving misschien onduidelijk te worden voorgesteld.
Ln.
Zw avel-w aterstofgas en bromium. - Als eene »curieuse expérimce de cours”
vermeldt de Cosmos van 5 December 1.1. het in aanraking brengen van enkele
druppels bromium met zwavel-waterstofgas. Zoodra de waterstof de zwavel
heeft losgelaten om zich met bromium te verbinden, zal men zien, dat het
gas het dubbel der ruimte inneemt, die het vroeger besloeg. Ln.
De planeet Mars. — Dat de oppervlakte der planeet Mars , evenals die onzer
aarde, uit vast land, zee en aan de poolstreken uit sneeuw of ijs bestaat,
is reeds lang, op grond van hetgeen de waarneming dier planeet leert,
door de sterrekundigen vermoed geworden. Dit vermoeden is bijna tot
zekerheid verheven door SECCHI, bij eene vergelijking van eene in 1858
met groote zorg vervaardigde teekening dezer planeet met het voorkomen, dat
dezelfde planeet thans aanbiedt. In 1858 had hij tamelijk groote verschillen
gevonden met vroegere afbeeldingen , door müdler en anderen vervaardigd.
Het voornaamste verschil bestond in de poolvlekken, die toen breed en zamen-
gesteld waren, terwijl thans die, welke zigtbaar is, tot het kleine kringetje
verminderd is, dat vroeger ook MaDLER waarnam. Sedert 1858 zijn de
groote witte vlekken verdwenen en hare plaats is ingenomen door roos-kleu-
rige vlakten, waarin blaauwe strepen of kanalen loopen. Men kan derhalve
moeijelijk twijfelen, of de poolvlekken zijn sneeuw-ophoopingen of wolken, die
zich verdigten gedurende het wintersaizoen van Mars en die thans, nu de
zuidpool der planeet zich in haren zomer bevindt, verdwenen of gesmolten
zijn. Het steeds op dezelfde plaats blijven der blaauwe strepen schijnt te bewijzen
, dat deze zeeën en de rooskleurige vlakten vastelanden zijn. (Compt.
rendus, LV, p. 751).
Wij stippen hier nog aan, dat ook de hoogleeraar k a is e r in de vergadering
der Kon. Akademie van den 27 Dec. j.1. een verslag heeft gegeven van eene
reeks van waarnemingen over dezelfde planeet en bij deze gelegenheid eenige
afbeeldingen daarvan, die op verschillende tijdstippen vervaardigd zijn , toonde,
welke wij hopen dat eerlang in de werken der Akademie zullen gepubliceerd
worden. Hg.
Zoutgehalte van de zee. — In den loop der laatste twintig jaren heeft FORCH-
HAMMER meer dan tweehonderd volledige analyses van zeewater, verzameld op
allerlei punten van den oceaan, gedaan. Eenige zijner hoofdresultaten zijn de
volgende:
Het gemiddelde zoutgehalte van den oceaan is 34,304 op 100 deelen water.
1863. 3