
Wij zijn aan het laatste tijdperk genaderd — de bladeren zijn gevallen,
met massa’s liggen zij om stam en struik. Zij zijn nog geel,
de wind rinkelt ze droog en zwiept ze voor zich henen, even alsof
het hem hinderde, dat zij daar zoo rustig lagen; dat voortstuwen, dat
over elkander vliegen breekt ze, — de wind houdt op, — de regen
valt neder, en de verbrokkelde fragmenten worden doorweekt eh op
elkander gepakt. Geen scheikundig proces, door de levenskracht gesteund,
is nu meer werkzaam, — neen, het is alleen de doode stof,
die door de scheikunde beroerd en omgezet wordt; alle vliezen, alle
vezels worden de eene voor, de andere na ontleed, totdat zij stof zijn
geworden, stof dat ze waren , voordat de boom het opgelost als voedsel
opnam.
Blijft daar rusten, wordt doorweekt en wordt verder verwerkt, totdat
het voorjaar komt, — dan brengt gij, doode stof, weder leven,
vreugde, zegeningen en genietingen voort, — en ligt gij bladeren
weder op de aarde neder, hebt gij weder uwen jaarlijkschen levensloop
volbragt, hebt gij natuur weder velen een blik in uwe soms ondoorgrondelijke
, maar bij nasporing bewonderenswaardige, eenvoudige
werkplaatsen doen slaan, dan vertrouwen wij, dat ook anderen wat
zij zagen, wat zij opmerkten aan ons w illen, aan ons zullen mede-
deelen.
DE TRUFFELS.
Men vindt de truffels in het zuiden van Europa onder de aarde,
groeijende op de wortels van den haagbeuk, beuk, hazelaar, tammen
en wilden kastanjeboom, de Aleppische den, de sering enz., maar het
meest op wortels van soorten van eiken, in welk laatste geval zij een
eigenaardigen geur erlangen , welken zij missen , wanneer zij zich op de
wortels van andere hoornen ontwikkeld hebben. In een belangrijk stuk
over de natuurlijke gesteldheid van den Mont-ventoux in Provence, van
den bekenden kruidkundige oh. martins , in de Revue des deux mondes
van 1 April 1863 komen eenige berigten over dit gewas voor, welke
de aandacht waardig zijn van hen, die deze specerij gaarne gebruiken
en die zeker ook gaarne zullen willen w eten, wat het eigenlijk is ,
dat zij, als een toevoegsel van w eelde, bij hunne spijzen gebruiken.
De truffels behooren onder die afdeeling der zwammen of paddestoelen
, welke eenen meestal rondachtigen vorm hebben en de zaadjes,
Waardoor zij zich vermeerderen, in het inwendige van hun weefsel
dragen, zooals de bovisl en aanverwante soorten van het geslacht L y-
coperdon of Wolfsveest. T ülasne heeft een doorwrocht werk over de
natuurlijke geschiedenis der truffels geschreven en aangetoond, dat het
geslacht Tuber of Truffel 21 verschillende soorten bevat. Vier daarvan
worden meest onderling verward en te zamen begrepen onder den
naam van de gewone of zwarte truffel. Twee daarvan rijpen in den
herfst en worden tegen het begin van den winter ingezameld. Dat
zijn de eigentlijk gezegde zwarte en de winter-truffels, waarvan de eerste
de geurigste is en het hoogst geschat, herkenbaar aan vele ruwe of
scherpe oneffenheden aan hare oppervlakte. Het inwendig weefsel is
vrij vast, roodachtig-zwart, geteekend met witte aderen, die roodachtig
worden, als de zwam oud wordt. Deze soort is algemeen in
Italië, in Provence en Poitou en komt ook, hoewel zelden, voor in
de omstreken van Parijs en in Engeland. De iets minder waardige