
waargenomen. De Bremer poststoomboot Hansa, die den löden Febru-
arij New-York verliet, had gedurende de geheele reis ruw en veranderlijk
weder. Op den 25sten, toen zij zich reeds op Europeesch
gebied bevond, brak een hevige storm uit het O. over haar los. De
Oldenburger schoenerbrik Minna , die den 19den Januarij Porto Plata
verliet om naar het kanaal te zeilen, werd, na reeds lange aanhoudende
stormen te hebben doorgestaan, den 18den Februarij door een
hevigen orkaan uit het Z.W. en W.Z.W., die later tot in het N.W.
oversprong, overvallen, terwijl zij zich aan de zuidzijde van den golfstroom
bevond.
Door schifting en zamenstelling der verschillende berigten is het
mogelijk een duidelijk en klaar overzigt te krijgen over de geduchte
waterbeweging, die op dien tijd een groot gedeelte van den Atlan-
tischen oceaan beroerde. Het is niet onbelangrijk op te merken, dat
omstreeks dienzelfden tijd groote ijsmassas zijn waargenomen aan den
rand der New-Foundlandsche banken en in het zuidelijk gedeelte van
Straat Davis.
Uit de ingekomen berigten kan men nu reeds opmaken , dat in de
eerste maanden van het jaar 1862 in het geheel 136 groote schepen
verongelukt zijn, waarbij 400 menschen het leven hebben verloren.
Wanneer wij nu hierbij in aanmerking nemen, dat van een groot aantal
schepen volstrekt geen berigten zijn ingekomen, dan mag men
veilig veronderstellen, dat het werkelijk verlies van schepen tweemaal
zoo groot is geweest, als tot hiertoe is bekend geworden.
Als men de gevaren in acht neemt, waaraan zeelieden, vooral op
den Atlantischen oceaan, zijn blootgesteld, dan mogen reeders en
kooplieden zich wel doordringen met de overtuiging, dat het den door
hen aangestelde scheepskapiteins niet te wijten is, als zij, bukkende
voor de geweldige natuurkrachten, door geleden averij hunne spe-
culatiën soms te leur stellen, of zelfs naakt en slechts met verlies van
schip en lading huiswaarts keeren.
(Uit petermann’s Mittheüungen über wichtige neue Erforschungen a uf
dem Gesammtgebiete der Geographie, 1862, V I, bl. 229.)
R .
EEN TOON-TELEGRAAF.
De telegrafie door zigtbare teekens heeft in den loop van weinige
jaren eene volkomenheid bereikt, die men vroeger ter naauwernood
voor mogelijk zoude hebben gehouden. Thans is de eerste schrede
op den weg gezet om zelfs toonen, welligt eenmaal de werkelijke
spraak, over groote afstanden voort te leiden met behulp der elektriciteit.
De heer pii. reis, onderwijzer in de natuurkundige wetenschappen
te Friedrichsdorf, nabij Frankfort a. M ., is het, die daarop
het uitzigt heeft geopend. Reeds den 26sten October 1861 stelde hij de
leden van het natuurkundig genootschap aldaar in staat, in de gehoorzaal
de toonen te hooren, die in een 300 voet van daar verwijderd gebouw
werden voortgebragt. De wijze, hoe zulks toen geschieddde , is nu
beschreven in böttger’s Polyt. Notizblatt, 1863, no. 6. In de hoofdzaak
bestond de toestel uit de volgende deelen. Een klein vierkant
kastje heeft twee openingen, de eene, grootere, is bestemd om er
de toonen in te zingen; de andere, kleinere, aan de eerste tegenovergesteld
, is bekleed met een zeer dun, strak gespannen vlies (een
varkensdarm). Een vederend platina-strookje, ter zijde op het hout
bevestigd, raakt in het midden dit vlies aan. Een tweede platina-
strookje, mede aan het hout bevestigd, is aan zijn ander uiteinde
voorzien van een stiftje, dat het eerste platina-strookje, daar waar
het tegen het vlies aanligt, aanraakt. Beide deze platina-strookjes
vormen nu de polen eener elektrische batterij, daaraan verbonden
door lange draden. Een daarvan is spiraalsgewijs gewonden ter
plaatse waar de toon moet worden overgebragt en in deze draadspi-
raal bevindt zich een dun ijzerdraad, dat met zijne beide, daarbuiten
uitstekende uiteinden op twee steunsels op een zangbodem rust. Wordt
nu een toon gezongen in de voorste opening van het kastje, dan geraakt
het vlies daartegenover in trilling; deze trilling deelt zich mede
aan het daarmede in aanraking zijnde platinastrookje. Daardoor ont