
geregend heeft, ons toch nog met een ruimen oogst hebben mogen
verblijden. Want hoewel de voortdurende droogte ons angstig maakte,
moest toch door het rustige van den dampkring des nachts weder
opgefrischt worden, wat op den dag verflenst was.
Het karakteristieke kenmerk van den zomer is gelegen in het
ontwikkelen van die vruchten, waarvan in de lente reeds de aanleg
voorhanden was-, en hebben wij de lentedagen als de bruidsdagen
van de plant bestempeld, de zomer heeft regt zich een edeler titel
toe te eigenen. Maak hieruit echter niet de gevolgtrekking, dat de
lente uitsluitend de bloeitijd is , de zomer bij uitnemendheid als het
tijdvak is aan te merken, waarin de vruchten hare volmaking te
gemoet gaan: verre van daar! Want in elk jaargetijde vindt men
plantenontwikkeling, vindt men bloemen en onrijpe en rijpe vruchten,
zoodat men dan ook altijd bij de planten geboorte, kinderjaren,
huwelijk en nog eens geboorte kan waarnemen; maar in den zomer
neemt men de vruchtvorming het meest waar, en daarom heeft men
regt den zomer de gezegende bij uitnemendheid te noemen.
Het vormen van het St. Jans-lot neemt men ook in den zomer
waar, zooals b. v. bij eiken, linden, populieren, enz. Deze loten
ontstaan evenwel niet, omdat er dan weder nieuwe knoppen gevormd
worden, maar wel omdat dan de knoppen weder deelen
ontplooijen en ontwikkelen, die in het voorjaar in den knoptoestand
gebleven zijn.
Sommige boomen hebben nog de eigenschap om in dezen tijd van
het jaar de uiteinden van sommige takken af te werpen, zooals dat
b. v. de linden, ijpen, treurwilgen, platanen, enz. doen ; dat hierdoor
de lengtegroei van die takjes verbroken wordt is duidelijk, omdat de
eindknoppen er thans aan ontbreken. In het volgende voorjaar ontwikkelt
zich nu, ter plaatse waar de takjes afgeworpen zijn, niet een
eindknop, maar twee eindknoppen en hieruit ontstaan dus ook twee
takjes, die gaffelvormig geplaatst zijn ; het raadselachtige, dat sommigen
in de onregelmatige vertakkingen van de boomen meenen op te merken,
is hierdoor opgelost en tevens redeD gegeven, waarom een
bosch dat ondoordringbaar looverdak verkrijgt, waaronder wij op een
warmen zomerdag zoo gaarne vertoeven.
Dat in of na warme zomers sommige boomen, die hunne eindknoppen
afgeworpen hebben, nog wel eens voor de tweede maal bloeijen,
wordt meer dan eens waargenomen. Zoo heeft men in 1846 te Beek
bij Nijmegen de tamme kastanje in November voor de tweede maal
bloeijende waargenomen ; in 1857 bloeiden te Neerbosch jonge vruchtdragende
appelboompjes voor de tweede maal en heeft ook in dat
jaar de framboos voor de tweede maal vrucht gedragen. Dat
deze werkzaamheid in het plantenleven een grooten invloed op de
vorming van de houtringen heeft, is duidelijk, vooral nu wij reeds
weten, dat tijdens den bloeitijd er een verhoogd leven in de plant
werkzaam is. Dit is dan ook de reden, dat planten, die voor de
tweede maal bloeijen, ook in hetzelfde jaar twee nieuwe houtringen
zullen maken of één, die de overigen in dikte overtreft, en
hieruit volgt dus ook, dat boomen, die de eindknoppen afgeworpen
hebben, meer in de dikte zullen groeijen, dan zij, die dat niet gedaan
hebben.
Wij zien hieruit, dat in het plantenleven telkens nieuwe tooneelen
opgevoerd worden, en toch zijn zij allen zoo onafgebroken aan elkander
verbonden, dat men, even als overal in de natuur, moeijelijk bepalen
kan, waar het eene eindigt, het andere begint. Wie de natuur
goed heeft gadegeslagen, zal ons dit moeten toestemmen, en hoewel
wij , systematici als wij zijn, hier en daar splitsingen maken, rijken
afzonderen en zoo meer, zoo zullen wij toch altijd het hoogst gebrekkige
onzer scheidingen en indeelingen moeten erkennen; de
natuur toch stoort zich weinig aan onze stelsels, hoewel het beter
is te zeggen, dat wij van de natuur nog zoo weinig kennen, dat
het ons vooralsnog niet mogelijk is goede stelselmatige indeelingen
te maken. Alleen dit zij genoeg om ons daarvan te overtuigen,
dat de beginsels, de kiemen van alle georganiseerde ligchamen
zoo op elkander gelijken, zoo indrukwekkend met elkander overeenstemmen
, dat onze scherpste waarnemingen daar nog schipbreuk op
lijden.