
den bloeitijd het schoonste tijdperk aangeduid? En ontleent ook niet
de dichter een tal zijner treffendste beelden aan de bloemen dezer
aarde ? Teregt zingt dan ook goethe in zijn onovertroffen Metamorphose
der PJlanze, na de beschrijving van het ontluiken der bloemen »Also
prangt die Natur in hoher, voller Erscheinung.”
De nadere kennis nu dier liefelijke vormen en tallooze verscheidenheden
van bloemen kan, zeide men , niet anders dan aangenaam wezen,
en vandaar dat men algemeen instemde met den naam, door linnaeus
zonder twijfel aan de kennis der geheele plant gegeven.
Verre van mij, dat ik aarzelen zou, het den grooten Zweed toe
te stemmen, dat de plantenkunde dien naam met volle regt verdient.
Wanneer zelfs leeken de juistheid daarvan erkennen, dan mag men
wel van zelf verwachten, dat degene , die de beoefening dier wetenschap
zich tot levenstaak heeft gesteld, genoeg ingenomen zal zijn met
het gebied zijner keuze om daaraan den naam van beminnelijk niet
te ontzeggen.
Maar, vraagt men, of er reden is om zich te verheugen, dat die
naam het burgerregt heeft verkregen, dan aarzel ik , daarop een bevestigend
antwoord te geven. ! Want, zoo ik het geschiedboek der
kruidkunde opsla, dan kan ik het vermoeden niet onderdrukken, dat
deze benaming, gewis tegen de bedoeling van haren grooten stichter,
voor de wetenschap zelve meer kwaad dan goed heeft gedaan, vooral
in een tijd, toen die tak van kennis minder zelfstandig optrad en
meer dienaresse der maatschappelijke belangen was. Men heeft namelijk
, gedachtig aan dien schoonen naam, naar kennis gezocht van
het uitwendig schoone der plant en hetgeen voor het oog verborgen
was of door uiterlijken vorm minder aantrok veel te veel verwaarloosd.
Hierdoor zijn wij met de vormen en het maaksel van bladeren
, bloemen en vruchten beter bekend dan met dat der overige deelen
van de plant. Ten opzigte van den stam of stengel, die de schoone
vormen draagt, heeft men in lateren tijd hier en daar de leemten
onzer kennis trachten aan te vullen, maar voor die gedeelten der
plant, welke onder den grond gelegen en die voor het oog verborgen
zijn, heeft men dit nog niet in die mate verrigt, hoewel het niet te
ontkennen valt, dat in den laatsten tijd ook hierop de aandacht veel
meer dan vroeger gevestigd is. Ten gevolge dezer eenzijdigheid blijft
menig punt uit de levensgeschiedenis der plant ons nu nog duister; ja
zelfs aangaande den groei en de leefwijze van die geliefkoosde bloemen
ontbreken ons daardoor nog gegevens > die wij bij eene gelijkmatige
studie van alle deelen der plant waarschijnlijk reeds zouden
gehad hebben. Want de plant is in zeker opzigt één organisch geheel,
en eerst uit de kennis van de geheele plant kan men komen tot een
juist begrip van de groeiwijze en van de verrigtingen van een harer
deelen. Gelijk zonder fondament geen duurzaam gebouw, zoo ook in het
algemeen zonder onderaardsche deelen, die steun en voedsel geven, geene
bloemen. Dit is zoo waar en zoo algemeen erkend , dat de naam , dien
de genoemde organen dragen , ook als zinnebeeld van het fondament,
van den grondslag in overdragtelijken zin wordt gebezigd. Een ieder
weet, hoe door den wortel de steun, de basis , ja somwijlen zelfs het
levensbeginsel van eene zaak wordt aangeduid; doch van het maaksel
en van de verrigtingen van dien belangrijken wortel is weinig kennis
verspreid.
Ik heb het daarom niet onnut geacht, in dit veel gelezen tijdschrift
het een en ander aangaande de wortels der planten mede te
deelen. Dit zal mij de gelegenheid aanbieden om eenige vragen uit
het gebied der planten-physiologie toe te lichten en tevens om enkele
vraagpunten van den dag te bespreken.
Misschien zullen deze mededeelingen sommigen mijner landgenooten
kunnen opwekken om ook aan de onderaardsche deelen der plant
meer bijzonder hunne aandacht te wijden. Wie weet, of ook niet voor
den jeugdigen beoefenaar der wetenschap, wiens zucht naar kennis wel
opgewekt, maar niet bevredigd is, dit opstel eene aanleiding kan zijn
om door eigen waarnemingen en proeven onze kennis te vermeerderen
!
DE HOOFDVORMEN VAN DEN WORTEL.
Ik vang aan met eene korte beschouwing van de vormen, waaronder
zich de wortel bij onderscheidene planten vertoont.
Wanneer men den wortel van onze gewone peen (Daucus Gorata)
of van de raap (Brassica Rapa) vergelijkt met dien van het kweekgras
1 1 *