
geworden, dat zijne werkzaamheden als natuurkenner zeer de opmerking
verdienen, en dat hij zich gedurende zijn verblijf in Afrika de
genegenheid der inboorlingen en de achting van hen, die t meest
achting verdienen, te weten der zendelingen, verworven heeft. En
men veroorlove een bescheiden mede-arbeider zijn leedwezen te betuigen,
dat de heer du chaillu , uit dwaze ijdelheid, of gevolg gevende
aan slechten raad, beproefd heeft kunstmatige bloemen te vlechten in
den lauwerkrans, dien hij met inspanning en eerlijk verdiend heeft.”
Du nHAir.r.u doet denken aan le vaillant, den hoogst verdienstelijken
ornitholoog en ijverigen jager en verzamelaar, die, zoo lang hij
zich op zuiver natuur-historisch terrein beweegt, volkomen te vertrouwen
is , maar in wiens reisverhalen waarheid en verdichting zoo
aardig dooreen gemengd zijn, dat men ze moeijelijk van elkander kan
onderscheiden. Ook hij schreef de verhalen zijner beide reizen in
Zuid-Afrika niet zelf; een zekere abbé, wiens naam mij ontgaan is,
stelde ze uit de aanteekeningen van den reiziger zamen, en tooide ze
op met de uitvindingen zijner eigene verbeelding. D. L.
OVER DE OORZAAK VAN DE JAARLIJKSCHE
OVERSTROOMINGr DES NIJLS.
Opmerkelijk is h et, dat men het over de ware oorzaak van de
jaarlijksche overstrooming des Nijls nog niet eens is geworden. De
laatste theorie, die daarvan te berde is gebragt, is in 1859 door
MURCHisON voorgesteld geworden. Murchison houdt het door kapitein
speke ontdekte meer Nyanza, welks zuidelijkste grens op 2 30 Z. Br.
en 33° 30' O. L. ligt, en dat, gelijk de inboorlingen verzekeren, zich
300 mijlen ver noordwaarts zou uitstrekken, voor de eigenlijke bron
van den Nijl, en de overvloedige ontlasting van water uit dit meer,
gedurende den regentijd, zou de oorzaak zijn van de jaarlijksche
overstrooming dier rivier.
De heer w. ferr el, van Cambridge in Massachusets, brengt tegen
deze theorie in, dat, volgens kapit. speke, het regensaizoen een weinig
OVER DE OORZAAK VAN DE JAARL. OVERSTROOMING DES NIJLS. 157
bezuiden het meer Nyanza van November tot Maart plaats grijpt, en
dat dit saizoen dus ter plaatse van het meer zelf ook omstreeks dien
tijd heerschen moet. Daarentegen begint het water in het laagste
gedeelte des Nijls eerst in het laatst van Junij te rijzen. Dat echter
het water omstreeks zeven maanden werk zou hebben om van het
ongeveer 4000 voet boven de oppervlakte der zee gelegen meer het
laagste gedeelte des Nijls te bereiken, en dus nog minder dan ééne
mijl per uur zou afleggen, is, in aanmerking genomen wat men van
de snelheid van den loop des waters in andere rivieren w eet, volstrekt
niet aan te nemen.
In hetzelfde, in The American Journal o f Science and Arts (Januarij
1803 , pag. 62) geplaatste opstel, waarin de heer ferrel de theorie
van murchison wederlegt, stelt hij tevens eene andere theorie voor ,
die ik hier kortelijk zal mededeelen.
Het is bekend, dat de aarde, digt bij den aequator, waar de noordoostelijke
en zuidoostelijke passaten elkander ontmoeten, omgeven wordt
door een regengordel, waar dagelijks eene verbazende hoeveelheid
water uit de wolken nedervalt. In de streek der passaten aan weêrs-
zijde van dien gordel valt zeer weinig regen; de waterdampen worden
door den wind steeds weggevoerd naar de plaats waar de beide passaten
elkander ontmoeten, worden daar door de opstijgende luchtstroomen
naar de koude gewesten des dampkrings omhoog gedreven en vallen
van daar, tot regen verdigt, op de aarde neder. Met de saizoenen
verandert die regengordel van plaats , over eene uitgestrektheid van
ongeveer 1000 mijlen breedte; zijne hoordelijkste stelling valt in het
midden des zomers, zijne zuidelijkste in het midden der winters , 1 wel
te verstaan des zomers en winters van het noordelijk halfrond.
Overigens worden de uitgestrektheid der verplaatsing, de breedte van
den gordel en de hoeveelheid des regens zeer gewijzigd door plaatselijke
omstandigheden , b. v. vaste landen, maar vooral door hooge bergen.
In den Atlantischen Oceaan ligt het midden des gordels in zijne noordelijkste
stelling op omstreeks 12° N. B r., in zijne zuidelijkste een weinig
bezuiden den aequator, en zijne breedte bedraagt ongeveer 8 graden.
Wanneer nu in Zuid-Amerika de regengordel omstreeks het begin
van Augustus zijne noordelijkste stelling bereikt heeft, wordt dit de