8. ) SONABAY. De Lieorai der Timorezen was bij de Oost-Indische Compagnie het tweede inlandsche
hoofd in rang. Daar echter onderscheidene Lieorai’s zich door eene buitengewoon tirannieke en wreedaardige
inborst kenmerkten, zijn bijna al de rijksgrooten hen achtervolgens ontrouw geworden, zoodat
de magt van den tegenwoordigen Lieorai in niet veel meer dan eenen zedelijken invloed bestaat, alleen
door een zeker gevoel van achting te weeg gebragt en als eene laatste, waarlijk treffende hulde te
beschouwen, welke door de bevolking aan de vervallene grootheid van dien vorst bewezen wordt. De
voornaamste landschappen en hoofden, over welke zich die invloed nog eenigzins uitstrekt, zijn: Molo,
Amakono, Manobai, Pitai en Takai. De spanning, welke tusschen het Nederlandsche bestuur te Koepang
en den Lieorai, ten gevolge van deszelfs woelzieke geaardheid en onmenschelijke handelingen, reeds
sedert geruimen tijd bestaat, en de verwijderde, binnenlandsche ligging der genoemde distrikten, zijn
oorzaak, dat zij het Nederlandsche gezag slechts flaauwelijk erkennen en zich hoe langer zoo meer aan
hetzelve trachten te onttrekken.
9. ) WATW1EKOE-WAIHALIE. De Lieorai van dit gedeelte der Belonesche bevolking heeft wel,
bij verdrag met de gewezene Oost-Indische Compagnie, zich in 1752 aan dezelve onderworpen, maar
door de verre afgelegenheid van zijn gebied en het gemis van verstandhouding tusschen hem en het
Nederlandsche bestuur te Koepang, is hij geheel aan zichzelven overgelaten en handelt hij dienvolgens
tegenwoordig vrijmagtig en met een onbeperkt willekeurig gezag.
10. ) FIALARANG. Een landschap aan de noordkust van Timor, binnen de rijksgrenzen van den
voornoemden Beloneschen Lieorai gelegen. De bevolking van hetzelve beschouwt het Nederlandsche
bestuur te Koepang alleen als een’ bevrienden bondgenoot, wien zij in het ondergeschikte distrikt
Atapoepoe welwillend eene plaats aan het strand heeft afgestaan, tot het vestigen van eenen militairen post.
11. ) AMANOEBANG. Dit landschap, hetwelk vroeger grootendeels tot Amabie behoorde, leeft
sedert vele jaren in opentlijke vijandschap met het Nederlandsche Gouvernement en deszelfs inlandsche
bondgenooten. Door deze gesteldheid van zaken is ook de verstandhouding van ons bestuur te Koepang
met twee andere, meer oostwaarts, tusschen Amanoebang en het Belonesche rijk Waiwiekoe-Waihalie
gelegene distrikten, Amanatoeng en Nenometaït genaamd, thans geheel gestremd.
12. ) AMBENOE. De vorst van dit landschap voert den titel van Kolonel, hem door het Portugesche
bestuur te Delli toegekend. Hij regeert in tusschen geheel onafhankelijk en voert, ten bewijze zijner
bondgenootschap met het Nederlandsche Gouvernement, de nationale vlag.
13. ) MOUBARA. Dit Belonesche landschap, hetwelk aan den Lieorai van Waiwiekoe-Waihalie
ondergeschikt is, voert insgelijks de Nederlandsche vlag, en zulks overeenkomstig het verbond, door de
Oost-Indische Compagnie met den vorst van Moubara in 1757 gesloten.
De plaatselijke ligging, de gedaante en het onderlinge verband der voornaamste landschappen,
worden door onze Kaart beter aangeduid, dan zulks door de uitvoerigste beschrijving, welke wij daarom
zullen achterwege laten, zoude kunnen geschieden. De onderscheidene vorsten worden door het
Nederlandsche Gouvernement gewoonlijk Radja (*) genoemd, uitgezonderd die, welke den titel van
Lieorai voeren. Elke Radja heeft een’ of meer Rijksgrooten, in het Timoreesch Sieko genaamd, doch
bij het bestuur te Koepang onder den naam van Fettor (-}-) bekend, terwijl de verdere hoofden, in
afdalenden rang, doorgaans met dien van Tomokong {§) bestempeld worden.
II.
Koepang en omstreken. — Amarassie. — Amabie.
Koepang, de hoofdplaats der Nederlandsche bezittingen op Timor en naburige eilanden, ligt aan den
zuidkant der wijde baai van dien naam, op 10° 10' Z. br. en 123° 36" 0 . 1. van Greenwich. Het terrein
is hier zeer ongelijk en uit dien hoofde de stad ook zeer onregelmatig gebouwd. Het grootste en voornaamste
gedeelte van dezelve ligt op eenen lagen, effen’ bodem; de Chinesche wijk, welke slechts ééne
straat heeft, bevindt zich vooraan, langs het zandige zeestrand. Yele andere woningen van Europesche
afstammelingen, inlandsche Christenen en een aantal Mohamedaansche en Heidensche vreemdelingen
zijn langs de klippige hellingen der hoogten aangelegd, welke de eerstgemelde kleine vlakte ten westen,
ten zuiden en gedeeltelijk ook ten oosten insluiten. De zoogenaamde rivier van Koepang, in de landtaal
Koinino genaamd, vloeit langs den voet der westelijke hoogten en scheidt op die wijze de eigenlijke
stad van de bedoelde heuvelketen af. Deze heuvelen vormen aan de linker mondzijde der rivier eenen
'■.-(*) Nei-djoefa in het Timoreesch, hetwelk, even als het Maleische Radja ( ^ ) , v o r s t , k o n in g , o p p e rb e stu
u r d e r d es la n d s beteekent. Somwijlen worden deze vorsten, geheel in den oosterschen geest, door hunne onderdanen
op eene buitensporige wijze, hoogdravend betiteld. Zoo noemen zij hen b. v.: Oesi-neeno, e v e n b e e ld van
h e t h o o g s te w e z e n , Neeno-ana, k in d d e s h em e ls , d e r z o n , of van h e t l i c h t , Oesi-leeoe, v e r h e v e n ,
g ew ijd e g e b ie d e r enzv. Eene andere soort van eertitel is die van Oesi (of Oes)-koko, waarmede soms, uit over-
drevene bescheidenheid, de eene vorst den anderen bestempelt, en in welk geval de naam van des vorsten landschap
achter dien titel wordt gevoegd, bij voorbeeld: Oes-koko Ambenoe. Omtrent het woord oesi, hetwelk uit hunne
theogonie ontleend is, zullen wij later de noodige toelichting geven-; onder koko verstaan zij eene zeer groote en sterke’
denkbeeldige slang, wier kop met eenen gouden kam is versierd, en voor welke al de andere dieren schrik en vrees
koesteren. Ook hier dus eene veel beteekenende symbolische voorstelling van de slang! — De vrouw van eenen vorst
wordt Fenei naikh; zijn zoon, Nemnoeke naikh; zijne dochter, Fetnei naikh genaamd. Is de laatste gehuwd,
dan voert zij den titel van Fenei. De kleinzoon van den vorst heet Nemnoeke tenana.
(■f) Van het Portugesche Feitor, een fa c to o r . De Fettor’s zoowel als de Radja’s , moeten door den Resident,
namens het Gouvernement, in hunne rangen bevestigd worden; bij de lagere hoofden is dit niet noodig.
(§) Aldus gewijzigd naar de uitspraak der Timorezen. Maleisch Tomiinggong of Temof)ggungi(£pi&ij, een voornaam
h o o fd van h e t b e s tu u r , een v e ld o v e r s t e , kommandant d e r s t e r k t e n , z e e v o o g d cnzv.
■ De Tomokong’s zijn op Timor in twee klassen verdeeld, in Groote Tomökong’s , Lopo-nakqf-naikh genaamd,
die over bijzondere afdeelingen des lands regeren, en in Kleine Tomokong’s , welke den titel van Lopo-nakaf-baoen
voeren en wier gezag zich alleen tot de bewoners van een gehucht, of dorp bepaalt. De vrouw van eenen Tomokong
van den eersten rang, wordt Fenei nakqf, zijn zoon Nemnoeke lopo, zijne dochter Fetnei lopo genoemd.