Een Papoea van groote en athletisehe gestaltè en spierkracht $ en van middelbare jaren, wiens ruw
aanzien door de menigvuldige lidteekens van zijn naakt, ruig ligchaam nog vermeerdlrd werd, stelde
zich als opperhoofd dier streek aan onsvoof.* Zijn naam was Abrauw. Hij had in vroegere jaren eens het
eiland Ceram in de Molukken bezocht, en alstoen van de taal, welke door de strandbewoners aldaar
gespróken wordt, een weinig aangeleerd, zoodat onze tolken zich, in hunne moedertaal, eenigzins met
hem konden onderhouden. In zijn geboorteland scheen hij wijd en zijd wel bekend te zijn. Volgens
hetgene wij van hem vernamen, is het kustland aldaar verdeeld in twee groote distrikten, waarvan het
eene, Timakowa of Timoraka geheeten, zich van de rivier Oetanata vele dagreizens zuid-oostwaarts uitstrekt,
terwijl het andere, Koyway genaamd, zich van die rivier westwaarts uitbreidt tot voorbij den hoek
van Karoefa, alwaar het aan het landschap Onin grenst. Als tot het eerstgemelde distrikt behoprende,
noemde ons Abrauw de volgende dorpen en gehuchten: Bokamauw, Kapara, Perepia, Timapare,
Iperoja, Mimika, Marya, Wasia, Poromamoe, Pamaika, Oleriè, Djalay en Poeka. Uit het distrikt
Koyway: Oeta, Wakia, Wamoeka, Akara, Mapara, Kipia, Prougo, Peeuwka, Koeroea, Djerra,
Teeuwkia, Djoeja, Iroea, Kagataroe, Oëmerri, Karya, Auwtóe, Koéteha, Poetoeay, Napekoe, Poeroe,
Oeramoeka, Taimaka, Karamako, Ata, Paya, Kakay, Tarara, Waimeta en* Oeymetara. Of deze
-gehuchten doorgaans langs' het strand, dan wel gedeeltelijk meer binnenlands liggen; hoe verre zij onderling
van elkander verwijderd zijn, en tot welke hoogte van de kust zij zich uitstrekken, is ons"niet
duidelijk gebleken. Volgens de meening van den tolk Palty Barombang van Ceram,, zouden zij omstreeks
den hoek Boeroe eindigen. De verder westwaarts gelegene dorpen waren aan Abrauw niet bij
naam bekend, waarom wij, ten einde deze korte statistieke opgaven zoo volledig mogëlijk te maken, hier
datgene, zullen bij voegen, wat wij later, tijdens ons verblijf in de baai Oeroe Langoeroe, dienaangaande
te Weten zijn gekomen.
Vooreerst • dan moeten wij aanmerken, dat; volgens de daar ingewonnen berigten, die streek wel
gerekend wordt tot het groote distrikt Koyway te bëhooren, doch dat het kustland weder in onderscheidene
kleine distrikten verdeeld is, waarvan men er ons vier aanduidde. Deze zijn: het distrikt
Lokahia, waaronder Kajoe-mejrah behoort; het eiland Aidoema; het distfikt Lobo fhet Mowara, en het
eiland* Nametotte, onder hetwelk ook het eiland Sagil begrepen is. Ofschoon nu de bewoners van deze
vier kleine landschappen onder afzonderlijke hoofden staan, behooren zij toch aan den Radja van Name-
totte ondergeschikt te zijn. Men vindt in dezelve eéne menigte verstrooid liggende gehuchten, waarvan
echter velen slechts uit eenige weinige armoedige woningen bestaan. • De Heer van Delden heeft te
dezen aanzien de volgende berigten van de inwoners dier streken ingewonnen. Lokahia, een eilandje,
ruim twee mijlen van de kust verwijderd, bezitten dorp, hetwelk denzelfden naam draagt. Gehuchten
op den vasten wal aldaar zijn : Barimbi, Kouwapi, OemarauW, Olah, Boesama, Wairauw, Kairoeroe,
Girimora, Kasarimpi, Boemarauw en Wisirauw. Op het eilandje Kajoe-mejrah bevinden zich de
gehuchten: Ikaroes, Awasira, Alamawoea, Ekiminda, Laröey en Kajoe-mejrah. Op de vaste kust
daaromstreeks zijn gelegen: Kelemala en Tweerauw. &Qp het eilandje Dramai bestond vroeger een
dorpje van dien naafn, hetwelk thans echter verlaten is; maar tegen over hetzelve, op den vasten wal,
vindt men de gehuchten: Nabima, Mora, Mangawij Oeta, Warkawi, Inbina, Kemana, Sesei en
Taraay. Op het eiland Aidoema telt men, behalve een gehucht van gelijken naam, nog: Simoeroet,
Watawai, Waikala en Tabaroekan. Op den vasten wal: Warikarauw, LangoerauvV, Lobo en Mowara.
Op het eiland Sagil ligt een gehucht, Sanginauw geheeten. Op de kust aldaar vindt men: Boesirauw,
Kotairauw en Wairinrauvv. Op het eiland Nametotte is een, dorp van denzelfden naam, en èen ander,
Eranarauw geheeten. Op Poeloe Adie of het Wezels-eiland, vindt men de volgende: Watokarbauw,
Kiliwoeloe, Nigoear, Kisiwoey, Mangawitoe en Boerbauw. Op de vaste kust, tusschen het zóo even
genoemde eiland én dat van Nametotte, zijn voorts gelegen onderscheidene bewoonde plaatsen, waarvan
de voornaamste zijn: Basoarauw, Mamai, Makombo, Arkassi, Siesie, Nangoaromie, Morana, Wangoema,
Sjobarauw, Simorauw, Glang, Kombprauw, Itsjonga, Nangoera, Orami, Barari, Serendowarat, Goeysi,
Soenga^ Sara, Finaroe, Irina, Oendomo, Bassarauw, Nerita, Oernoesoe, Benonga en eenige anderen.
Er zijn in dat gedeelte tevens twee groote baaijen, Bitsjaroe en Argoeniè genaamd, welke laatste al de
hogten der omstreek in schoonheid en uitgestrektheid verre zoude overtreffen.
Ten opzigte van.den aanleg en de inrigting der woningen heerscht in de verschillende gedeelten
langs de kust, groote verscheidenheid. In de door ons bezochte noordelijkste distrikten, waar de strandbewoners
meest Mahomedanen zijn, of althans reeds vele Mahomedaansche gebruiken hebben aangenomen,
zijn de huizen allen min of meer van Maleischen bouwtrant: vierhoekig, somwijlen plat op de
aarde, doch vaker eenige voeten boven den grond, op stijlen rustende. Hoezeer meestal niet bijzonder
groot en ruim, en met weinig kunst en netheid zamengesteld, bezitten zij nogtans, over het algemeen,
eene tamelijke stevigheid en zijn zij wèl gesloten. Zij zijn gewoonlijk met Atap vau verschillende palmbladen
gedekt; Slechts eenige weinige, kleine woningen, die wij hier en daarin het boschaan troffen,
hadden de daken van boomschors. Van sommigen bestaan-de wanden uit planken of enkel uit stukken
hout; bij anderen zijn deze uitwendig met boomschors bedekt ofwel met Atap omhangen. Niet zelden
vindt men in zulk eene woning een, en somtijds*zelfs ëen paar kleine venstergaten; meermalen echter
ontvangen zij haar licht alleen door de niet zeer grööte opening der deur. Gemeenlijk staat ieder huis
min of meer vrij en, waar het terrein bergachtig is, het eene vaak iets hooger geplaatst dan het andere,
en volgens de ligging van den grond, het eene soms met den.ingang meer naar dezen, het andere meer
naar genen kant'gewend.' Inwendig zijn zij' ten deele hoog genoeg om er regtop in te kunnen staan,
ofschoon ons ook enkelen zijn voorgekomen., die dit gemak misten. Veelal wordt een enkel-hujs door
onderscheidene familiën, somtijds wel ten getalle van tien of meerdere hoofden, bewoond. Dit is dan
ook oorzaak, dat meestendeels, gelijk wij reeds boVen aanmerkten, zich slechts eenige weinige huizen in
eene groep bij elkander bèvinden, dikwerf van drie tot zes, welke dan gezamentlijk een Moendoe of
dorp vormen. De grootere gehuchten bestaan zelden uit meer dan acht of tien huizen. Het tot hiertoe
medegedeelde, omtrent het zamenstel der dorpen, heeft imtusschen alleen betrekking tot de Papoeasche,
die men langs de kust vindty tussehen ongeveer 135° oostërlengte, of van den-hoek Boeroe af, tot.
, voorbij het Wezels-eiland, op I333 of -welligt nog verder noord-westwaarts op. De bewoners der
binnenlanden daarentegen, door de strandvolkeren van die streek Mairassis geheeten, bezitten waarschijnlijk,
in overeenstemming met hunnen geringen graad van beschaving, veel slechtere woningen,
waaromtrent wij echter weinig met zekerheid weten, Ik zelf heb, slechts éénmaal, aan de oostelijke
afhelling van den berg Lamantsjieri, midden in het bosch, op eene eenigzins opene*plek, eene, door
zoogenaamde Alfoeren of Mairassis, bewoonde hut gezien. Ik geloof echter, dat dezelve meer voor een
Land-*en VotKENKtJHDE. ^ * A ' . «My ' , •’