G E Z I G T E N
VAN
BERGEN, KRATERS, KUSTEN EN EILANDEN
JAVA, SUMATRA EK DE STRAAT SUKDA.
D e uitgebreidheid, welke mijne reisverhalen van Borneo, Tïmor, Nieuw-Guinea en andere
oostelijke streken van den Indischen Archipel, van lieverlede hebben bekomen — eene uitgebreidheid,
waardoor de tekst ten slotte aanmerkelijk meer plaats beslaat, dan aanvankelijk aan het geheele boekdeel
was toegedacht — maakt het mij ten plïgt, in deze bijdragen tot de kennis der natuurlijke gesteldheid
van Java en Sumatra, waar de afdeeling Land- en Volkenkunde mede besloten wordt, meerendeels
'zeer kort te zijn, en de daarbij behoorende afbeeldingen en kaarten slechts van de noodige, toelichtende
verklaringen te moeten doen vergezeld gaan. Alleen ten opzigte van die kraters, welke nog weinig
bekend, en van die vulkanische verschijnselen, welke bijzonder gedenkwaardig zijn, heb ik gemeend
eenigzins meer te mogen uitweiden; terwijl ik mij omtrent de overigen hoofdzakelijk heb bepaald tot
het aanhalen van en het verwijzen naar zulke werken, als waarin min of meer uitvoerige en, natuurlijk,
ook min of meer wetenschappelijk belangrijke berigten, aangaande die vuurbergen te vinden zijn.
Wanneer ik mij hier tot inkrimping gehouden acht, is het er echter verre af, dat mijn voorraad
bouwstoffen zoude zijn uitgeput. In geenen deele! Mijne nog onuitgegevene geographische, statistieke
en inzonderheid mijne zoölogische Aanteekeningen van Java en Sumatra, gevoegd bij de aanwezige,
nagelatene handschriften van mijne, op het veld des onderzoeks, als slagtöffers gevallen vrienden en
reisgenooten, zijn meer dan toereikende en, bedrieg ik mij niet, ook belangrijk genoeg, om als een
vervolg op deze V e rh a n d e lin g en bewerkt te worden. Mogt onze Hooge Regering tot zulk eene
voortzetting kunnen besluiten, hoe gaarne zoude ik mijne zwakke krachten, doch warmen ijver willen
blijven toewijden aan eene taak, door welker vervulling het edele doel, waaraan de Natuurkundige
Land- en Volkenkunde. 113