worden. Het onderscheid dier beide, door droogte en vochtigheid aan elkander overstaande, halfjarige
weêrsgesteldheden, is intusschen op Timor veel grooter, dan op Java, Sumatra, Borneo enzv., waar
de menigvuldige zware bosschen aanhoudend verfrisschende dampen uitwasemen, en buitendien de
warme lucht der maanden, gedurende welke de zon in het zuidelijke halfrond staat, ook dikwerf door
hevige onweêrsbuijen verkoeld wordt. Op Timor daarentegen valt gedurende de oostmoeson, dikwerf
vele maanden achter elkander, geen droppel verfrisschende regen, waardoor de aarde verzengd en zulk
eene dorheid in het plantenrijk, vooral in het gras, wordt te weeg gebragt, dat in de lage kuststreken
soms ter naauwernood genoegzaam voeder voor een paard te vinden is, en de inlanders zich genoopt
zien, al hun vee naar deze of gene vallei der binnenlanden over te voeren. Zeer vele bergrivieren,
welke gedurende de westmoeson tot wilde en vrij breede stroomen aanzwellen, droogen in het getijde
der oostelijké winden geheel en al uit, terwijl de brandende zonnestralen, vooral in het middaguur,
met eene bijna ondragelijke hitte van den helderen hemel nederschieten. Te Koepang staat alsdan de
honderddeelige thermometer des morgens vroeg op 24°5—25°, tusschen 12 en 2 ure na den middag,
alswanneer de hitte haar toppunt bereikt, 32°—-33° en soms zelfs 35% en met den ondergang der zon
op p. m. 30°. In het midden der regen- of westmoeson, te weten in januarij, teekent hij daarentegen
’s morgens vroeg, zelden hooger dan 22°5—23°, op het warmst van den dag 31°, en tegen den avond
omstreeks 27°. — Dewijl op Timor de onweêrsbuijen veel zeldzame^ zijn, dan in de meer westelijke,
noordelijke en noord-oostelijke streken van den Archipel, behooren donder en bliksem ook op dit eiland
geenszins tot de gewone, dagelijksche verschijnselen. — Aardbevingen doen zich nu en dan wel eens
gevoelen, doch, volgens de verzekering der inboorlingen, nooit met schrikbarende, zelfs niet met noemenswaardige
hevigheid. Wij zelven hebben, gedurende ons langdurig verblijf aldaar, slechts eenmaal,
in het landschap Amarassie, eene niet bijzonder sterke schudding waargenomen.
Wat de voortbrengselen van het land betreft: onder dezen bekleeden, voor de huishouding en het
handelsverkeer, uit het rijk der delfstoffen, het g o u d , uit het plantenrijk de m ais, rijst en het s a n d e lh
o u t, en uit het dierenrijk het zwijn, de b u ffe l, het p a a rd en het was der bijen, eene ëerste plaats.
Eigenlijke mijnen vindt men op Timor niet, maar de beddingen van vele rivieren bevatten, hoezeer in geringe
hoeveelheid (*), korreltjes en kleine schilfertjes goud. De meest bekende goudvoerende rivieren van
Timor’s westelijk gedeelte, bevinden zich in de binnenlanden, bepaaldelijk in het Sonabaysche landschap
Amakono (-f), en eenige dagreizens van daar, meer westelijk, in eene landstreek, tegenwoordig door
(*.) Dit blijkt reeds daaruit , dat in de Nederlandsche bezittingen het goud nimmer eenen noemenswaardigen tak
van handel uitmaakte, komende zelfs op de officiële lijsten der jaarlijks van Koepang uitgevoerd wordende góederen,
de naam van dit metaal slechts zelden voor. De geringe hoeveelheid stofgoud, welke door de inlanders hier en daar
uit het zand der rivierbeddingen wordt gewasschen, houden zij meestal voor eigen gebruik en vervaardigen daarvan
hunne versierselen» Voor menschen, welke ten gevolge hunner weinige behoeften, een groot gedeelte van hun leven
geheel zorgeloos en naar eigen goeddunken kunnen doorbrengen,' verstrekt het zoeken naar dit zoo kostbaar metaal,
waaraan ook zij veel waarde hechten, tót aangename tijdkorting, zonder dat het als een eigenlijke tak van nijverheid kan
beschouwd worden. De Oost-Indische 'Compagnie heeft meer dan eens op Timor gravingen naar goud laten doen, doch
nimmer met ëen gunstig gevolg. De laatste proef, door haar genomen, had plaats in de tweede-helft der voorgaande eeuw.
HH De Heer de Freycinet verkeert in eene zonderlinge dwaling, wanneer hij (V o y a g e , Partie historique, T. 1.
p. 549) zegt: » Parmi les cours d ’eau aurifères, on cite encore la rwière Chdmoro, dans la partie Nord-Est de File,
eenen afgevallen rijksgroote (Sieko) van Sonabay, Pitai genaamd, tot verblijf gekozen» Buitendien
zijn er nog vele andere plaatsen, in de landschappen Amfoang, Ambenoe, Fialarang, Amanoebang en
Amabie, alwaar door de inboorlingen, nu en dan, naar goud wordt gezocht. Omtrent Timor’s rijkdom
aan kopererts, waarvan sommige reizigers hoog opgeven, moeten wij verklaren, dat, volgens onze
onderzoekingen, het geheele westelijke gedeelte van het eiland slechts karig schijnt bedeeld te zijn, zóó
dat dit metaal hier alleen tot de voortbrengselen van ondergeschikt aanbelang geteld kan worden (*).
Gelijk overal elders op den aardbol, zelfs die streken niet uitgezonderd, waar het graven naar ertsen door
kunde en ondervinding geleid en in hooge mate ondersteund wordt, is ook op Timor de landbouw en
de veeteelt, en hetgeen de organische natuur den mensch verder aanbiedt, van oneindig meer belang
voor denzelven. Onder de zelfstandigheden, welke den Timorees tot voedsel verstrekken, staat de mais
boven aan. De gesteldheid van den grond en het klimaat zijn op Timor voor den aanbouw dezer belangrijke
grassoort beter geschikt, dan voor eenig ander nuttig gewas (-J-). Rijst wordt alleen in somet
celle que les Hollandais appellent Amakonos Kaysser. J’ignore précisément oü se trouve cette demière, dont Ie
gisement paraït entouré a dessein de quelque mystêre; je suppose cependant qu’elle n’est pas fort éloignée de Coupang.”
De vorst van het voorheen magtige rijk Sonabay, wordt namelijk, volgens een oud, door de Oost-Indische Compagnie
ingevoerd gebruik, gewoonlijk door de Europeanen en Europesche afstammelingen te Koepang, Keiz e r genaamd.
De Heer de Freycinet, vermoedelijk noch Hollandsch noch Maleisch verstaande, paste dien titel, verëènigd met den
naam van een der voornaamste landschappen des Keizers, op eene rivier toe. Dat derhalve, ten opzigté van die
denkbeeldige rivier, eene zekere geheimzinnigheid moet bestaan, is niet te verwonderen.
(*) Indien de ons van verschillende zijden gedane verzekeringen juist zijn, moeten evenwel sommige oóstelijke, tot
het gebied der Portugezen behoorende streken, eenigzins rijker zijn aankoper. Wij hebben een gedegen stuk, ter
zwaarte van 1,8 Nederl. ponden (kilogrammen), medegebragt, hetwelk uit de omstreken van Delli zoude afkomstig zijd.
(f-) Physische oorzaken hebben dus o nm id d e llijk tot het allezins gewigtige verschijnsel aanleiding gegeven, hetwelk
men, in onderscheidene streken van den Indischen Archipel, ten opzigte van het hoofdvoedsel der inboorlingen opmerkt,
en naar hetwelk de betrekkelijke graad hunner beschaving, als het ware, m id d e llijk kan worden afgemeten.
In het meest beschaafde gedeelte toch van den Archipel: in deszelfs uitgestrekte westelijke landen, is het de r ij s t ,
met welker aanbouw de inlander zich het liefst bezig houdt, dewijl hare kuituur, in huishoudelijk opzigt, hem van
de meeste waarde is. In de oostelijke streken des Archipels: in de Molukken, op de Aroe-eilanden en langs de
westkust van Nieuw-Guinea, landstreken, waar over het geheel genomen, alle maatschappelijke verhoudingen en inrig-
tingen nog op den laagsten trap staan, is het voornamelijk het s a g om e e l,' dat in de eerste behoefte van den inlander
voorziet; terwijl op Timor, het land, welks bewoner in geestontwikkeling en zedelijk gevoel, genoegzaam tusschen
die der beide genoemde groote land-afdeelingen in het midden staat, de m ais eene even gewigtige plaats bekleedt.
De meeningen omtrent het oorspronkelijke vaderland van de mais zijn, gelijk bekend isy zeer verschillend. Wij
zullen hier dienaangaande geene nieuwe vooronderstellingen opperen, maar merken alleen aan, dat het woord
Djagoeng (£?W) niet, gelijk de Heer Crawfard (Ind. Arch. V. 1. p. 366) opgeeft, »van het eene einde van den
Archipel tot aan het andere, ” aan die plant gegeven wordt; maar dat zij integendeel op de Timorsche eilanden onder
geheel andere namen bekend is. De Timorezen noemen haar Pena, de bewoners van het eiland Samauw N g a j,
die van Rotli Pelak, die van Solor Wata, en die van Sawoe Tere-djawa. De laatste naam duidt aan, dat die
inboorlingen hunne mais beschouwen als van Djawa of Java afkomstig» — Eene even groote verscheidenheid van namen
vindt men ook op deze eilanden voor de rijst. In den bolster (in het Maleisch ,_$» jls Padie) heet dit graan bij de
Timorezen Aneh, bij de Solorezen Tahan, bij de Sawoenezen Aree, en bij de Rottinezen Hadeh. De laatstgemelde
eilanders noemen voorts de ontbolsterde rijst Bras) Iesik, de gekookte rijst (gjwlS Nasie) Kaka-oe, en een
. bewaterd rijstveld (*jb Sdwah) Hadeh-dèe. De Timorezen kennen de ontbolsterde raauwe rijst onder den naam
van Maka.
Meer soortgelijke voorbeelden, in tegenspraak met het door den Heer J. Crawfurd, in zijn aangehaald wexk medegedeelde
, zullen op onze lijst van Inlandsche woorden der Timorsche eilanden worden aangetoond.
i . Land- en. Volkenkunde.