breiden; den derden, de Atoeli (*) Koepang (de Ko ep an g n e z en ), die slechts een smal deel van het
westelijke uiteinde van Timor, benevens het eiland Samauw bewonen. De Belonesche stam is in twee
groote rijken gesplitst, bekend onder de namen Loeka en Waiwiekoe-Waihalie. Het eerstgemelde
groote rijk strekt zich van Timor’s oosthoek, westwaarts tot op omtrent een derde der lengte van het
geheele eiland uit; het andere beslaat een voornaam deel van deszelfs midden. Aan het hoofd van elk
dier twee rijken staat een vorst, welke den titel voert van Lieorai (f) ; maar hunne opperheerschappij
bestaat eigenlijk alleen in naam, of is althans tegenwoordig tot een’ schijn afgedaald, aangezien
een aantal mindere hoofden zich allengskens geheel of gedeeltelijk aan dezelve onttrokken hebben,
en haar nog slechts in zoo verre eenigzins eerbiedigen, als met hunne belangen overeenkomt. Een
gedeelte der bevolking van beide rijken, doch vooral van dat van Loeka, is aan het gezag van het
Portugesche Gouvernement onderworpen; een ander klein gedeelte van den Beloneschen stam staat
onder den invloed van het Nederlandsche Gouvernement, overeenkomstig het verbond, door de Oost-
Indische Compagnie met den Grootvorst van Waiwiekoe-Waihalie, in 1752, gesloten. Het meerendeel
der Timoresche bevolking, in engeren zin, alsmede de gansche Koepangsche, erkennen daarentegen
het onbepaalde gezag der Nederlandsche Regering. De Timorezen leefden voorheen onder een’ alleen-
heerscher, welke zich insgelijks Lieorai noemde; dan, tegenwoordig is dit eertijds zoo magtige rijk in
vele kleine landschappen verdeeld, die zich van lieverlede vrij verklaard en onder bescherming van het
Europesche bestuur te Koepang gesteld hebben. Sommige derzelven hebben zich echter later ook van
dit bondgenootschap wederom losgescheurd, en staan thans geheel onafhankelijk op zich zelven. Daar
.onze berigten zich voornamelijk over de Nederlandsche bezittingen op Timor uitstrekken, zullen wij
hier een kort overzigt van de verschillende, tot hetzelve behoorende landschappen geven.
1.) KOEPANG. De vorst van den Koepangschen volksstam is, naar oud gebruik en de aan hem
door de voormalige Oost-Indische Compagnie verleende regten, bij het Gouvernement de eerste in rang
onder de inlandsche hoofden. Hij houdt zijn verblijf op het eiland Samauw, werwaarts deze vorstelijke
familie met vele onderdanen verhuisde, nadat haar, vroeger vrij uitgestrekt gebied op Timor, door
herhaalde afstanden, zoowel aan de Compagnie als aan onderscheidene Timoresche en Belonesche groo-
ten, welke door het aangaan van huwelijken, zich met baar vermaagschapten, dermate is gesmaldeeld,
dat het zich tegenwoordig alleen nog tot een klein gedeelte kustland, met het dorp Klaiba,- aan de
zuid-westpunt van dit eiland bepaalt.
(*) Dit woord heeft, even als het eerste van iedere benaming in de beide andere tongvallen, dë beteekenis van
het Maleische Orang, mensch. Het landschap Koepang noemen de Timorezen Nei-toessi. Het woordje N e i of
-Nai wordt, gelijk wij later zullen doen zien, ook steeds voor de vorstelijke titels en de familienamen der hoofden geplaatst.
Hetzelve is waarschijnlijk verwant aan het Maleische j jU najikh: o p k lim m en , s tijg e n , r ijz e n , ver-
h o o g e n , v e rh e ffen enzv., en beteekent dien ten gevolge, als bijvoegelijk naamwoord: h o o g , v e r h e v e n enzv.
Volgens deze etymologie bestaat dus de naam van het landschap uit eene zamenstelling van deszelfs eigennaam met een
vleijend of eerbiedig Epitheton. Wij voegen hier nog bij, dat Wessi (Maleisch Besio) ijzer beteekent, en dat
tot de toekenning van dezen naam aan dit landschap, vermoedelijk de betrekkelijke hoeveelheid ijzer, door vreemdelingen
aldaar aangébragt, zal aanleiding hebben gegeven, vermits in het land zelf, tot nog toe geen ijzererts is
ontdekt geworden.
(-]-) Gewoonlijk door K e iz e r of G r o o tv o r st vertolkt.
2. ) AMABIE. Onder al de landschappen, aan het Nederlandsche Gouvernement verbonden, is dit
thans het belangrijkste. Aan het hoofd van hetzelve staan twee vorsten, tussehen welke de taak der
regering en des oorlogs verdeeld is, terwijl aan den eersten het meeste gezag wordt toegekend. Deze
woont digt bij Koepang, maar de krijgsvorst in het land zelf, dat vroeger grootendeels tot het gebied
van Koepang behoorde.
3. ) AMARASSIE. Naast Amabie komt, ten aanzien van grootte en magt, het landschap Amarassie
het eerst in aanmerking, vooral ook wegens zijne ligging in de nabijheid der stad Koepang. Het
geheele land is in drie distrikten verdeeld, door even zoo vele afzonderlijke vorsten bestuurd wordende;
echter oefent een hunner, welke den titel van Radja besar (Groote vorst) bij het Gouvernement
draagt, eenen niet onbelangrijken invloed over de beide anderen uit.
4. ) AMFOANG en SORBIEAN. Deze twee distrikten vormden vroeger één landschap, onder den
naam van Amfoang (*), hetwelk, volgens de overlevering, in de allereerste tijden, door eenen onafhan-
kelijken vorst bestuurd werd, die intusschen, bij gebrek aan moed en beleid, langzamerhand aan den
Sonabayschen Lieorai ondergeschikt werd, doch zich later weder aan diens oppergezag onttrok en zich vrij
maakte. Twee broeders verdeelden vervolgens het land, onder de bovengemelde namen, in twee afzonderlijke,
van elkander onafhankelijke distrikten. Een hunner, welke over Amfoang regeert, vestigde zich
digt bij de stad Koepang; de andere tak, die over Sorbiean gebied voert, woont binnen zijn’ eigen’ kreits.
5. ) TAIBENOE. Het vorstelijke geslacht van dit kleine distrikt ontleend zijnen oorsprong uit het
landschap Amfoang, waar zijne voorouders rijksbestuurders waren. Sedert het in de rij der zelfstandige
hoofden is getreden, houden de vorsten van dit distrikt hun verblijf nabij de stad Koepang.
6. ) FÖNEI. De voorouders van het stamhuis dezes kleinen distrikts waren ondergeschikte hoofden
van den vorst van Koepang. Zij maakten zich onafhankelijk, stelden zich onder de bescherming der
Hollanders en kozen eene vaste verblijfplaats, niet verre van de stad Koepang, zijnde deze van den
beginne af de hoofdzetel der laatsten.
7. ) SONABAY, het land van den zoogenaamden K le in e n K e iz er, die insgelijks niet ver van
Koepang woont. De eerste vrije vorst van dit distrikt was een broeder van den Lieorai des rijks van
gemelden naam.
De tot hiertoe genoemde landschappen zijn onmiddellijk aan het Nederlandsche gezag onderworpen;
van de volgende, eerbiedigen sommigen slechts in zoo verre de bevelen van het Nederlandsche Gouvernement,
als dezelve door eene genoegzame magt kunnen worden ondersteund; anderen, daarentegen,
hebben zich in den laatsten tijd opentlijk ongehoorzaam en vijandig jegens hetzelve geloond, terwijl eindelijk
eenige weinigen alleen als bondgenooten te beschouwen zijn.
(?) Nei-foa in de landtaal.
. Land- en Volkenkunde.