keten eilanden, welke zich, in de gedaante van eenen veelvuldig doorbrokenen isthmus, van het schiereiland
Malakka, in O. Z. oostelijke rigting, tot op geringen afstand (65 geogr. mijlen) van de noordwestkust
van Nieuw-Holland uitstrekt. Door deze geographische ligging is Timor, zoowel uit een zuiver
aardrijkskundig oogpunt beschouwd, als in een politiek opzigt, zeer belangrijk. Voor de aardrijkskunde
als een schakel ter verbinding van Azië en Australië: werelddeelen, evenzeer door hunnen physischen
als ethnographischen toestand, hemelsbreed van elkander verschillende. In politiek opzigt, als het uiterst
zuid-oostelijk liggende grensland van den Indisehen Archipel: door die ligging, als ware het, deszelfs
natuurlijke sleutel aan die zijde, en tot dat einde bijzonder passend, wegens zijne niet onaanzienlijke,
half beschaafde bevolking. Het zamentreflèn dezer verschillende gewigtige omstandigheden heeft dan
ook ongetwijfeld niet weinig medegewerkt tot het reeds vroegtijdig aanleggen van Europesche etablissementen
op dit eiland (*).
( “) Het is evenwel bekend, dat er reeds meermalen (onder de Oost-Indische Compagnie zoowel, als ten tijde van den.
Maarschalk Daendels, in bet begin dezer eeuw) twijfeling bestond, of deze bezitting, uit overweging, dat zij in bet
algemeen; hoe betrekkelijk min beduidend dan ook', slechts tot eenen lastpost verstrekte, niet zoude worden opgegeven.
Hoogere staatkundige redenen' schijnen echter zulks steeds belet te hebben. Ten opzigte zoowel dezer overwegende
staatkundige redenen, als om de wille der menschelijkheid, verheugt het ons, dat Koepang voortdurend
door Holland is in bezit gehouden. De zeelieden, wier bestemming het is , de gevaarlijke wateren ten oosten van
Timor te doorkruisen, hebben voornamelijk reden, daarvoor dankbaar te zijn. Menigeen toch, vond.op de aldaar
gevestigde Europesche etablissementen redding, welke, zonder dezelve, in den wijden omtrek nérgens zoude zijn te
wachten geweest. Herinneren wij ons slechts den Luitenant W. Bligh,’ wien het mogt gelukken, Koepang té bereiken,
toen hij door het muiteüde scheepsvolk van de B o u n ty , niet verre van het eiland Tofoa, in de Zuidzee, ‘met eenige
weinige zijner reisgenooten gedwongen werd, in den barkas, zijn levensbehoud aan het noodlot toe te vertrouwen.
Kapitein Edwards van de koninklijke Engelsche Marine, beschouwde insgelijks Timor als het naaste en veiligste punt
tot zijne redding, na het fregat P a n d b r a , op een der riffen in de straat Torres, verloren te hebben. Een soortgelijk
ongeval had, tijdens ons verblijf op Timor, plaats , en daar hetzelve, voor zoo veel wij weten, niet algemeen.bekend
is willen wij, in het belang der zeevaart, voor zoo verre wij in staat zijn, daarvan een eênigzins uitvoerig verhaal
geven. — In het laatst der maand mei 1829 kwamen er namelijk, kort na elkander, drie sloepen met schipbreukelingen
te Koepang aan. Zij hadden veel geleden, waren afgemat en grootendeels ziek, ten gevolge van het uitgestane
gebrek en vermoeijenis. De gezagvoerder, John Joung, kwam van Port Jakson en wilde met het schip G o u v e rn o r
R en d y naar Batavia stevenen; doch leed schipbreuk. Omtrent het verlies van dit vaartuig, had de eerste stuurman
de goedheid, ons het volgende uittreksel uit zijn Journaal mede te deden.
»Maandag, den I 8dcn mei 1829.
»In den vroegen morgen (te, 4 ure) frissche kodte en bewolkte lucht; volgens waarneming aan Jupiter en de
- » sterren Fomalhaut, Wega en Atair, in de passage tusschen Boot-eiland en Portlock’s rif; voerden weinig zeil. Te
» 7 ure, Murray’s eilanden Z. W. t. W. Te 9 ure, vindende dat wij den ingang niet konden krijgen, die ons door
>! Kapitein Welsh was aanbevolen, laveerden wij naar het oosten. De Kapitein benevens de eerste Stuurman waren
? » altoos vóór op het schip aan den uitkijk; Doctor Wilson, welke vroeger die straat was doorgevaren en de zeevaart-
» kunde verstond, bleef bij het roer staan) en de tweede Stuurman gaf acht op de zeilen. Te 11 ure 35 minuten
»des morgens, hadden wij Murray’s eilanden Z. t. W. en Darnley’s eiland N; W. J N ., op den afstand van 3—4
» mijlen (Engelsche). Te 2 ure 45 minuten na den middag, stiet het schip op een koraalrif, liggende in het vaar-
» water, hetwelk op Flinders kaart, als een zuiver kanaal staat aangeteekend. De zeilen werden oogenblikkelijk
.»gestreken. De timmerman peilde in de pompen 3 voet water; 20 minuten later bedekte het water reeds den ballast
» in het achterruim. Te 3 ure 15 minuten peilden wij 12 voet water; het schip begon langzaam te zinken. De
»sloepen werden nedergelaten, en waterden levensmiddelen in dezelve gebragt. Te 4 ure na den middag, kwam
» het 'water over het onderdek. Toen werden al de manschappen bijeen geroepen en hun gevraagd, óf zij den raad
»van den Kapitein en der officieren wilden volgen en het schip verlaten; waarin allen gereedelijk toestemden. De
De kaart van Timor’s westelijk gedeelte, aan deze berigten toégevoegd, geeft een algemeen överzigt
van de gesteldheid des lahds en zijner statistieke verdeeling, voor zoo verre wij omtrent dit een en ander
tegenwoordig kennis dragen. Dezelve is met groote zorg, deels volgens de beste bronnen (*), deels
» manschappen werden óp de volgende wijze verdeeld. De Kapitein, Doctor Wilson en 17 matrozen gingen in de
»barkas; de eerste stuurman niet 11 matrozen in de groote sloep, en de tweede stuurman met 7 matrozen in de jol.
» Omstreeks den ondergang der zon bleef er geen twijfel meer over, dat het schip weldra in diep water zoude wegz
in k en . In den nacht werd het weder stormachtig. Den volgenden ochtend zagen wij niets meer van het schip en
»onze eenige hoop was alstoen óp Timor-Koepang gerigt.”
Ettelijke jaren geleden (in 1838) hebben de Ëngelschen op nieuw post gevat aan de noordkust Van Nieuw-
Holland in Port Essington (gelegen op 11° 30' Z. breedte en 132° 20' 30" Öoster-lengte van Gr.). Hel staat intus-
schen te, bezien of het daarmede, bij al de groote verwachting, welke men van deze nieuwe onderneming koestert,
en die op géén geringer doel zoude zijn gerigt 3 dan om een tweede Singapoer, in het zuiden der Indische eilanden
te stichten, wel beter zal gaan, dan met het, veertien jarén vroeger, op het nabijgelegené Melville-eiland gevestigde
Britsche etablissement. Het laatste was van korten duur. Het dagteekende van het jaar 1 824; maar toén, in 1829,
eene brik van Timor-Koepang, met ongeveer 70 stuks buffels aldaar aankwam, vond men Raffies-haai en geheel
Melville- en Bathurst-eiland door de Engelschen verlaten; zoodat de brik, in stede van eene goede, eene zeer slechte
rekening maakte, vermits e r , tegen de moeson. tenigkeerende, ten gevolge der hevige bewegingen van het vaartuig,
en döor gebrek aan voedsel voor de buffels, meer dan tweederden van dezelve stierven en in zee werden geworpen.
(*) Wat de kusten betreft, voornamelijk naar de hydrographische kaarten van Flinders en Freycinet, daar mij dé
boven vermelde, bij het Ministerie van Koloniën berustende kaart, onbekend was, toen ik de mijne zamenstelde.
Ten. opzigte der namen van de verschillende uithoeken, ben ik echter mijne eigene navorschingén gevolgd, vermits
aan sommige derzelven, langs de noordkust van Timor, door de Europesche zeevaarders willekeurige namen zijn,
toegekend, en van andere de inlandsche namen zeer onnaauwkeurig en misvormd, in'al de voorhanden zijnde kaarten
zijn opgegeven. Alvorens tot eene verklaring dier namen over te gaan, moet ik aanmerken, dat vele derzelven
zuiver Maleisch zijn, hetgeen vermoedelijk daaraan moet worden toegeschreven, dat de Timorezen, zich bijna volstrekt
niet op de zeevaart toeleggende, of liever, met een’ sterken tegenzin voor haar vervuld, het Maleisch de
algemeene taal is , in welke door de Boeginezen, Makassaren, Cerammers en andere nijvere en ondernemende volks*
stammen van den Indischen Archipel, de kusthandel gedreven wordt. De op mijne kaart vóórkomende namen,
van de Z. W. punt van Timor, noord-oostwaarts. o p , langs de kust volgende, vindt mén daar: Oisina, hetwelk
zuiver Timoreesch en zamengesteld is uit de woorden oi w a t e r ; en sina, den eigennaam eener nabij dien uithoek
in zee uitslröomende rivier. Balmoetoeng schijnt mij toe te zijn zamengesteld van jU hala v o lk , k r ijg s lie d e n ,
en memotong sn ijd en , ter herinnering veelligt, eener eertijds omtrent die plaats voorgevallene schermut-
sëling tusschen verschillende legerbenden. Pakoela, meen ik te moeten afleiden van »pakoe s p ijk e r , en het
toevoegsel ai lah, ter aanduiding van de aan dien hoek puntig uitstekende klippen. Siljiana kan ik evenmin vertalen,
als met eenige juistheid opgeven, aan welken tongval die naam ontleend is. Koeroes beteekent: mager.
Mas ( ( ^ 0) g o u d , vermits niet ver beoosten dien hoek, de wateren van eene zoogenaamde Goudrivier zich in zee
ontlasten. Gemoekh (&*%) beteekent: v e t . Binino, waarschijnlijk aldus genaamd naar een daaromtrent gelegen
dorp van dien naam. Batoe-mejrah, is zamengesteld uit cl>U s t e e n , r o t s , en ro od : dus ontleend van roodkleurige
klippen. De naam Hornay moge, ter altijddurende gedachtenis aan den, van de Hollanders op Solor, naar de
Portugezen te Liefauw, overgeloopenen vlugteling , bewaard blijven. Batoe-poetih, zinspeelt door het achterste bij*
voegelijké naamwoord ( * y ) op de zich aldaar wit vertoonende rotsen. -— Strékken wij dit taalkundig onderzoek ook
over eenige nabijliggende eilanden u it, dan treft in dit opzigt onze kritiek, in de eerste plaats, het, ter noordzijde van
Timor gelegen eilandje Batoe, hetwelk op alle kaartefr Gpula*batou.. heet. MaarGoela-batoe (naar onze spelling)
beteekent in de Bahasa ddgang of taal des handels, k a n d ij-su ik e r . Deze toepassing laat zich, mijns erachtens,.
niet wel verklaren. Waarschijnlijk is. het woord Goela, door misvatting, van Poeloe of Poelaw (J y ) verbasterd,
en de naam van Poéloè-batoe (rotsachtig eiland) komt het bedoelde .eilandje met het volste regt toe. Voorts merken
wij hier nog aan, dat, in stede van Cambi, gelijk op sommige zeekaarten, een eilandje tussphen Wetter en Ombay
•gelegen, opgegeven staat, Kambing (jLaaS- g e it ) geschreven dient te worden. Zoo ook, ijn het Hollandsch, P.Samauio,
in plaats van P. Semao; P. Saiooe, in plaats van P. Savu, enzv.
• Land- en Volkenkunde. * . ? 35