mogelijk, zelf mede te deelen ; doch, indien zich daartoe geene geschikte gelegenheid opdoet, zendt
hij haar, door middel eener vertrouwde bejaarde vrouw, een doosje (Tiwa), met betelbladen, pinang,
gambir, kalk en tabak gevuld, met de bede, van dit een en ander gebruik te willen maken. Is het
meisje den jonkman niet zeer genegen, dan zendt zij het doosje onverwijld terug; doch in het tegenovergestelde
geval neemt zij het aan en bepaalt tijd en plaats, waar beide elkander zonder getuigen
kunnen ontmoeten. De jonkman, aan deze uitnoodiging gevolg gevende, beidt aldaar zijne geliefde
onder het blazen op een Foehan n ó ,. zijnde eene soort van mondlrom, uit een stuk palmblad gemaakt
en hoofdzakelijk tot zoodanige liefde’s-ontboezemingen gebezigd wordende. Op het geluid dezer too-
nen treedt de maagd te voorschijn. Nu komt het tot eene verklaring; er wordt geliefkoosd en eene
nadere bijeenkomst afgesproken. Het meisje brengt bij die gelegenheid de haar gezondene Tiwa ledig
terug, terwijl de jonkman haar, bij het afscheid nemen, zijnen nooit ontbrekenden siriezak (Hcdoek
Kosoe) ter hand stelt, bijaldien namelijk zijne liefde zuiver en opregt is, en het aangaan eener ecbt-
verbindtenis ten doel heeft; bepalen zich echter de oogmerken van den jonkman alleen tot eenen geheimen
minnehandel, dan geeft hij zijnen siriezak niet over. In het eerste geval vindt het meisje in
den zak eenige geschenken, als: geldstukjes, zilveren platen en diergelijken, welke zij gereedelijk in
ontvang neemt. Is zij genegen, den jongeling te huwen, dan vertoont zij den zak aan hare ouders; zoo
niet, dan houdt zij hem heimelijk in bewaring. Bij de eerstvolgende zamenkomst brengt zij dien aan
haren minnaar terug, met eene fraai gekleurde Tiwa ten geschenke daarin, waaraan twee of drie
kleine zilveren of gouden ringen zijn gebonden, die door den jonkman bij zijne te huis komst gevonden
worden. Bestaat het geschenk uit twee, digt naast elkander geplaatste ringen, dan wil zulks
zeggen, dat het meisje wel genegen is, den jonkman te huwen, doch geene geheime verkeering met
hem wenscht te onderhouden. Yindt hij echter nog een’ derden ring, op eenigen afstand van de twee
andere vastgehaakt, dan wil zij daarmede te kennen geven, dat zij wel reeds eenen man heeft, of verloofd
is, en derhalve geen nieuw huwelijk kan aangaan, maar desniettemin bereid is, zijne geheime minnares
te worden. Komt het werkelijk tot eene echtverbindtenis, dan vervoegt zich de jonkman den volgenden
dag, na de ontvangst der ringen, tot zijne geliefde, den betelzak van alle benoodigde artikelen behoorlijk
voorzien en daarenboven eenige zilveren platen, kralen en andere snuisterijen medebrengende, welk
een en ander hij het meisje ten geschenke aanbiedt. Zij vertoont deze voorwerpen aan hare ouders en
stelt hun haren minnaar voor. Na te zamen betel gekaauwd (*) en nog het een en ander gebruikt te
hebben, keert de jonkman terug en deelt zijnen nabestaanden de zaak mede, waarop deze, kort daarna,
bij de ouders van het meisje een bezoek afleggen, en omtrent den bruidschat (Belles (^) genaamd) in
(*) Vandaar ook de eigenaardige Maleische uitdrukking ma? pinang, hetwelk letterlijk: b e t e l ka au w en , maar
overdragtelijk: on d e r lin g e e en sg e z in d h e id beteekent.
(-}) De klank van dit woord doet denken aan het Maleische beli, k ö o p en , in k o op en ; en in der daad is de
helios eigenlijk de prijs, voor welken de dochter, van hare ouders gekocht wordt. De Redjang’s en andere volken
van Sumatra noemen die huwelijksgift djoedjoer (k o o p -o f losprijs); de Sundanezen en de eigenlijke Javanen ge-
, en afkomstig
bruiken, bij eene beschaafde spreekwijze, daarvoor de meer kiesche uitdrukking van sesarahhan (önwnn?
serahhan (wnnjtuinflfl|n of, bij verkorting, srahhan (jy?aanwip, hetwelk zich door onderpand laat vertalen
is van het Javaansche werkwoord sèrah (kJTn?\ 0f srah (w jp (Maleisch: sarah of *y»serah), dat overg
e v en , afstand d o e n , to eb e tr o uw en , o v erh an d ig en beteekent.
onderhandeling treden. Zoodanige bruidschat bedraagt, naarmate van den rang en de gegoedheid der
personen, eene waarde van tusschen de vijf-en-twintig en tachtig, ook wel van honderd gulden, en
bestaat uit gouden platen, lijnwaad, buffels, varkens enzv. — Wordt het gebruik behoorlijk in acht
genomen, dan moet hij op den vierden dag na de overeenkomst wórden uitgezet, waartoe de aanverwanten
der beide familiën zich in de woning der bruid verzamelen en feest vieren. Bruidegom en bruid
reiken elkander, bij de eerste ontmoeting de hand; vervolgens worden eenige vragen aan hen gerigt, voornamelijk
aan de bruid, na de beantwoording van welke al de aanwezigen hunne gelukwenschen uitbrengen
en daarbij gewoonlijk vier geweerschoten worden gelost; ten slotte doet de vader van het meisje eene
soort van gebed, de góden en de schimmen der voorouders aanroepende en hun tevens eenige offeranden
aanbiedende. Bijaldien de Belies of bruidschat dadelijk geheel wordt uitbetaald, moet de vrouw den
man volgen en beschouwt hij haar als zijn eigendom; doch voldoet men slechts een gedeelte, dan wordt
de man aan de ouders zijner vrouw dienstpligtig, tot zoolang de bruidschat voldaan of door zijnen arbeid
vereffend is. — Het is den Timorees niet verboden, meerdere vrouwen te hebben, maar gebrek aan
middelen voor den benoodigden bruidschat noopt den gemeenen man gewoon lijk, zich slechts tot ééne te
bepalen. Bij de vorsten, Fettor’s en Groote Tomokong’s daarentegen is de veelwijverij algemeen, en
deze zinnelijke weelde wordt als een blijk van rijkdom aangemerkt.
Bij geboorten hebben de volgende handelingen plaats. De verlossing en al hetgeen daarmede in
verband staat, wordt door bejaarde vrouwen bestuurd, welke eenigzins met de geneeskracht van in-
landsche kruiden bekend zijn; doch inzonderheid allerlei sympathetische middelen aanwenden, om de
zaak gunstig te doen afloopen. Eene week of later, na de geboorte van een kind, vereenigen zich
al de bloedverwanten tot eenen vrolijken maaltijd, bij welke gelegenheid alsdan het wicht een’ naam
ontvangt, die gewoonlijk uit de familie genomen wordt. Zeer omslagtig en folterend zijn de op bijgeloof
berustende gebruiken, waaraan zich de moeder onderwerpen moet. Na met water en een afkooksel van
kruiden, vooral der bladen van Yitex trifoliata, te zijn gewasschen, wordt zij gedurende vier achtereenvolgende
maanden gestoofd en berookt, hetgeen door hen »het ligchaam gaar of rijp maken” genoemd
wordt. Het is der kraamvrouw gedurende al dien tijd niet vergund, een oogenblik baar huis te verlaten;
zij moet werkeloos en zoo stil mogelijk op de rustbank, naast het brandende vuur blijven liggen, en hoe
meer hitte zij verduurt, kan het zijn tot smorens toe, des te beter voor haar. Na verloop der vier maanden
wordt, tot dank aan de geesten, een varken of ander huisdier geslagt, en vervolgens de verzamelde ascli
van het gewijde kesompi-hout, waarmede het vuur der kraamvrouw gestookt is geworden, naar buiten
gebragt en rond de woning uitgestrooid. Eerst wanneer dit volbragt is, mag de man het bed weder
met zijne vrouw deelen.
Geene gebeurtenis in het huishoudelijke leven, geeft ongetwijfeld op Timor tot breedere plegtigheden
en meerdere ceremoniën aanleiding, dan een sterfgeval. Bij het overlijdén van een’ regerenden vorst
zijn alle mannelijke onderdanen verpligt hun hoofdhair kort af te snijden. Zijn dood wordt aangekon-
digd door een allerjammerlijkst gehuil hinnen, en door geweerschoten buiten het sterfhuis. Deze treurmaren
geven het sein tot eene algemeene opschudding onder de bewoners in den omtrek; vele van hen
ijlen naar de vorstelijke woning, om daar mede te jammeren of te schieten. De nabestaanden, vooral