van verschillende kleur en teekening behangen, terwijl een half dozijn oude luchters, die onder eene
vingerdikke stoflaag waren bedolven en ten deele door rotting- en bamboesriet aan elkander werden
gehouden, tijdens onze eerste opwachting bij den Sultan, de voornaamste stoffering van dit vertrek
uitmaakten. Zijne Hoogheid was toen gekleed met een fijn licht groen baaitje en broek. Het eerste
schitterde met een gouden galon en diamanten knoopen; de broek was, even als de gele zijden hoofddoek,
die in losse plooijen het hair bijeen hield, met zilveren galon geboord. Europesche schoenen
zonder kousen, een paar groote, met houtskool gezwarte knevels, eene aanzienlijke hoeveelheid ringen,
met diamanten van verschillende grootte, aan alle vingers en in de ooren; voorts een ruwe diamant
ter zwaarte, volgens verzekering van den Sultan, van 77 karaat, welk hoogst kostbaar gesteente een’
nagenoeg regelmatigen octaëder vertoont, in goud was gevat en aan een eenvoudig koordje om den hals
afhing; ten slotte nog eene groote gouden medaille op de borst, een eermetaal, hem, tijdens het
bestuur van den Gouverneur-Generaal van den Bosch, namens het Gouvernement, ten geschenke
gegeven: ziedaar de voorwerpen, welke vreemd, doch schitterend, het plegtgewaad sierden en den
opsmuk voltooiden van Panembahan Adam. De groote diamant en de gouden medaille, met het volgende
opschrift in de Hollandsche en Maleische talen: »H e t N e d e rla n d sc h e G o u v e rn em en t aan
zijnen g e tro uw e n b o n d g en o o t den S u lta n van B an je rm a sin g ,” beschouwde hij als;zijne kostbaarste
pronkstukken. De medaille — zeide Zijne Hoogheid — was een geschenk van zijnen beminden
broeder, den Gouverneur-Generaal, en had hem zooveel genoegen gedaan, dat hij zè met een’ rand
van edelgesteenten had doen omgeven. Over het geheel maken de diamanten den grootsten rijkdom
van dien vorst en zijne naaste bloedverwanten uit.
De tegenwoordige Panembahan Adam is een zeer goedhartig man, maar wiens verstandelijke vermogens
niet bijzonder ontwikkeld schijnen, en die zich geheel door Njèi KomAla, zijne oudste en zeer
schraapzuchtige vrouw, laat regeren. Men zegt, dat deze vrouw, van welke wij reeds vroeger mei
een woord gewag hebben gemaakt (*), wijnflesschen yoI diamanten bezit, en deze, benevens het geld,
dat zij voor haren Heer en Meester ontvangt en bewaart, onder hare vertrekken in den grond verborgen
houdt. Het is vooral aan hare inhaligheid, dat de knevelarijen worden toegeschreven, die heimelijk
binnen het gebied des Sultans plaats hebben, ten gevolge waarvan telken jare een aantal onderdanen
verhuizen en zich in de Gouvernements-distrikten neêrzelten. Terwijl het hoofdgeld hier voor een’
volwassen man slechts ƒ 2 zilver bedraagt, moet hij in de Sultans-landen ƒ 5 zilver ?s jaars betalen.
Kan een vader des huisgezins op den bepaalden tijd aan die verpligting niet voldoen, dan worden,
voor het bedrag der schuld, goederen van hem in beslag genomen, of bij gemis daarvan, een of meer
zijner kinderen als gijzelaars weggevoerd. Men kan ligt bevroeden, tot welke lage kwellingen en ongehoorde
afpersingen de inzamelaars en beboeters, hebzuchtig en gewetenloos als zij zijn, zich vaak jegens de
onmagtige belastingpligtigen laten vervoeren. Behalve het hoofdgeld, heft de Sultan, of liever, worden in
zijnen naam nog geheven, regten van in- en uitvoer op sommige voorname artikelen, zoo als van zout, bijenwas
en anderen; voorts trekt hij verschillende pachten, in geld en natuurvoortbrengselen; eigent hij zich de
eetbare zwaluwnesten van onderscheidene holen alleen toe; moeten, van zekere winstgevende streken, alle
(*) BI. 350.
diamanten, boven de 2 karaat zwaarte, tegen den vastgezetten prijs van 10 realen per karaat, doch meestal
voor veel minder, bij voorkeur aan hem worden afgestaan (*);} ontvangt hij met de Chinesche jonk, welke
schier elk jaar te Banjermasing aankomt, gewoonlijk eene hoeveelheid goederen, alle tot zijnen bijzonderen
handel dienende, en met welk vaartuig door hem ook veel bindrotting, was, vogelnestjes, stofgoud,
hertshorens en andere in China gewilde artikelen worden verzonden; terwijl eindelijk genoegzaam alle
werkzaamheden en diensten binnen zijne woningen, op zijne riviervaarten, in zijne rijstvelden en op
zijne hertenjagten, door zijne onderdanen kosteloos moeten worden verrigt. Bij dit alles worden zijne
inkomsten niet hooger, dan op omtrent ƒ 3 0 ,0 0 0 in het jaar begroot. Zoo slecht, oneerlijk en stelselloos
wordt het land, met eene bevolking van tusseben de 40,000 en 50,000 zielen, beheerd. Geschrevene
wetten zoude men er te vergeefs zoeken; de regeringsvorm is er in den volsten zin des woords autocratisch,
en wel zonder de minste orde of administratief toezigt. De tegenwoordige Panembahan Adam
kan lezen noch schrijven, en het is eerst sedert hij van een’ voornaam’ Nederlandsch’ ambtenaar een
fraai gouden zak-uurwerk ten geschenke heeft ontvangen, dat de lust in hem is opgewekt en hij zich de.
moeite heeft willen getroosten, de daarop uitgedrukte cijfers te leeren kennen: eene studie, waarin hij,
tijdens ons bezoek, in 1837, reeds zoo ver was gevorderd, dat hij tot het achtste uur den tijd wist te
bepalen. De in zijnen naam uitgevaardigde reispassen en andere officiële stukken, die hij door zijne
onderteekening wenscht te bekrachtigen, zijn eenvoudig van een geel zegellak voorzien, waar de naam
Panembdhan (-{*) in staat afgedrukt. »Ik houd er geen kantoor op na, met Secretarissen en Klerken,
die altijd schrijven en alles aanteekenen, gelijk bij den Resident,” zeide ons de Sultan; »dat schrijven
zou mij te veel geld kosten, mijne inkomsten verminderen, en mij in mijne uitspanningen te zeer belemmeren.”
— De tusschenpersoon van ons Bestuur en den Sultan is de meermalen genoemde Pangêran
Mangkó Boêmi, een jongere broeder van den Sultan, die zich door gehechtheid aan ons Gouvernement,
door wellevendheid, gulheid en dienstvaardigheid, van de meeste overige leden der vorstelijke familie
gunstig onderscheidt. Hij houdt zijn verblijf afwisselend te Banjermasing en te Martapoera, en geniet
f 1000 inkomen ’s maands van het Gouvernement. Het is te bejammeren, dat deze geschikte Rijksbestuurder
vóór zijne jaren is verouderd en afgeleefd; doch, geen wonder! daar hij, als een groot
vereerder van het schoone geslacht, behalve vier echte vrouwen, er steeds een zestigtal of meer, jonge
(*) Voor den grooten diamant van 77 karaten; ontving de vinder slechts 500 Sp. matten (== ƒ 1275).
(r^) PI. 6 1 , fig. 1 2 , ^ertoont,dit zegel in natuurlijke grootte, zoo als het op onze passen, was afgedrukt. Met het
Arabische schrift bekende geleerden zullen opmerken, dat boven de eerste letter, in plaats van drie, slechts ééne
stip staat; doch vermits in den mond der meeste Oost-Indische eilanders (de Niassers, Timorezen en, naar het schijut,
eënige weinige Alfoerè'sche stammen uitgezonderd) de ƒ in p verandert, is, in het onderwerpelijk geval, deze minder
juiste spelling van geen invloed op de uitspraak. De titel Panembahan is van Javaanschen oorsprong5 en beteekent
zooveel als: v oorwerp van e e rb ied , of, a an h e tw e lk e e rb ied b ew ezen w o r d t, afgeleid van nembah,
e e r b ie d ig e n , h u ld e b ew ijz en , voornamelijk door het tegen elkander sluiten van de handpalmen, die alzoo, onder het
gelijktijdig vooroverbuigen van het bovenlijf, aan het voorhoofd worden gebragt. Fig. 13 van dezelfde plaat vertoont het
zegel van des Sultans oudsten broeder, den zoogenaamden Rijksbestuurder, die het gewoonlijk met rooden inkt doet zetten.
Ook .in dit zegel is de naam Pangêran Mangkó Boêmi, niet naauwkeurig gespeld, gelijk de Maleijers die woorden met
Arabische karakters, plegen te schrijven, namelijk: ^ en die letterlijk beleekenen: p r in s , d ie d e aarde
op den sch o o t h o u d t; wordende voor het overige het woord Pangêran, een v o r s te lijk p e r s o o n , p r in s ,
voorondersteld afkomstig te zijn van het Arabische en Maleische hêrdn, v e rwonderen en ook b ew o n d e r en ,
zoodat het eigenlijk v oorwerp van b ew o n d e r in g beduidt.
Land- en Volkenkunde. 106