Volgens het onderzoek van den Heer van Delden, aan wien ik ook eenige van de bovenvermelde mede-
deelingen verschuldigd ben, wordt de nalatenschap van het overleden hoofd eener familie, inzonderheid
Twee der schedels komen onderlifig geheel overeen. Beide zijn van reeds bejaarde lieden, aangezien de tanden en
kiezen, benevens derzelver kassen, gedeeltelijk geheel, gedeeltelijk in zoo verre ontbreken, dat alleen de-uiteinden
der wortels in dezelve kunnen bevat geweest zijn. Beide bestaan uit zware en dikke beenderen'. De zijdelingsche
gedaante van het hepenhol is langwerpig ovaal; het voorhoofd is middelmatig gewelfd, niet zeer breed; het achterhoofd
eenigzins uitstekend. De zijwanden zijn plat, met uitpuilende wandbeenknobbels en eenigzins ronde slaapbeenderen.*
De holligheid voor de kleine hersenen is zeer breed, doch weinig uitpuilend. De slaapkuilen zijn vrij diep, aangezien
de jukbogen; buitenwaarts- gebogen, vrij sterk uitpuilen. Het aangezigt is breed; de voorhoofdsboezems zijn groot en
uitpuilende. De oogkassen zijn vierhoekig ^’langwerpig in de dwarse lijn; derzelver wanden zijn dik. De jukbeenderen
zijn.uitstekend, echter minder dan de jukbcgen der slaapbeenderen; terwijl dérzelver bovenste uitsteekselen meer platgedrukt
zijn. In de opperkaaksbeenderen zijn de wangkuilen vrij sterk, en de uitsteekselen, tot het ontvangen der jukbeenderen,
breed, doch niet zwaar; terwijl de breedte der bovenkaak niet zeer groot is. De neusbeenderen zijn kórt,
eenigzins uitgehooid, en maken bij derzelver vereeniging eenen opstaanden scherpen hoek. Het neusgat is breed, en
de onderrand meer als het ware uitgesleten dan scherp. Het verhemelte schijnt, zooveel men nog, na het verlies der
tanden en tandkassen kan oordeelen, zeer gewelfd,-langwerpig en breed geweest te zijn. De indrukselen der spieren,
zoo van de slaapspieren' als die van het achterhoofdsbeen, zijn niet sterk. — In beide koppen ontbreken de inwendige
neusbeenderen en de onderkaak.
Het derde doodshoofd, waarbij de onderkaak aanwezig is , heeft., van voren gezien-, eene.zeer langwerpige gedaante.
Hetzelve is, insgelijks van een mensch van gevorderden leeftijd, aangezien de kassen der snijtanden in de. boven- en
onderkaak geheel natuurlijk vernietigd zijn, terwijl die der hoektanden en beide voorste kiezen, reeds in omvang zoo
zijn verminderd, dat dezelve niets dan de uiteinden der wortels hebben kunnen bevatten. De achterste overgeblèvëne
kiezen zijn groot en in hare oppervlakten zeer afgesleten en als 'gepolijst. Het voorhoofdsbeen is zeer smal , middelmatig
gewelfd, in de ronde kruin overgaande.. Het achterhoofd, is eenigzins plat,, zoodat het geheele hersenhol' eene
eironde gedaante heeft. De beide wanden zijn zeer plat, schoon de slaapbeenderen eenigzins rondachtig zijn. De
voorhoofdsboezems zijn sterk uitpuilend; de oogkassen zijn langwerpig smal. De breedte der opperkaak is'gering, met
diepe wangkuilen en dunne, doch uitstekende ondersteunséls voor de jukbeenderen. Deze beenderen, in hunne bovenste
gedeelten ter zijde der oogkassen platgedrukt, zijn benedenwaarts-sterk uitpuilende. De neus is smal; de neusbeenderen
zijn uitgehooid; de neusopening is, langwerpig; deszelfe onderste rand scherp. Het gehemelte is waarschijnlijk, zeer
gewelfd geweest, tijdens de aanwezigheid der snijtanden. De indrukselen der spieren zijn geenszins sterk. De onderkaak
is in de kin uitstekend, haar onderrand dik, terwijl de zijdelingsche gedeelten plat zijn, en weinige indrukselen
der kaauWspieren vertöonen.
Indien men de beide eerstgenoemde schedels vergelijkt, komen dezelve volkomen in allen dèele overeen, en
vertoonen iets .eigenaardigs, niet alleen in het beloop van het hersenhol, maar bijzonder ook in hunne oogkassen, juk-
en opperkaaksbeenderen, alsmede in.de gedaante van den neus en deszelfe opening. Ofschoon het derde doodshoofd,
wegens deszelfs bijzondere smalheid, noodwendig eene andere gedaante heeft, zoo vindt men echter- bij deszelfe
beschouwing zonder onderkaak, nog veel overeenkomst met defvoorgaande, bijzonder ten aanzien van*de sterk uitpuilende
voorhoofdsboezems , de randen der oogkassen, de gedaante'der juk- en opperkaaksbeenderen..
f Vergelijkt men deze hoofden met die van Papoea’s van de noord-oostkust van Nieuw-Guinea, alsdan is het verschil
in vorm der schedels alleropmerkelijkst. Bij de laatstgemelden is de hersenschedel ter zijde zeer rond, het voorhoofd
breed, opgaande en, even als het achterhoofd, plat. De wandbeensknobbels zijn zeer uitpuilend;.de voorhoofdsboezems
niet groot; de oogkassen bijna cirkelvormig; de opperkaak. breed; de jukbeenderen minder, uitpuilende dan
het hersenhol; er zijn bijna geene wangkuilen; de neus is smal, deszelfe opening langwerpig. Het gèheele aangezigt
is plat. — Het schijnt, dat ook bij deze natie het hersenhol dikwijls scheef gevonden wordt; zulks heeft plaats in den
schedel van een’ Papoeafuit het Kabinet van wijlen Prof. S. J. Brugmans (er), alwaar de linkerachterzijde van het hersenhol
meerder ontwikkeld is dan de regterzijde. In een’ anderen schedel uit diezelfde Verzameling, geheel in gedaante
(o) M u se um A n a t. A c a d . L u g d . B a t. IVol.' 3 , descriplum a G. Sandifort. L.B. 1827. Sup. Brugmansianae N°. 598. G. Sandifort,
T a b u J a e c r a n io r u m d iv e r s a r u m n a tio n u m . Lugd. Bat. 1838. fol. Fase. 11.
verdeeld onder de kinderen van het mannelijke geslacht. Gewoonlijk bekomen er ook de dochters eert
gering gedeelte van, hoewel zij, naar aangenomen regt, eigenlijk geene aanspraak op erfenis maken
overeenkomende met die van den Papoea, geteekerid Aethiops Asiae (a), vinde ik dergelijke scheef heid, door mindere
ontwikkeling aan de linkerzijde. Gelijke scheefheid is ook waargenomen door . de Heeren QuÖy en Gaimard (Tb).
Vergelijkt men daarentegen de boven beschreven doodshoofden van de westkust van Nieüw-Güinea met een doodshoofd
uit de voomoemde Verzameling van wijlen Prof. Brugmans (c) door den beroemden J. Banks medegébragt van
de noord-oostkust van Nieuw-Holland (Nieuw-Zuid-Wallis), dan vindt men tusschen dezen veel meer overeenkomst.
Bij dit laatste is ook het voorhoofd smal, opgaande; eene langwerpige, eironde gedaante van het hersenhol; de- wanden
zijn platachtig, met ronde slaapbeenderen; de voorhoofdsboezems uitpuilend; dezelfde gedaante der oogkassen, juk-
en opperkaaksbeenderen; terwijl tevens de'neus en deszelfe opening, schoon minder breed, eenige overeenkomst hebben.
Bij een’ anderen schedel,„insgelijks door J. Banks uit Nieuw-Zuid-Wallis (y.eelligt van.een’ bewoner der meer zuidelijke
streken) medegebragt, is daarentegen- geene de minste overeenkomst met voormelde schedels van Nieuw-Guinea;
in de aangezigtsbeenderen vooral bestaat het grootst mogelijke verschil.
(0) Aldaar N°. 579.
(1) Observ. su r la constitulion physique des Papous. A n n a l e s d é s S c ie n c e s N a t u r e l l e s , Tom. 7. Paris 1826. 8°. alwaar dé
afbeeldingen overeenkomen met den schedel u it de Verzameling van wijlen Prof. Brugmans.
(c) A. w. N». 602.
VOORNAAMSTE AFMETINGEN DER GENOEMDE SCHEDELS.
Lengte van den schedel, ofafetand tusschen den wortel van
den neus en het meest uitstekend gedeelte van het a,chterhoofdsbeen.
...................................................
Lengte der kromming boven op den schedel, van den wortel
van -den neus tot den achterrand van het groote achter-
:hoofdsgat................ .....................................................................
Hoogte des schedels, of afstand tusschen den vporrand van
het gropte gat en de kruin. . 47........................................
Breedte tusschen de wandbeehsknobbels................................
Breedte van het voorhoofdsbeen, achter de jukuitwassen.
Lengte van het groote achterhoofdsgat....................................
Breedte van hetzelve. ............... ... .
Hoogte dór'oogkassen.........................................
Breedte derzelven........................' . . . . . . . . * . . . . .
Breedte of afetand tusschen de oogkassen. . ! . . . . . .
! Grootste afetand der jukbogen...................... ...
Breedte der opperkaak; ..................................... .........................
Breedte van het verhemelte tusschen de achterste kiezen.
Breedte van liet verhemelte tusschen de slagtanden. . . .
Lengte van het verhemelte..........................................................
Diepte van hetzelve bij de achterste kiezen. ......................
NIEUW-GUlNEA. NIEITWHOLLAND.
WESTKUST.
KOORD- NIEUW-ZUIDr
N°. I. N°. !2.'jj N». 3.
0,187 0,179 0,175 0,171 p , m
‘ 0,372 0,365 0,365 0,363 0,350
0,134 0,129 0,134 0,145 0,130
0,127 0,125 0,114 0,146 0,115
0,093 0,095 0,089 0,092, 0,093
0,033 0,034 0,034 0,035, 0,034
0,031 0,030 0,027 0,029 0,025
0,034 0,035 0,037 0,035 0,033
0,03% . 0,040 0,040 0,038 0,040
0,026 0,025 1 0,022 0)021 0,022
0,138 0,144 0,127 0,134 0,127 *
0,061 *) 0,060 *) 0,064 0,069 0,067
0,042 0,041 0,040 0,043 0,038
0 ,0 2 7 , 0,031 0,029 0,034 0,026
0 ,0 |3 * 0,057 0,049 0,051 0,057
o,öii 0,015 0,014 . 0,014 0,015
(**) De juiste breedte de r opperkaak is in deze schedels moeijelijk te bepalen, doordien de tandkassen, wegens hooge ja re n ,
geheel ontbreken.