uit. De baai, welke zonder ondiepten is, bij 5—6 vadem water, biedt aan de inlandsche vaartuigen
en schepen van matige grootte (*), eene veilige ankerplaats tegen alle winden, uitgezonderd den noordelijken.
De handel, welke daar gedreven wordt, mag bij de kleinheid van het dorp nog al aanzienlijk
genoemd worden; de jaarlijksche uitvoer van sandelhout alleen bedraagt ongeveer 1000 pikols. Dit
lokt vooral de zoogenaamde Joden van het Oosten, de Chinezen, derwaarts, en zoude veelligt hun getal
sneller doen aangroeijen, indien Atapoepoe niet den naam had van zeer ongezond te zijn. Men schrijft
zulks voornamelijk aan het drinkwater toe, hebbende men niet anders dan putwater, van hetwelk men
meent, dat het rijkelijk met koperdeelen bezwangerd zoude zijn. De Heer Macklot kon echter met de
fijnste, hem ten dienste staande reagentia, tot nnnnro pCt. van dit metaal aanwijzende, geen spoor er van
in het door hem onderzochte water ontdekken. — De daar geplaatste Nedèrlandsehe post heeft eigenlijk
geen ander doel, dan de bevordering der handelsbelangen en de bescherming der bewoners van Koepang.
Over de inboorlingen dier landstreek oefent hij evenmin eenig noemenswaardig gezag uit, als de naburige
Portugesche bezitting te Batoe-gedeh. De te Atapoepoe gevestigde Chinezen daarentegen zijn verpligt,
jaarlijks, onder‘de benaming van strandhuur, aan den Groot-vorst van Waiwiekoe-waihalie een hoofdgeld
te voldoen. •
Het landschap Fialarang is in zes kleine onderdeden of distrikten verdeeld, hebbende elk zijn eigen
opperhoofd, in de dorpen van denzelfden naam als de distrikten verblijf houdende, en gezamentlijk aan
den genoemden Beloneschen Lieorai of Groot-vorst ondergeschikt en cijnsbaar zijnde. De namen dezer
distrikten zijn:
1. ) Djenilo, van de zes het kleinste in omvang, en tot welks gebied Atapoepoe is behoorende. Het
opperhoofd van Djenilo voert den titel van Kapitein, en zijne woonplaats ligt slechts ongeveer een half
uur gaans ten noord-oosten van den Nederlandschen post verwijderd.
2. ) B a lib o , heeft veel meer uitgestrektheid en ligt ten Z. O. van het voorgaande; de afstand tusschen
de hoofdplaats en Atapoepoe bedraagt 9 uren rijdens.— Bewoners van dit distrikt hebben, volgens de
reisbeschrijving van Pigafetta, in de laatste dagen der maand januarij 1522, toen de Spanjaarden, onder
Magalhaes’ opvolger S. del Cano, Timor ontdekten en op die hoogte aan de noordkust ten anker lagen,
aan boord van het schip V ic to ria, dezen blanken vreemdelingen het eerste bezoek gebragt, en hun kort
daarna zeven buffels, vijf geiten en twee varkens geleverd, waarvoor die inlanders eenige stukken linnen,
benevens katoenen- en zijdenstoffen, bijlen, messen, spiegels enzv. als tegengeschenk ontvingen Cf)*
3. ) F ia la ra n g . Dit distrikt, aan welk het geheele landschap zijnen naam ontleent, is het grootste
van allen, en de Radja, onder welks bestuur het staat, oefent tevens eenigen invloed uit, op de opperhoofden
der andere distrikten. Het dorp Fialarang ligt 9 uren paardrijdens, in zuid-oostelijke rigting
van Atapoepoe. Niet ver van hetzelve vereenigen twee rivieren hare wateren, die alsdan onder den
(*) Zie PI. 24. Het grootste der twee inlandsche vaartuigen is een gewone
(-J-) Premier Voyage autour du monde, Paris, 1’An IX; p. 213.
Padoewakan.
naam Wetoesa (*) Löïs, noordwaarts langs het dorp Balibo heenstroomende, bij Moubara zich in zee
ontlasten. Eene andere, digt voorbij de hoofdplaats Fialarang stroomende rivier, Halimea genaamd,
verdient wegens het stofgoud, dat hare bedding bevat, eene bijzondere vermelding. In dit distrikt is
voorts de berg Lakaan gelegen, de hoogste van het gansche landschap.
4. ) Lamakane. Grenst ten zuiden aan het voorgaande distrikt. Het hoofddorp, van denzelfden
naam, ligt in Z. Z. Oostelijke rigting en 12 uren rijdens van Atapoepoe, aan eene rivier, Welseli gehee-
ten, terwijl op geringen afstand van daar een ander bergwater stroomt, hetwelk onder den naam van
Wetoesa Mataméra bekend en aldus genaamd is, omdat het nooit helder en klaar, maar altijd troebel
en roodkleurig bevonden wordt. De inlanders beschouwen dit verschijnsel als een groot wonder. Het
door den Heer Macklot ingestelde onderzoek bewees, dat die troebele kleur haar ontstaan verschuldigd
is aan de ijzerhoudende kleilagen van het gebergte, door welk deze rivier haren loop neemt.
5. ) Na itimoe. De hoofdplaats van dit distrikt ligt in de rigting van het Z. Z. O. t. Z. en omtrent 16 uren
rijdens van Atapoepoe. In hare nabijheid vindt men twee bergstroomen, Haliboi en Bauwati genaamd.
6. ) Lida. In grootte volgt dit distrikt op Balibo en ligt ten westen van hetzelve. De hoofd plaats is
9 uren rijdens, in de rigting Z. t. W. van Atapoepoe, bij de rivier Oetoekama gelegen.
Hoever zich deze distrikten, met uitzondering van het eerst- en laatstgenoemde, oost- en zuidwaarts
uitstrekken, en aan welke landschappen zij van die zijden grenzen, is ons onbekend. Alleen van Djenilo
weten wij, dat zijn gebied onmiddellijk aan de Portugesche bezitting van Batoe-gedeh aansluit.
De uiterlijke gedaante van het landschap Fialarang is in het algemeen zeer bergachtig, en eigenlijke
vlakten vindt men er nergens. De rivieren en bergstroomen zijn talrijk, en de plantengroei neemt in
grootte, weelderigheid en rijkdom van vormen toe, naar gelang men de hooge bergen, in het midden
van het eiland, meer nabij komt. In die streken bevatten de grootere valleijen hier en daar vele
schoone rijstvelden. — Wij achten het niet ongepast, ten slotte van dit hoofdstuk, aan het Verslag der
uitkomsten omtrent het mineralogisch onderzoek, eenige algemeene opmerkingen te ontleenen en mede
te deelen; terwijl het overige, meer zuiver wetenschappelijk gedeelte, in onze geognostische schets eene
plaats zal vinden. — Volgens opgave der inlanders zijn er in het distrikt Fialarang drie plaatsen, waar
kopererts gevonden wordt, en in dat van Lamakane twee. In beide distrikten had dé Heer Macklot
slechts gelegenheid, ééne zoodanige plaats te bezoeken, aangezien de inlanders weigerachtig bleven,
hem ook naar de overige te geleiden, voorgevende, dat die plaatsen pomdli (heilig) waren, en door
hen-zelven niet bezocht mogten worden. Dit woord pomdli (-f), hetzij ter goeder trouw, uit dwaas bij—
(*) Wetoesa beteekent in h e t Beloneesch: rivier of bergstroom.
!'■' Cf) Dit is te Timor en op de nabijliggende kleine eilanden zulk eene algemeen in zwang zijnde uitdrukking, dat
schier alle reizigers er gewag van hebben gemaakt; meestal echter op dezelfde onbepaalde wijze, als gewoonlijk van
het woord taboe der eilanders van den Stillen Oceaan, met hetwelk dit pomdli, in beteekenis en toepassing, werkelijk
veel overeenkomst heeft. Het is ongetwijfeld van vreemden en wel van Javaanschen oorsprong, aangezien de Tiraorezen
Land- en Volkenkunde. 63