toevoegen. Wij hebben vroeger (bl. 214) vlugtig aangeteekend, dat op Rotti, zoowel als op eenige
andere naburige kleine eilanden, zeer drooge jaren niet zelden een misgewas der veld- en tuinvruchten,
en daardoor een schier aan hongersnood grenzend gebrek aan levensmiddelen ten gevolge
hebben. Het is alsdan, dat vooral de palm-siroop zeer te stade komt. Zij wordt door de Rottinezen,
vóór het gebruik, gewoonlijk met water aangelangd en alsdan Hoppe (*) genoemd. Dit voedzame
mengsel is bij hen zoozeer geliefd en een ware godendrank geacht, dat zij, in het vaste geloof, dat
hunne Nitoe’s en Goden er insgelijks groote minnaars van zijn, ook aan dezen nu en dan Hoppe offeren.
Ten tijde dat de Lontar versch sap levert, vervangt dit voor een groot gedeelte de Hoppe, en wordt
alsdan óf zoet, als Toea, óf in den staat van Laroe (zie bl. 154) genuttigd. De meerdere opbrengst
der boómen, dan voor het dagelijksch gebruik van elk huisgezin noodig is, wordt als voorraad in schrale
tijden, tot siroop, suiker, of wel tot azijn gemaakt. Te regt zegt derhalve Rumphius (j*), dat het sap
van dien nuttigen boom den bewoneren van Rotti »te gelijk tot spijs en drank dient,” en dat zij voor
een groot gedeelte »van hem leven, gelijk de inlanders in het distrikt Manado, op Celebes, van den
Gamoeto- of Saguweerpalm.”
SAWOE. De vermaarde Cook schijnt de eerste Europeaan geweest te zijn, die een, op eigen onderzoek
gegrond, berigt van dit eiland gegeven heeft (($). Hij bezocht het, op zijne eerste wereldreis, in
de maand september 1770, en bleef er onderscheidene dagen aan den noordwestkant, in de baai van
Seba, met zijn schip liggen. Volgens zijne beschrijving is het een vruchtbaar en bekoorlijk eiland;
doch de Fransche Schout-bij-Nacht Dentrecasteaux, welke twee-en-twintig jaren daarna (in october
1792), tijdens zijnen togt ter opsporing van de verongelukte La Pérouse, in die zeestreek hydrographi-
sche verkenningen deed, meent dit gunstige oordeel van den Britschen zeevaarder hoofdzakelijk uit de
omstandigheid te moeten verklaren, dat deze toen van eene moeijelijke en gevaarvolle reis, langs de
geen’ anderen boom zulk eene hoeveelheid zoet, drinkbaar en suikergevend sap (palmwijn) erlangen, bij hen onder
den naam van To ea bekend, eene verzachte uitdrukking slechts van het Maleische j y to êa kh , waarmede echter
het sap van den Kokos-, zoowel als van den Aren- en andere palmsoorten wordt aangeduid. De in het
Javaansch en Maleisch gebruikelijke naam L o n ta r , is ontstaan door verplaatsing der eerste en laatste letters van de
beide woorden: ró n ï | tti2ikt| een b l a d , en t d l \ afgekort van het Sanskr. T d la , een’ .der eigennamen dier palmsoort,
en is dus zijnen oorsprong aan haar kostbaar blad verschuldigd, hetwelk eertijds ook door de beschaafdere westelijke
volken van den Archipel, in stede van papier, tot het schrijven gebezigd werd. Hoe fraai van aanzien e n , wegens
het n u t, d a t men u it hem tr e k t, tevens geacht deze palm in Indië is , bewijst zijn Sanskritnaam T r in a r d d ja , d. i.
k o n in g d e r g r a s p l a n t e n , voerende in die taal de palmen in het algemeen den zeer toepasselijken naam van
T r in a d r o em a , d .- i. g ra sb o om e n .
p | Dit woord heeft de beteekenis van d o o r e lk a n d e r s c h u d d e n . Om hoppe te maken, nemen zij eene hoeveelheid
siroop en dunnen d ie , in eene Haik, met w a te r, waarna het mengsel sterk door elkander wordt geschud
en weldra in een’ staat van gisting overgaat. De H a i k , waarvan wij reeds hebben gesproken (bl. 2 8 5 ), heeft ten
naastebij den vorm van een’ paarlemoer-Nautilus, en is van een uitgebreid huishoudelijk gebruik voor allerlei vloeistoffen.
(■Jï) H e r b a r iu m A m b o in e n s e , I , p. 5 1 , 59.
($) Zie Hawkesworth’s A c c o u n t o f t h e V o y ag e s f o r m a k in g d is c o v e r ie s in th e S o u th e r n H em is p h e r e ,
etc. 1 7 7 3 , in 4°. Vol. H l, p. 277 en volgg.; en R e iz e n ro n d om d e W a e r e ld ; door James Cook, vertaald door
Pasteur, 1 8 0 3 , in 8°. D. III, p. 310 en volgg. — Valentyn kende er niet veel meer dan den naam van, dien hij Sauvo
spelt, terwijl het door hem, op zijne kaart van de Zuidwester eilanden van Banda, digt onder den zuid-oostelijken wal
van Poeloe Tjindana of het Sandelhout-eiland, geplaatst is. O u d e n N ie uw O o s t - I n d i ë n , D. IH, 2do stuk, p, 119.
ongastvrije en zoo dorre kusten van Nieuw-Holland kwam, waardoor hem elk ander land wel bevallig
moest toelagchen. »La grève,” zegt Dentrecasteaux, »qui avoit paru si agréable et si riante à eet
illustre navigateur, n’avoit réellement que le mérite de pouvoir être abordée sans danger. D ailleurs
le rivage n’offre à la vue qu’une plage de sable, et c’est seulement à quelque distance des bords de la
mer que commence une verdure inanimée qui ne réveille aucune idée de fraîcheur [men vergete intus-
schen niet, dat deze schildering aan het einde van het drooge jaargetijde plaats vond]. Les collines
que Cook avoit vues s’élever en amphithéâtre, ne sont que de très-petits coteaux qui n’ont rien de
pittoresque. En général, l’aspect de ces îles [Sawoe en het naburige Randjoea, bij verbastering gewoonlijk
Benjoar genoemd] est tellement monotone, qu’à peine nous fut il possible de distinguer quelques
points assez remarquables pour pouvoir être relevés” (*).
Toen wij in de maand november 1829 van Timor-Koepang naar Java terugkeerden, zeilden wij, op
niet zeer grooten afstand, benoorden langs die eilanden heen. Het kleine, westelijk gelegen Randjoea
deed zich nog minder hoog voor dan Sawoe, welks binnenland heuvelachtig en in het westelijk gedeelte
het hoogst was. Aan de noordzijde van dit eiland werd het vlakke en witte zandstrand hier en daar
door ruwe rotsen vervangen, vermoedelijk uit jongere kalksteen zamengesteld, en tegen welke eene
sterke branding stond.
Yolgens de nieuwste geographische bepalingen, die van het jaar 1823 (-f), ligt Sawoe op 10°24/54"—
10°35'50" Z. breedte, en 121°34/59//— 121°54'9" O. lengte; terwijl Randjoea omstreeks I I geograph.
mijl westelijker, en in het midden op 10o37'0" Z. br. en 121°28'0" O. lengte van Greenwich gelegen is.
Ten opzigte van huisdieren en nuttige gewassen verschilt Sawoe niet van Rotti en Timor. Cook zegt,
dat de vlakke kuststreken bedekt zijn met kokos-, lontar- en pinangpalmen, tamarinden-, limoenen-,
mangga- en vele andere vruchtboomen; dat er mais, rijst, gierst, verschillende peulvruchten, tabak,
eene soort van indigo, katoen en onderscheidene moeskruiden door de bewoners geteeld worden, en
dat deze er ook buffels, paarden, varkens, schapen, geiten, honden, hoenders en ander pluimgedierte
in genoegzame hoeveelheid op nahouden. Dat zij zich echter weinig of niet op de vischvangst toeleggen,
en ook niet gaarne visch eten, maar dat hun voedsel hoofdzakelijk in veld- en tuinvruchten, benevens
palmsiroop en het vleesch van varkens, paarden, buffels en honden bestaat, wordende dit laatste door
hen nog hooger geschat, dan dat van schapen en geiten. In het algemeen stemmen de berigten, door
Cook van Sawoe gegeven, met onze navorschingen overeen, -en wij kunnen onze mededeelingen, uit
dien hoofde, gevoegelijk tot een gering getal kenschetsende bijzonderheden bepalen.
Naar hetgeen ons, door onderscheidene aanzienlijken van dit volk verhaald is, zoude het eiland zijne
eerste bewoners van Java ontvangen hebben; deze zouden in een’ troep vlugtelingen hebben bestaan,
(*) Voyage d e D e n tr e c a s te a u x , 1808 , 4°. T. I , p. 172. ;■
(j-) Vo y ag e a u to u r d u M o n d e , par t . J . Duperrey, Atlas hydrographique n°. 1 8 , »Carte des îles Savu, levée
par Bérard, Officier de marine.”