III.
POELOE SAMAUW.
Poeloe Samauw vertoont, door zijne geographische ligging, zijne uiterlijke gedaante, de rigting en
den om trek zijner kusten, en door zijne geognostisehe gesteldheid, een als ware het afgescheurd stuk
van Timor, van welks, vaste kust, aan het westelijk uiteinde, het slechts door eene naauwe zeeëngte,
onder den naam van »Straat Samauw” bekend, is afgescheiden. Het geheele eiland is, in de rigting
van het N. O. naar het Z. W ., niet geheel vijf geographische mijlen lang, en van het j g W . naar het
L. O. gemiddeld omtrent één en drie vierde mijl breed. Het is hoofdzakelijk uit drie neptunische for-
maliën zamengesteld, te weten: het reeds beschrevene g ra a uw w a k k e -z a n d s te e n , den m u sch e lk alk
en den j u rak a lk . Deze laatste formatie strekt zich uit van de noord-oostpunt, langs de noord-westzijde
van het eiland, tot aan zijne zuid-westelijke en zuidelijke uithoeken, en vormt tevens de meest verhevene
kleine bergen, welke op Samauw aanwezig zijn. Bij een’ dier kleine bergen, Silain genaamd, vindt
men eene, van allen plantengroei beroofde plek gronds, alwaar het gesteente, door chemische werking,
als doorknaagd of uitgebeten en; met eene korst van zwavel overtrokken is. Op twee andere plaatsen van
h et eiland, te weten in het westelijk gedeelte, en niet ver van het noordelijke zeestrand, in de nabijheid
van Oiasa,, borrelt eenig water uit den grond op, dat troebel, witachtig van kleur is, en om die reden
met den naam van Ajer tsdboén (z e e p -w a ter) bestempeld wordt. De zwaveldeelen (vooral zwavelig-
z u u r) , welke het bevat, hebben eenige schreden in den omtrek dier bronnen, alle vruchtbaarheid vernietigd,
en de oppervlakte der kalksteen-rotsen, tusschen welke hare wateren opborrelen, min of meer
ontbonden, en hier en daar met eene dunne laag van afgezette zwavel overtogen. Op die plaatsen,
voornamelijk bij het zoogenaamde Ajer-ts&boên. van Oiasa, zijn kristallen van g ip ssp a th niet zeldzaam.
Behalve deze mineraal-bronnen, vindt men: bij Oiasa ook eene heldere zoetwater bron, naar men ons
zeide, de eenige op het geheele eiland, zijnde de overige plaatsen slechts van putten voorzien. Het
bronwater van Oiasa is om die reden zeer vermaard en wordt voor het beste drinkwater van Samauw
gehouden j het wordt buitendien ter bestrooming van eenige rijstvelden ten nutte gemaakt. Boven die
bron spreidt een merkwaardig groote en zeer oude vijgenboom (Ficus benjamins) zijn ontzaggelijk
kroongewelf wijd uit j door honderden! jongere stammen geschraagd, vormt het een waar boseh, in
welks lommer, »dés noods, meer dan duizend menschen zouden kunnen huisvesten,,” gelijk van
Hogendorp zich uitdrukt.
Den muschelkalk vindt men aan het zuidi-oostelijk uiteinde van het eilanden van daar een eind ver
binnen ’s lands; terwijl het graauwwakke-zandsteen eenigzins meer zuidelijk, tegen over Poeloe Kam-
bing, zich langs een gedeelte der kust uitbreidfc., Eindelijk moeten wij bier nog gewag maken van. een
later gevormd conglomeraat, dat aan het noorden zeestrand, als smalle zoom den jurakalk begrenst.
Dit conglomeraat bestaat uit een kalkachtig deeg, waarin gerolde steenstukken van muschelkalk, jurakalk
en graauwwakke-zandsteen besloten liggen, met gebrokene schelpen van zulke weekdiersoorten
vermengd, als nog ten huidigen dage in de, het eiland bespoelende zeeën levend gevonden worden.
VERGELIJKENDE WOORDENLOST,
MALEISCH. SAWOENEESCH. SOLOREESCH. EOTTIHEESCH. TIMOREESCn.
kode. . . . ■. . . i belo.
Aarde, werèlc tanab, doenia. . . raï........................... rai, tana. . . . . j daë. . . . . . . . . najan. . .
Achter.. . . di-blakang.. . . . pah-djoema. . . . weli-woho. . . . . . . maka-boeï. . . .'l.yj bi-an.
i j Icplnpvyp alhin io jo . .
Aph>plcpTi ‘ hnn
Afvegen. . . sapoe, sekat. . . hali.
Anker. . . . sauh.......................... tenaga, kenoeloe. ' kanoeloeng. . . . naka. . . . . . . . bonit.
Antwoorden. menjahut. . . . . hpni. . ma t a b . ............. •• rooetai.
. Arecapalm. . pohon pinang. . . kepoeë moeöe. . . ; moeke pokang. . ! poea hoe. . . . . poea h ’oen.
Arm,linkerofregter. tangan. . . . . . . kemakoe. . . . . . { kapalikan. . . . . lima. . . • . . . . nima.
Armring. . . gelang. . . . . . . hakeh. . ............... kalah. . . . . . . j soeëk. . . . . . . j nitti.
Aynnd snrej maraawc.
Baden. . . . mandi...................... djieoe. . habo,. . . . H l tadieoe. . . . . . . manieoc.
Bamboesriet. bamboe................... keleioe." . . . . . auh. . . . . . . . . . oh. . . - . . ^ kaka.
Banaanboom. pohon pisang. . . kepoeë weni. . . woea pokang. . .. hoeni hoe. . . . . oeki h’oen.
Bang. . . . 1 takot. . . . . . . bieï.
B mof ma nahoeni.
bT tl' * npK; lako-kaseh..
p pA^ e ‘ ’ noëin o f üoeïf.
Begraven.. .
Beloven. . .
Beneden. . . di-bawah................. papawa. . . . . . . lali-reren. . . . . nai-daëk. . ........... bi-pinan.
ipflpli netem.
1
Berouwen. .
Betalen. . . bajar. . . . . . . ■tiefa.
Beteldoos. . tampat sierih. . . kotohoewang. . .. udoenak. . . . . . . oko mama.
Betelplant. . pohon sierih.. . . kenana..................... maloc. ..................... daëk-doök. . -. . . manoef-
Bieden. . . . tawar. . . . . . . pepoereh. . . . . noeang.. . . . . . makona. , .
Bij, honigbij lebah....................... fani. . . . * fani.
foetoe.
4 1 Binnen. . . di-dalam.................. padara. . . . . . . weli-onäh. H H i nai-daleh........ . manar. ■ ■
Bitter. . . . pahit. . . . . . . padoe....................... pahi. . . . . . . . mahahedoek. . .... mcnoe. - .
awoe mamahsak.. . . . mateh............
Blad. . . . . dawon. . . . . . . roöe. 1 .................. lolong. . . . . . . . dook.......... . *. =•. • haoe’-no. .
Blazen. . . . tiejop................... ...
Blijven.. . . lingal. I 1 . . 1 peë. . . . . . . . pokan, . . . . . . . mahami. . . . . naplak. .