voornamelijk tot Man’ado-laï wendt. Mane-soelak-laï (*) is de beschermgeest der menschelijke vrucht
(Foetus) en, als zoodanig, ook van de zwangere vrouwen. Hem moeten, bij die gelegenheden, vooral
mannelijke dieren van eene roode kleur geofferd worden (j*). Lonak-laï (§) of, bij eene zachtere
uitspraak, Lona'-laï, speelt op zijne beurt eene gewigtige rol bij de wording van den mensch, vermits
hij het is, die de eerste levensvonk in den moederlijken schoot doet dalen; waarna de verdere zorg voor
de zich langzaam en geheimzinnig ontwikkelende vrucht aan Mcme-soelak-laï blijft overgelaten.
Volgens deze kenmerken zijn dus de vier, of met inbegrip van Mane-toea-laï, de tot dusverre om-
schrevene vijf oude en hoogere godheden der Rottinezen, allen van welwillenden aard (Agathodae-
monen) j terwijl daarentegen Mane-ketoe-laï en verscheidene anderen, zich bepaaldelijk als kwaad-
gezind (Kakodaemonen) doen kennen. Mane-ketoe-laï (*) staat, als de meest gevleesde en onver-
biddelijkste onder die vijandige wezens, aan het hoofd. Hij vervult daar, overeenkomstig de zinnebeeldige
beteekenis van zijnen naam, de rol van de Grieksche A tro p o s, vermits hij voor dengenen gehouden
wordt, die des menschen levensdraad afsnijdt. Van eenigzins minder gevaarlijken aard is Polie-laï,
die meer tot het heir van die soort van kwelgeesten behoort, welke het lot van de, onder, hunnén
invloed staande stervelingen, naar luim en goeddunken, zoowel ten kwade als ten goede besturen;
doch daarbij steeds de meeste neiging tot kwaaddoen aan den dag leggen. Deze Nitoe of geest bewoont,
even als Mane-ketoe-laï, het luchtruim, gelijk trouwens uit het laatste gedeelte van beider
namen reeds blijkt (4-). — Er zijn den Rottinezen nog vele Nitoe’s bekend, die, volgens mondelinge
overleveringen, van oudsher als goede of kwade geesten, de lotgevallen dezer eilanders bestuurd
hebben, en aan welke, uit dien hoofde, de meeste invloed en magt wordt toegeschreven. Zij worden, (*§)
(*) Letterlijk: s c h rijv e n d e l u c h t v o r s t , of wel d ie u i t h e t lu c h t r u im s c h r i j f t of van daar, waar deze geest
geacht wordt te zetelen, eenen brief afzendt. De Rottinezen gebruiken namelijk het woord so e la k voor s c h rijv e n ,
e n , gelijk de Heer Heymering aanmerkt, is dit vermoedelijk eene in hunne taal eerst later opgenömene verbastering
van d e , uit h e t Arabisch in het.Maleisch overgegane uitdrukking so e ra t Sjy*», een h o o fd s tu k van den Koran, een
g e s c h r i f t of b r i e f in het algemeen. Dit soela k vervangt, bij de Rottinezen, thans in vele omstandigheden hun oud
P a b o e k e , waaronder zij een knoop en to uw t je verstaan, overeenkomende met de Quippo der Peruanen en het
Aziatische knoopenschrift van de Sifan-volken, hetwelk, vólgens Abel Rémusat, bij de Chinezen onder de benaming
K i e sch in g (dl i- co rd e lle tte s nouèes) bekend is. Het woord Paboeke komt van boekts, dat in de beteëkenis ovér-
eenstemt met het Maleische f a boekoe, een k n o k k e l , g e w r i c h t , eene g e le d in g van het bamboesrietenzv.— Vele
inboorlingen der Timorsche eilanden bedienen zich, bij het gemis van letterschrift, ook thans nog van dunne touwtjes,
waarin z ij, ter aanduiding van belangrijke gebeurtenissen, of ook ter herinnering van een’ ontvangen last of een te
geven bevel en dergelijken, knoopen leggen.
(-J-) Er zijn meer geesten of Nitoe’s , wien alleen de r o o d e kleur behaagt; terwijl wederom anderen slechts w itte
of zw a r te dieren ten offer verlangen.
(§) »H e t woord lo n a k ,” merkt de Heer Heymering aan , »beteekent: ie t s h a n g e n ; eh de Rottinezen ze g g en ,
d a t L o n a k - la ï hunne huwelijks-vruchten van boven uit den luchthemel hangenderwijze op aarde doet nederdalen.
Men offert hem niet alleen na ontstane zwangerschap, maar ook vooral bij plaats vindende onvruchtbaarheid, waarvan
het doel duidelijk is.”
k ) Letterlijk: a f s n ijd e n d e l u c h t h e e r , of d ie v a n u i t h e t lu c h tr u im a fs n ijd t (het leven namelijk), daar
k e to e a f s n ijd e n of a f p lu k k e n (b. v. eener bloem of vrucht) beteekent.
(_L) Het andere woord, of p o l i e , heteekent, volgens den Heer Heymering, zooveel als: » ie ts d o o r sm e ltin g
h e rv o rm e n (b. v. van een stuk lood een’ kogel te gieten, of van palmwijn siroop en suiker te maken enzv.). .
in het algemeen, met den naam van Nitoe sesongo-foeïk (*) bestempeld. Behalve dezen bestaan er
echter nog zeer vele Nitoe’s van lateren oorsprong (f), Nitoe bebaï genoemd, wier geheime magt veel
minder uitgestrekt is, en die als geesten van den derden rang té beschouwen zijn. Wanneer namelijk
een inboorling gestorven en zijn lijk begraven is, hangen zijne nabestaanden binnen zijn gewezen verblijf
(gewoonlijk onder het dak) een langwerpig stuk Lontarblad op, waarin aan het eene, naar onderen
gekeerde einde, van zes tot twaalf vrije, vingervormige repen, ter lengte van omstreeks één’ voet,
zijn uitgesneden (zie PI. 42, % . 3). Zulk een stuk blad heet men in het algemeen Maik, doch
ontvangt ter nagedachtenis van den overledenen bloedverwant, of eigenlijk als zijne schim vertegenwoordigende,
diens naam, moetende het, als ’t ware, zijne zigtbare Nitoe voorstellen. Zoodra het
lijk van den overledene ter aarde besteld en de, ter zijner eere te geven, maaltijd is in gereedheid
gebragt, wordt dusdanige Maik naast die der voorouders opgehangen. Yan het opzettelijk voor dat
feest geslagte dier, een varken, buffel, paard of geit (<$), wordt alsdan eenig bloed op de Maik gesprengd,
en het met een gat doorboorde r e g te ro o r aan eene harer uitgesnedene repen vastgestoken.
Men kiest daartoe bepaaldelijk het regteroor, omdat aan hem de meeste ontwikkeling van den ge-
hoorzin en derhalve ook de meeste geschiktheid ter verhooring der te eeniger tijd aan de Nitoe te
doene verzoeken, wordt toegeschreven. Zulk eene Maik blijft hangen tot dat het blad, waaruit zij
beslaat, geheel vermolmd en tot stof vergaan is. Zij wordt door geene andere vervangen, doch
de naam van hem, dien zij was toegewijd, alleen bij overlevering in het geheugen bewaard. De
Nitoe’s, welke in dit geval verkeeren, worden Nitoe nai deak (b u ite n -N ito e ’s) geheeten; zij, wier
Maik’s nog aanwezig zijn, Nitoe nai daleh (b in n e n -N ito e ’s). Aan deze laatsten wordt, wanneer
het nu of dan eens nuttig schijnt, altijd binnen ’s huis geofferd; dóch de eersten, voor zooverre zij tot
de Nitoe bebaï behooren, ontvangen hunne offeranden steeds daar buiten. — De Rottinezen begraven
voor het overige hunne dooden op dezelfde wijze als de Timorezen; gewoonlijk in een uitgehooid stuk
boomstam, veelal van den Gebang- of Lontarpalm, waarin het lijk wordt op den rug gelegd en tegen
den avond van den derden dag na het overlijden, in een’ vrij diepen kuil begraven. De plegtigheden,
welke vóór, bij en nog eenige dagen na de uitvaart plaats vinden, stemmen in de hoofdpunten overeen
met die, welke door de Timorezen worden waargenomen.
Ik zal mijne mededeelingen omtrent de bewoners van Rotti besluiten, na nog een paar woorden over
de plantaardige zelfstandigheden, welke hun hoofdzakelijk tot voedsel verstrekken, gezegd te hebben.
Even als bij de Timorezen bestaat ook bij de Rottinezen het voornaamste voedingsmiddel in mais,
waar deze echter nog het sap en de door koking daaruit bereide siroop van den Lontarpalm ( J aan
.(*) Fo&ik, of weeker f o ë i \ beteekent: b o s c h , w ild e r n is s en overdragtelijk, w i ld , om zw e rv e n d ; se son g o ,
van het Maleische so n g g oh , w e z e n tlijk , z e k e r ; omtrent het woord n ito e hebben wij reeds elders aangemerkt,
dat daaronder de s c h im m e n of g e e s te n van de overledene vooronders verstaan worden.
(■(■) Schimmen van de in Jaleren (meer historischen) tijd overledene betrekkingen, wier getal gedurig grooter wordt.
( 0 Indien de overledene een man van aanzien of van zekere gegoedheid is, dan worden er meestal vóór en op den
dag zijner begrafenis eene aanzienlijke hoeveelheid dieren geslagt: buffels, paarden (en daaronder vooral zijn rijpaard),
varkens, schapen, geiten en soms ook honden.
(#) De inlandsche namen van dezen palm zijn reeds (bl. 142) opgegeven. Uit die opgave b lijk t, dat hij door de
Rottinezen en Timorezen eenvoudig p a lm s a p -b o om genoemd wordt, en wel te reg t, aangezien zij buiten hem van
Land- en Volkbnkende. 73