zulk een schandelijk gedrag, verzamelden de bloedverwanten van den vermoorden Fettor onverwijld
eene groote menigte volks, daarin vooral ondersteund door de Fettors van Amakono, welke Taibenoe,
hunnen geduchten mededinger in het rooven, reeds lang haat toedroegen. Deze, alhoewel bij tijds
daarvan onderrigt en op den aanval voorbereid, werd nu in zijne versterkte rots met zulk eene felle
woede door zijne vijanden aangetast en in het naauw gebragt, dat hij, na vele der zijnen te hebben verloren,
met de overige, hem getrouw geblevenen de vlugt moest nemen naar Koepang. Hem schoot
geen andere weg ter redding over, dan zich onder bescherming te stellen van de Oost-Indische Compagnie,
die zijn verzoek toestemde, hem, in de nabijheid van haren hoofdzetel, een stuk lands ter
woon aan wees, en zijnen nieuwen titel van Radja, hem door zijne onderhoorigen alstoen gegeven, bekrachtigde.
Hij vermeerderde n u , als zelfstandig opperhoofd, het getal harer inlandsche bondgenoolen,
en werd in hunne rij de vijfde, waardoor hij zijnen vroegeren heer en meester, den Radja van Amfoang,
die bij haar den vierden rang bekleedde, onmiddellijk opvolgde (*). Eenige van Taibenoe’s onderdanen
(¥) De vorst van Amabie was bij de Oost-Indische Compagnie dé derde en Fonei de zesde in rang; zoodat Amarassie.,
hoezeer een der aanzienlijksle en voor de Hollandsche bezitting een der gevaarlijkste van schier alle nabijliggende landschappen,
ten gevolge zijner latere onderwerping en sluiten van bondgenootschap, zich met den zevenden rang moest
tevreden houden. Ten aanzien van Koepang en Sonabay is reeds bij de optelling der Goüvernêments-bóndgenooten
(bl. 144 en 146) gewag gemaakt. Ofschoon aan die rang-orde thans weinig waarde meer wordt gehecht, en zij buitendien,
zoo door het verloop der tijden, als der veranderde omstandigheden, in geen evenredig verband meer staat tot
het aanzien. en de magt van eiken bevrienden vorst, noch ook tot zijne meerdere of mindere gehechtheid aan het tegenwoordig
Nederlandsche bestuur, welk een en ander ons, bij het gegeven algemeen overzigt, tót maatstaf hunner
rangschikking verstrekte, was zij niet te min eertijds in de oögen dier vorsten van groot gewigt, en daardoor een
even gemakkelijk’ als krachtig werkend middel ter versterking van het gezag en den invloed der Compagnie. Elk
bondgenoot beijverde zich, den eenmaal verkregen rang en hét daaraan verbonden eerbetoon, ongeschonden te bewaren,
hetgeen alleen door opregtheid en getrouwe vervulling der aangegane verbindtenissen mogelijk was. Wanneer
het Opperhoofd te Koepang de bevriende vorsten tot zich ontbood, om met hen, in eene algemeene vergadering, dezen
of genen maatregel te beramen, hun tot medewerking aan eenig krijgsplan uit te noodigen, óf wegens bewezene diensten,
namens den Gouvemeur-Generaal, plegtig te bedanken, stonden er altijd even zoo vele stoelen in ééne rij naast
elkander, als de Compagnie daar bondgenooten bezat. En wist men ook, dat deze of gene niet zoude verschijnen,
zijn stoel stond toch gereed en bleef gedurende de vergadering, schoon onvervuld, aldaar staan, ter aanwijzing van
de plaats, welke den afwezigen bondgenoot, volgens zijnen rang, toekwam. De vorsten verschenen bij die gelegén-
heden steeds in feestgewaad en volle staatsie; zij werden met militaire eerbewijzen ontvangen. Elk hunner werd bij
zijne aankomst door een getal kanonschoten, overeenkomende met zijnen rang, gesalueerd. 'Naar ik meen, loste men
voor den vorst van Koepang, als zijnde de oudste bondgenoot en die aan de Compagnie de meeste diensten had, bewezen,
en voor den Sonabaysche Lieorai, als den magtigsten, ieder telkens zeven-, voor de Radja’s van Amabie en
Amfoang ieder vijf-, en voor de overige bondgenooten ieder drie schoten; doch werd later, zoo ik mij wel herinner,
bepaald, dat de Radja-besar van Amarassie, uit aanmerking van zijnen verheven’ stand, insgelijks met vijf schoten
zoude begroet en vereerd worden, hetgeen hem en zijnen onderdanen in dezelfde mate vreugde, als aan sommige
der minder magtige bondgenoolen afgunst baarde. Thans hebben soortgelijke bijeenkomsten van den Resident met
de inlandSche vorsten niet meer plaats, doch het bewijzen van militaire eer, bij buitengewone, plegtige gelegenheden,
is daar • nog in zwang; vooral worden de vorst van Koepang en de Radja-besar van Amarassie, wanneer epn dezer,
nu of dan, na voorafgaande 'kennisgeving en ontvangene vergunning, den Resident te Koepang officieel hulde komt
bieden, gewoonlijk met het hun toekomende getal eerescholen begroet, op, welke hooge onderscheiding zij nog steeds
zeer gesteld zijn. Wederkeerig worden ook Europeanen van eenig aanzien, wanneer zij bezoeken bij de bevriende
vorsten afleggen, dopr deze gewoonlijk met het lossen van kleine stukjes geschut en andere hoffelijke pliglplegingen
ontvangen.
zijn later weder naar hun vroeger woonoord teruggekeerd, doch hij zelf resideerde met geheel zijn gezin
voortdurend in de nabijheid van Koepang. Zijne zoogenaamde onderdanen, welke tusschen de 1500
en 2000 zielen worden geschat, zijn tegenwoordig, even als die van eenige andere, in die streek verblijf
houdende, kleine vorstelijke takken, in onderscheidene en ver van elkander verwijderde oorden verspreid.
De aan den vorst van Taibenoe ondergeschikte hoofden zijn ons opgegeven te bestaan in twee Fettors en
zeven Tomokongs, onder welke slechts een den titel van Lopo-nakaf-naikh voert.
ïn den namiddag van den 8stcn october kwam, zijner belofte getrouw, de oude Tomokong jjféi Bai
ons een bezoek brengen. Hij bevond zich aan het hoofd eener schare van mannen en vrouwen. Sommige
hunner voerden eenige buffels en geiten aan touwen met zich, andere droegen eenige, met de
beenen aan stangen gebonden, levende varkens, nog andere eene hoeveelheid mais. Een gedeelte
dezer levensmiddelen werd ons door Nei Bai als zijn T o e t-h a i (*) aangeboden; voor het overige gedeelte
verzocht hij eene vergoeding, vooral van buskruid en lood, ter vermeerdering van zijnen voorraad,
opdat hij zich des te beter tegen de stroopende Amakonoërs zoude kunnen verdedigen en, indien het
weldra tusschen dat volk en Sorbiean tot eenen opentlijken oorlog mogt komen, alsdan in staat te zijn,
daar krachtdadig deel aan te nemen. Hetgeen ons verder door dezen goedhartigen en spraakzamen
inlander verteld werd, achten wij, als bloot van persoonlijk, niet van algemeen belang zijnde, der
vermelding hier niet waardig. Wij kunnen echter van Lelogama geen afscheid nemen, zonder nog
alvorens den vogelkundigen te hebben medegedeeld, dat ons aldaar een, tot heden onbekende koekoek
is in handen gevallen, in gedaante, kleur en teekening op den Europeschen gelijkende, maar aanmerkelijk
kleiner. Deze nieuwe soort, eene der kleinste van alle bekende echte koekoeken, is ons
vóór noch na dien tijd, op Timor of elders in den Archipel, onder het oog gekomen, zoodat wij slechts
een enkel oud voorwerp van haar zijn magtig geworden. Het verdient opmerking, dat, terwijl over
geheel Europa slechts eene soort van dezen, door zijn eigenaardig, ver galmend stemgeluid of geroep,
alom bekenden vogelvorm verspreid is, er alleen op Timor twee, en op de gezamentlijke Indische eilanden
vier of vijf voorkomen, althans tegenwoordig bekend zijn, niet medegerekend de reeks van nog omtrent
dertig, meer of minder naauw verwante soorten, welke zich in elf natuurlijke groepen laten rangschikken,
w'aarvan slechts enkele malen, hier en daar, in Europa een vertegenwoordiger is waargenomen.
Eenige dezer groepen, alsook het getal soorten der genoemde èilanden, zijn door ons reeds vroeger
vermeld, en wel die der goliathskoekoeken (E u d y n am is , bl. 176), en der ongelukskoekoeken
(Cacoman tis, bl. 177). De overigen zijn: de havikkoekoeken (Hierococcyx (f)), de steltkoekoeken
(*) Onder dezen naam verstaan de Timorezen een geschenk, hetwelk aan vreemde bezoekers, ten blijke van vriendschap
en achting, door hen wordt aangeboden..
Cf-) Onder deze tellen wij: 1.) Cuculus Ju g a x , Horsf., door ons op Java, Sumatra en Borneo aangetroffen. —
2. ) Cue. vetgans, zijnde eene nieuwe soort van Java, in kleur en teekening geheel op de voorgaande gelijkende,
maar een vierde kleiner. Lengte der vleugels, van een oud mannelijk voorwerp, 0m,140 (bij een mannetje van
fhgax 0m,1 7 6 ); die van den staart 0m,135 (bij fugax 0m,150); des beks 0m,026; van den tarsus 0m,0 l8 . —
3. ) Cue. leucolophus, door ons reeds vroeger (bl; 22) vermeld en kort beschreven. Vaderland: Nieuw-Guinea.
Verder behoort tot deze groep,'Cue. spaverioïdes van het Indische vasteland, in Gould’s Century o f th e Himalaya
Birds afgebeeld.
Land- en Volkenkunde. 59