Volgens onze onderzoekingen bestaat het eiland Atnboina grootendeels uit primitive rotssoorten.
Het graniet wordt somwijlen tot op de toppen der bergen waargenomen; doch meestal is het door
andere steen-formatiën overdekt. Aan de noordzijde van het schiereiland Lejtimor, hetwelk, gelijk men
weet, door den pas Baguwala, met het aan gene zijde der baai gelegene landgedeelte, Hitoe genaamd,
zamenhangt, vindt men, bij het dorp Roebang, eenen heuvel van eenige honderden voeten hoogte, geheel
uit graniet bestaande; op andere plaatsen daarentegen, zoowel langs deze als aan de overzijde der
baai, strekt deze rotssoort tot onderlaag aan serpentijn en jongeren kalksteen. Het laatste gesteente
verschilt doorgaans weinig van datgene, hetwelk men in de straat Boeton aan treft. Ook op Amboina is
die formatie vrij algemeen, en men vindt haar even menigvuldig op al de overige eilanden dier groep.
Ten opzigte der door ons op de Moluksche eilanden verzamelde rotssoorten, ben ik den Heidelbergschen
Hoogleeraar von Leonhard eenige toelichtingen verschuldigd, die de juistheid mijner opgaven waarborgen.
Van Amboina bragten wij mede:
1) G ra n ie t; deels van vaste rotsen, deels van afgezonderde blokken, van de hellingen eeniger hoogten
en uit onderscheidene rivierbeddingen. Het graniet van sommige groote, afzonderlijke blokken (onder
anderen van eenige nabij het dorp Amahoeloe, aan de Z. O. zijde der baai) heeft het aanzien van tot de
oudste der tot nu bekende graniet-formatiën te behooren; dat der vaste rotsen omstreeks ditzelfde dorp,
is, uithoofde der groote hoeveelheid kwarts, meer als kwarts-rots dan wel als graniet te beschouwen.
Gewoonlijk is het graniet matig grof van korrel en rijk aan kleine glimmerblaadjes, die meest zwart zijn,
doch ook dikwerf naar het paarse trekken. Vele keijen of gerolde stukken zijn daarentegen, zeer schaars
van glimmer voorzien; sommigen bestaan hoofdzakelijk uit een mengsel van veldspaat en witte kwarts;
anderen (vooral langs het zeestrand) bevatten wederom zeer weinig kwarts, doch zijn min of meer door-
mengd van hoornblende, en gaan daardoor in syeniet over.
2) S e rp en tijn ; meerendeels op het graniet rustende en hier en daar, blijkbaar door spleten tusschen
hetzelve, naar om hoog gedrongen. Het serpentijn van den top eens heuvels, niet ver van de stad
gelegen, bevat vele talkblaadjes en strengen van asbest.
3) W rijv in g s -co n g lom e ra a t (Reibungs-Conglomerat) , uit eene licht bruin-graauwe kalkmassa
bestaande, waarin, naast schélpen en stukken serpentijn, glimmerblaadjes en kristallen van veldspaat
liggen. Dit conglomeraat is tusschen het serpentijn en eene zeer jonge kalk-formatie, uit de diepte naar
boven gedrongen.
4) V e ld s te e n -p o rp h y r; opmerkelijk door zijne blaauw-grijze kleur met lichtere vlammen, en door
zijne ongemeene hardheid. De kleine veldspaat-kristallen, welke dit gesteente bevat, zijn gedeeltelijk
reeds tot een wit poeder overgegaan. Groote blokken van deze rotssoort liggen in den omtrek bij
Batoe-mejrah verspreid.
5) Een gesteente van bijzonderen aard, hetwelk ik niet wel onder eenen bepaalden naam kan opgeven.
Ten opzigte zijner grondmassa heeft het de meeste overeenkomst met sommige tra c h y tis c h e lav a -
so o rte n , bevattende het, bij eene licht graauwe grondkleur, kristallen en korrels van blaauwen tour-
malijn, veldspaat en glimmerblaadjes.' Dit gesteente vormt eenen heuvel op de zuid-oostkust van Hitoe.
6) Eene tra c h y tis c h e ro ts s o o rt, met kleine tourmalijn-kristallen. Dit gesteente is ongemeen vast
en hard; zijne kleur is blaauwachtig grijs. Over het geheel heeft het eene niet te miskennen gelijkenis
met sommige phonolithen en tourmalijnachtige dolerieten. Wij vonden deze rotssoort alleen op eenige
hoogten, waar groote blokken van dezelve vrij boven den zandachtigen kleigrond uitstaken.
7) Onderscheidene jo n g e k a lk g e s te e n te n , meest koraalkalk, somtijds ook schelpen bevattende,
vormen op sommige plaatsen langs den zeeoever, groote ruwe klippen, maar bedekken ook vaak, boven op
de omliggende hoogten, het graniet of vormen gansche heuvelen. — Verder: k a lk -g ru is s te e n (Kalk-
Trümmergestein) met kalkspaat, voorkomende op het kalkgesteente aan het zeestrand; — w itte n
v e z elk a lk (Faser kalk) van den waterval Goeroe-goeroe, vermoedelijk door het water der cascade
afgezet; — eene poreuze en geelachtig gekleurde kalkmassa (veelligt eene soort van tra v e rtin o )
van denzelfden waterval; — eindelijk, s ta la c tie te n k a lk uit de spelonk Batoe-lobang, zich door eene
bijzonder zuivere witte kleur en door spaatachtige zamcnstclling kenmerkende.
8) Gewone k lei (5 *), veelal door ijzeroxyde rood gekleurd (-{-) en in meerdere of mindere mate met
zand vermengd, wordt op de heuvelen en bergen te Amboina het menigvuldigst aangetrofièn. — In de
valleijen en lage, vlakke streken daarentegen, waar de grond meer met organische zelfstandigheden
wordt gemest en-eene grootere hoeveelheid vocht bevat, dat gedurig ontbindend werkt, vindt men eene
vruchtbare, b ru in e tu in a a rd e .
Van vulkanische ontploffingen - hebben wij hier niets vernomen, en ook aan onzen volijverigen en
naauwkeurigen voorganger, den Hoogleeraar Reinwardt, welke in 1821 Amboina bezocht, is het niet
bekend, dat zich op dit eiland, in den lateren tijd, diergelijke verschijnselen hebben vertoond. Eenige
genoegzaam vlakke plekken, in het lagere gedeelte van den berg Atetti, ten westen van het dorp
Seit, op het schiereiland Hitoe, waar de grond warm is, hier en daar zwaveldampen uitstoot en
ook afgezette zwavel bevat, waren de eenige vulkanische teekenen, welke de Heer Reinwardt, op
(*) Eene kleine rivier, Wai Pia genaamd, welke beoosten den Tandjong Laha, op het land van Hitoe, in de baai
uitstroomt, is bekend van bijzonder goede Tanah jpo&wan (pot-aarde) op te leveren, welke veel door .zwangere
vrouwen wordt gegeten. De gewoonte van gedurende de zwangerschap nu en dan gebrande, kleiaarde te gebruiken,
hoofdzakelijk om, gelijk de vrouwen daar beweren, de in dien staat plaats vindende vermeerdering van vochtafscheiding
in de geslachtsdeelen te beletten, treft men bij vele volksstammen der Indische eilanden aan. —- Van geheel anderen
aard is de bekende en merkwaardige geophagie der Otomaken in Zuid-Amerika (omtrent deze laatste zie A. von Humboldt’s
R e ïs e , 4 Th. p. 557).
CtO -ft^er van daan de naam van »roode berg” , welke in de geschiedenis der Portugezen op dit eiland, zulk eene
belangrijke rol speelt; daar zij van 1538 tot omtrent 1588 (in welk jaar hunne groote vesting, bij de tegenwoordige
stad Amboina, voltooid weid), aan den voet van dien berg, die niet ver ten oosten van de stad is gelegen, hunne
voornaamste sterkte ^bezaten.