I- II
4
6Ö N O O R D
Czacrfche Majcfteiten hoog ge e e r t , gca
c h t, bcminc, ontzien en gcvreeft : gclijk
ook veelc haerer bcfcherminge zocken.
En mag met waerhcit werden gezegt, dat
gcen Europifche Vorft , jae niemant ter
waercld , zoo een wyt iiitgeftrekt R y k
van aen cea geknochte Landen be z i t , als
dacr over hct magcig Mofcovifche Czaerfchap
of Keizerryk den fcepter zwaeit.
Meer als twee honderd duizend Heidenen,
betalen fchatting in het Damrfche
Land , en rontsom het Meir Baikfll > die
van Ruflifche krygsluiden ; uit de fterkten
aidaer werden beteugelt; deze Heidenen
fchuilen in de Boflchafien, zoo afgelegen,
dat raen de zelve zomtijds niet, of
bezwacrlijk vinden kan. Zy woonen onder
Tenten en Hu t t e n , en vcrplactzen zieh
fteeds j werdende de Rivieren aidaer j
ftceds in bezitting gehouden ter vordering
van fchatting.
Mmgut of Moengoet is een Stad , di e ,
op bevel van den Sineefchen Keizer , gebouwf
wicrd. Zommige willen» dat dezelve
dicht aen den Vliet Amur 5 en andcre,
dat dezelve verre Landwacrt i n , en
e n O O S T
onder het gezag van den Kitaifchen Boegdkhan
op de Vliet Korga , of Urga gelegen zy.
Hier houden de Sinezen zeer groore k ^ g s -
bezetting : tot twint ig, en meer duizend
man , zoo men wil. En van wegen de
twyfbling, die by Reizigers en ^ r i c h -
ten , in hec plaetzen dezer Stad zieh opdoet
5 zoo hebben wy te vooren ook > in
den eigentlijken oort der zelver Stad aente
•wyzen , onze onkundigheit gaerne willen
doen blijken.
Van de Stad Mmgat tot in 't R y k
Sinn , is een groote en breede weg gemaekt.
De Rivier Schilkfl is zeekerlijk een tak
van de groote Rivier d'Amur : maer o f z y
aen deze z y d e , waer zy by my in de
kaert gebragt i s , of aen d'overzyde van
d.'Amnr-v\odt, i sonwi s ; het grootftegetal
van getuigen is by my gevolgt.
rc zeggen , dat deze tak Schilka wel aen
deze zyde van ¿ ' Jma r vloeit, doch dat
zy leger, en meer nae de Zee komt
ftrekken.
In He t Landfchap , of in hct geweft
Dnuria, vind men de huizen van aerde
gcmaekt.
Ter t i jd, wanneer Haere Ciaerfche Majeßeitea
grooten Gez^nt, den wel Edelen,
Fador Allcxauits Golnvin Okphiitße ,
der Koning van Branske, in den J;
ven en acht cn tachtig , op een Vredehandeling
met de Sineezen, zieh in "t
Danerfche Land ontliidt , hebben zieh
eenige Brat/che cn Toengoefche menfchen,
begeven over de Rivier Silk« oi Schilk/i,
, of Sineefchcn Kcizcr, zieh het
Ruffifche gebied ontrekkende , welke na
gemaekt verdrag, weder zijn geeift.
De Rivier Schilka, geeft zeer wit war
; aen des zdfs Oevers woonen veelc
Moegaelifchc Horden , of Oloefe», dat
i s , zamcn wooningen van menfchen die
dikmael verhuizen ; deze menfchen ftroo.
pen zomtijds tot onder de Stad Nmßnskpi.
In de Danerßhe geweftcn , werd een
dier, in andere deeien des Waerelds onbekent,
gevonden, genaemt by de Mofcoviten
Boeboeli, als het naeft in gcdaente ,
aen Büffels gelijkende , van groote ruim
als een O s , of gcmeene Ko e , 'r heeft
lang haair, bykans als deNoordfche Bokken
, onder aen de buik , het Wy f k e n ,
langer als het Manneken, ter welker
plaetze , tuffchen het lange haair eenige
zachte wol zit. Dit haair van 't Wy f k e n
meeft zwa r t , doch op eenige plaetzen
' i t , haer hooft gelijkt eenigzins in gedacnte
na dat van cen Kameel, de rüg
weinig gebo|;en , en niec te groot> na
^ mg van het lijf. He t Manneken is weinig
grooter als het Wy f k e n , zijn haair
is pik zwa r t , en zijn hooft gelijk als een
Stier, merkelijk grooter als dat van het
Wyfken , dragende twee zwaere breede
half kringswys gebogene dikke hoorenen>
de voeten zijn geklooft ; hct is niet zeer
w i l t , doch als men 'er te na k omt , zomtijds
met de voeten f c h o p t , en hoe tarn
deze dieren" fchynen , zijn echter niet te
veel te betrouwen > byzonder het Manneken
, en hebbe ik'er een paer uit Dauria
in Mofco over gebragt, als iets byzonders,
gezien , waer van het afbeeldzel
hier nevens is gevoegt.
Dit dier werd op het Moegaels en
Dauerfch, Tfchar genaemt , dat anders
bul is gezegt > haer vleefch zegt men zoo
wit te zijn als van een Schaep , zeer fmakelijk,
zoo als my zeeker Moegaek Ta r -
ter heeft verhaelt, die het zelve meermael
heeft geproeft, hoewel andere my berichten
, het zoo zeer fmakclijk niet te zijn.
Van de hoornen des Mannekens worden
boogen gemaekt, te wetcn , van de twee
hoornen een b o o g , die zy weten te buigen,
en weck te maken, zoo als ik'er zoo
een hebbe gezien.
De ftaerten der Wy f k e n s van deze dieren,
zijn zeer fchoon, zoo günftcrent wit
als iiagel, lang tot aen de aerde , fijn van
haair , als Zy d e , en uittermatcn zacht op
't gevoel; deze gehaairde ftaerten werden
hoog geacht in Perßen, Sina cn het Mogoit
Land, werwaerts zy ter koop gevoerc
Tf'f
I > e M o e j a e l f c l i e Os e n K o e B o e b o e l i :