T m . ' ^
i » f ;
4 0 Ö O R D
„ dcii »Keizcr voor de vcrzeekenheit, cn
„ ruft van zijn Rijk , gevaerlijk achtende,
* i 5 8 j . »hen M voorledcne Jaer * , heeft docn
„aenzeggen, om binnen zekeren cijd, nier
,5 hunneLandpalen tevercrekken, welk gc-
„ b o d zy doenmaels, als onge\vapcndege.
,, hoorzaemt hebbende, hunne verlatene
,5 Srad nu mct veel grooter rtenigte van a!-
„ l e oorlogs toeruftinge , en lijfs nooczake-
„ lijkhedcn vooraicn, wcderom in bczit
„•genomcn > en zieh in mocraflige en on-
„toegankelijkcplaeczen, tegens alle gewelt
„ verfterkt haddcft , omtrent 1500 in gejjtal
j en zoo door de nacuur der plaetze,
„ die van alles overvloedig levens middelen
„ binnen hären omtrek verfchaft , onver-
„ winlijk, als door hunne uitftekende dap-
.jperheit, tegens een geheel Tartarfch leger
beftendig , 't geen ineeft in ruitery
j,beftaende, op groote koften des Keizcrs,
„ zonder iecs byzonders te können uitrech-
„ t e n , op hun bedrijf een wakent 00g
„ h o u d , 't geen den Keizcr nict weinig
„ bekommerc maekt, en voor den afvalvan
„ Tarrarifche Princen doet vreezen ; om
welkebinncnhunnenpligt,en gehoorzaem-
„ heit te houden , h y , buiten de Jaerlijk-
„ fche en gewoonlijke gefchenken, een
„ aenzienlijke fomnie Zilvers, tot een bui-
,,ten gewoone gi f t e , derwaerts gefchikt
„ heeft , en eenige Mofcoviters in den be-
„ ginne van den narcn afgefnedcn , eo ge-
„vangen, (waer van zieh eenige in onze
„ wooninge vertoont hebben) om deovc -
rige door weldaden te winncn, tot de
waerdigheit van Mandarijns, mec rijke-
,ilijke onderhoudingen gevordert h e e f t ,
„ gelijk hy ook dagelijks de andere door
„ alderhande voordeelige voorflagcn , en
„ beloften te vergeeß tot het afleggen der
„ wapenen, en de vrede doet noodigen.
DeJezuitGr/Wd!»-, vcrhadde wyders
in Pe^'^^ , het wedervarcn van twce Gc -
zanten, ovcr 8 en l i j a r e n geleden, van
haer Czacrfche Mäjefteiten afgezonden,
-wMr;-« mec welken laetften een Man * van uit-
Gütk' ftekendegdeertheit en kenniffe der Latijnfche
Taele , h y , gcduurende zijn aenwezen
, een byzondcr gemeenzamcn ommegang
gehad hadde: de eerfte weigerde zijne
brieven, als uit banden van zijnen meefter
ontfangen , in iemants, als des Keizers
banden over te leveren , wilde ook
die aen niemand vertoonen op de Gren--
zen. Hy wierd van de Tartaren afgezet,
en keerde vruchteloos : de h e t f t e ,
fchoon het zelfde geweigert hadde , was
echter op zijn vcrzoek tot Pr^/»^, toegclaten
. om zieh , na dat hem was voorgehouden,
dat gcenCezanten hunne brieven
aen den Keizcr ovcrgaven, op de wyze
eri O O S T
ran de overlevering te beradcn , en ho«
verrc hy de gewoontens dczer Landen,
behoudens het aenzien van zijnen Meefter,
zoude können opvolgen : waer omtrent
hy, tegens het gebruik Van voorigetijden,
ZOO veel verkregcn liad , dat zijne bricven
niet in den Rijksraed , maer binnen
s' Kcizers Paleis , voor zijn Majefteits
Troon, ter plaetze daer mcn zieh gewoon
is voor den Keizer te buigen, met \'eel
eer ontfangen , en in zijn tegenwoordighcit
geopent en gelezen wierden 5 welkers
inhoud, dewyl hy Patn- de venalinge had
bygewoont, eeniglijk in den vöorftel van
handel, en verzoek van eenige Tartarifche
bouwheden, tot liet maken van bruggen,
beftont; 't geen een voorwendinge f cLe n
te zijn , en dat men een ander werk op 't
hadde, dat z e l f d e Vader onderftaen
d e , ende z enAfge z ant zonder br i e f ,
of eenie befcheit wederom vertrokken was,
alzoo hy zieh aen 't hooft des br i e f s ,
waer van heffl op zijn aenhouden, en herhaelde
verzoeken , na veel beraedilagingen
, eindelijk was inge^viil¡gt kenniffe te
nemen, mitsgaders van het aenvangen van
den br i e f , te weten deeze woorden : Het
woord van denKeiTjtrgaet aftethatreCMer-
/che Mäjefteiten, geftootCn hadde , zeggende,
dat hyzoodanigen brief niet kondc
ontfangen, en dat haer Hoogheden beliefde
re weten , dat de Keizer van Sini
weleengrootPrins, macrhunneCzaerfche
Mäjefteiten ook niet kleen waren j waer
omtrent, zoo gezegt wierdc, echter geen
verandenng was gemaekt , cn alle zijnc
beweginge vruchteloos geweeft waren.
NtHche werd in Sim genaemt, het Land
der Manfchitfmen. Di t geweft word by
een Onder Koning beftiert, welk om de
drie Jaren aen 't Pekinfche Ho f reekening
van zijn doen komt geven. Dus vcrre
het bericht uit Peking my toegezondcn.
Hetelfde TarterfcheVorftendom/W«-
che , volgens berigt aen my van Batavia,
de Sineefchc gedenkfihriften , gcdaen,
fwant ' e r twaelf van ouds wierden
getelt,; hadtot Vorftweleer//Ät;/OÄ^, gefprooten
uit het Stamhuisvan Cttbila, tot
Nmlhan, die de Stichter van Ninche en de
volken Jtify is geweeft, en met zijne te
rüg komfte uit Sinn, mede gevocrd heeft
verfcheidefehooneVroüwcn en Mcisjes,
daer vsn h y , naer de We t der Tartaren,
eene gekooren heeft tot zijn Vr o i n v e ,
daer by onderJioudende zoo veel b ywy -
ven als hv begeerde.
Van deze wettige Vrouw zijn C$ibiU
gebooren zeven Zoonen, en drie Doch-
, tere? , volgcnde de oudfte Zoon zijnen
Va.
T A R T
Vader Cuhila in "t Vorftendom A^Wia«;
Karion zijn twccde Zoon wierd toen
Vorft van Niuche, en de dcrdc Zoon
wierd Vorft van Juftjn, genaemt Jarchani
zulks daer uit blijkt, dat dezc drie
.Vorftendommen afkomftig zijn van Cnbil
a , den ccrften ftichter, en volkplanter
dezer gcwcften; na de dood van hunnen
Vader Cnbila , zijn onder deze Brocders
hevige oorlogen gerezen, die geduurt
hebben , tot dat die van Niuche gelegcntheit
zagen , om zieh over den geieden
hoon van de Sineezen in Leantong te kunnen
wrekcn. Toen maekten deze Brocders
vrede met malkanderen, cn een verbond
om hunne wapenen tegens de Sineezen
te wenden, aengezien de dagelijkze
queliing, die de Tartaren raoften
verdragen , hun laftig vielen ; doch eerft
overdagt hebbende de dwalingen by eenige
hunner Landsgenooten , eeitijds in 't
beoorlogen met Sina begaen , zochten zy
die te verbeteren, en alles op de Sineezen
te wreekcn.
Het twaelfde Vorftendom in rang, is dan
fufijn, daer van de Voril Jarchan was g
naemt, dit Vorftendom is gehccht aen
hangcnt Eiland Korea,xcn Zuid-weften paelt
het met Leauiong, en de Muurdi e Sina en
TartaryenkhM, ten Ooften mct de Noord,
en Ooftcr zee, zijndc de Zuid of Japanze
zee genaemt, en in 't Noord-ooften de
Ys-zee.
De oudheitdezerVolken is, in dejongfte
Jaerboeken der Sineezen, eerft bekent geworden
, cn van haeregebuuren onderfcheiden,
met den naem van Kin, d a t i sGo u d ,
om dat daer in vcele Goud-mijnen gevondcn
worden , onder alle Tartars die Sina,
voor en na denoorlog van Tamerlancs, welke
oorlogen men voorgeeft dat over de drie
hondert Jaren zoude geduurt hebben , is
de Sineezen geen groorerquellagieen feinde
toegebragt, als de geene , die in de
voorgaende Ee uwc , van deze Horden
door haer is geieden. En waer mede hun
verfcheide necrlagen zijn veroorzaekt.
Hier vind men vcele bewecglijke Hor -
den , die met hun Vcc wyd en zyd omzwcrven,
doch men moet zeggcn , datzc
onder een ongenadig Climact woonen, cn
daerom hun voor de Noordzc koude befchermen
in de digte tenten. Des Zomcrs
bezoeken zy de hooge bergen, die hun gezigt
over veele rond en byleggendc Landen
doen rciken; ziendc tuffehen beiden het
afTcheidzel, dat de Sineezen eertijds ongeloovig
mackte , meencnde dat zy de waereld
aüecn bezaten: verftaende nu dat buiten
haer Land, noch andere Landen tcvinden
zijn. Wa er mede cindigt dit bericht.
A R Y E. 4-1
Het Landfchap Niuche is mctdennacm
an GodtsgcMgenc Land bekent. De oorfpronk
dezes naems is twijfelachtig : miffehicn
dracgt het dien n a em, om zijne
vrugtbaerlieit.
Zeker Gezant der Sudatfcn onlangs in
Sina (want die ftaen onder een byzonderen
Heer of Chan , ) had een wambas
aen , dat hem tot over de buik h i n g , cn
van ruige Scliaeps vellen gemaekt was, mec
de wol na buiten gekeert. Zijn armen,
totaendefchouders, waren naekt. alzoo
het wambas geen mouwen had. De muts
floot rond op 't hoof t : was bezet met ccn
koftclijke zabele rand , en had een paerdshaairen
top, dat dezc volken byzonderlijk
rood weten te verwcn , en in plaets van
)luimen gebruiken. Aen 't benedcnfte lijf
lad hy een wyde broek , die hem flordig
en ruim om de beenen flingerde. De laerzen
waren zeer piomp en dik van zoolen ,
zoo datze hem in 't loopen bclemmcrden,
en daer by zoo wyt , dar hy die van de
beenen konde ftingcren. Op de rechtcr
zijde liing een zware Säbel, en op den
rüg een pijlkooker.
Niulhan, J u p i ,
Martijn e.
HitdenJefHit
MafFeus.
HEt Rijk of Land NinlhM is afhangig
aen Niuche, daer het benoorden
en benoordweften aenftoot.
Hier naby , niet wyd van z e e , leggen da
Tartaren, die geheeten werden
, welke harnaffen en ftormhoedcn van
zeer harde en fterke visvellcn dragen: waer
van zy ook hun naem voeren : want Tu
bedicd op Sineefch een vifch , en Pt ccn
vel.
Noch wyders C zeggen de Sineezen,) is
een ruim L a n d , dat zy Te^o noemen;
't geen na allen fehijn J e z^ zal zijn , waer
in zy melden een groot meir te leggen,
Pe op Sineefch gcnoemt. En de Jefui t
Maffeui zegt uit Sineefchc fchriften , dat
daer is een groot land \^ol wilde menfchen,
"t geene benoorden digt aen j^-fJ» raekt,
en driehonderd mijlvan Meaco, een ftad
van Japan, leid. d'Inwoonders dragen
visvellc klecderen : zijn ruig o p ' t lijf, cn
hebben groote kncvcis. Zy zijn genegen
tot den wyn : doch ftrijtbaer en gevreeft
by de Japandcrs: \vacr onder zy eehrer,
zoo nict in 't geheel, voor een gedeclte
tenminften, nu ftaen. Met zeewaterwaf«
fchen zy hunne wondcn a f , dat al hun
heclki-uit is. Den degcn hangenze aen 't
hooft zoodanig v a f t , dat het hecht op de
fchoudcren komt t'eindigcn. Zy worden
gezeit op den borft ccn zeer fterke fpiegcl
r