i ^ p' e - i t
I'
Mi
f f
' ü !
Ui
mz
' 1?
W i • y
• : ! '
4 N O O R D
labds ook , gelijk de Sinezen , met het
hecht naar den rü g gekeert, en de punt na
voren , dwers Over den buik. Zy liebben
grote plompe laerzen, doch zonder fporen.
Wat de godsdienft dezer Tartars aeng
a e t , zy weten niet veel van Go d te zeggen.
I k h e b n o i t g e z i e n , d a t z y eenig tekcn
van aendagt tot Go d hebbcn getoont,
en ook niet vernomen, dat zy zoo groote
v)'anden van den godsdienft der Chriftenen
zijn , als der Türken : van v/eiker
godsdienft zy zeer fpottelijk fpreken. Ik
verftond echter van Augufiy», mijn tolk,
dat eenigen van hen den heme l , 'c v u u r ,
de lucht j en 't water voor Go d hduden:
en eenigen de kraijen, en fchiltpadden
eeren.
Zy worden van hunne jeugt af ten oorlog
opgevoedt , en tot bloetvcrgieten gewenc,
en geÖeiFent in gecn gevaar t'ontzienj
"t welk oorzake is van dat zy gocde
en" groote krijgslieden worden , en dieshalven
vele onder hen zichmeer metroven,
dan met werken en arbeiden bemoejen.
De We f tTa r t a r s , landgenoten van den
grooten Tamtrlaen , zijn ook dappere
krijgslieden, hebben mee langen tijt zware
oorloeen tegen de Sjnezen gevoert, enook
eens liet rijk bezetenj maer wierden weer
daer uit gedreven. De Sinezen liebben de
lange fterke mu u r docn opbouwen, daer
Over, gelijk men verhaelt (hoewel t'onrecht
, ) TamsrlAen geraekt is. Hu n geftalte
en kleding, inzonderheit die ik
t'Arkeln gezien heb , komen met de
Niuchifche Tartars overeen ; behalven
dat hunne mut z en, gelijk een halve maan,
van voren ront uitgefneden, en van rootgeverfde
fchaepsvellen gemaekt zijn. De
voornaemften onder hen dragcn ook zijde
en katoene rokken , doch zonder raouwen,
d i eme t zwarte, of grauwefchaepsvcUcn
gevoert z i j n , en niet verder, dan
tot op de lenden komen. De wijven zijn
alleenlijk hier in van de Niuchifche Ta r -
tarinnen onderfcheiden, dat deze haer
haair in vier lange vlechten aen ydcr zijde
ncerwaerts laten hangen. Du s verre Joris
Andriefen.
Weinig hoger naer hct Noor toof t en,
als het rijk dezer Niucliifche Ta r t a r en,
in de kaert onder het woort Ntuche bekent,
ligt het landfchap Niulhm , en weder
noch hoger , verre boven Corea, liggen
aen de Noortzijde van de rivier
• Anders a e n z e e , * de Sudatfen o f j u p i . Dezezijn
mlOTof invellen, zovandieren,aIsviirchen.
U'ater ^^ Tartaren van Nmhe verecnigt met
Tartaren, die van Tanyn, Nwlhan, en met vele andere
We f t -Ta r t a r e n , zo Kalmakken, als
Moegaelen, zijn door de ProvintieiMw»»^,
en O O S T
die de noordooftelijkfte van Sina is, in
het riJk van Sina gcvallen, en hebben het
zelve afgeloopen.
Zy zijn meermalen in het Sineefche
rijk ingebrokcn geweeft, doch weerdac r
uit gedreven , als Af. P. renetme» zzgt ^
door hulp der Samahanfche of Samarkantfciie
Tarters , die nyd in de groote
over^vinniIlgen van deze Niuchifche of Kinfche
Tarters fchepten.
Het rijk Niuche is van o u d s , 20 men
zegt, eeniger mate en eenc wijle onder het
gezag der Sinezen geweeft, die aldaer verfcheide
fterkten en fteden , rot over de
hondert , zouden hebben gebouwt gehad
, onder den ftam Hau op 't jaer 2 06.
doch het is naderhant van Sina afgevallen,
heeft geweigert fchatting te betaeien.
Deze Tarters zijn altijt by de Sinezen
in kleinachtmg geweeft : die dezelve eerrijts
voor Barbaren uitfcholden , en datze
van den roof zouden leven, raeuw
viees eeten, en in hoolen woonen: doch
zulks wierd meer gezegt uit haet , als
wel dat deze volken zoo Barbarifch in der
daer zouden zijn geweeft.
Zy woonen dan niet in holen, als de Sineezen
eertyds van hen zeiden, maer wel
meeft onder goede tenten van zijde cn andere
ftof, ook wel van leer, ofvelIen,omringt
met opgefpanne en uitgeftrekte touwen,
die alle, gelijk mede detentenzelve,
met tapijten bedekt zijn. Zy gebruiken
geen ftoelen, maer zittcn op deaerdeneer,
met de beenen onder 't lijf geflagen. De
grootfte , onder hen , hebben verfcheide
tenten voor hunne vrouwen , kinderen ,
keukenknechts , enz. alles in goede fchik
by een g e z e t , gemakielijk en bequa em,
als het befte huis.
Daer wert by deze Niuchifche Ta r -
ters geoordeelt, dat de Ys - o f Noordcr
zee niet bevaren kan we r d e n , en men
anderzins, z eggenzy, vele eilanden zoude
ondekken.
Men heeft berigt, dat te dezer t v d in
het hnANinche of Naki, by bevel vanden
Tartarifchen Sineefchen Keizer , door de
Tartaren hondert en twintig flöten of
vaftigheden weder aengevangen zijn gebouwt
te we r d e n , daer nu al gehugten,
of dorpen rontfom ftaen. De luiizen zijn
van leem, als by de Daurfche volken, gebouwt
; doch het meefte volk onthoud
zicli in de woefte velden , is arm , en van
vee met zo wel voorzien, als de Wefter-
Moegalcn. Zy leven te velde, op karren,
kemelcn , en onder tenten, hebben zcer
weinig fteden, of vafte woonplaeczen, en
fwerven met hun vee, om verfche weide
te hebben, omher.
Z y
T A R T
Zy vangen, omtrent "de vliet
Übels en iwarte vollen. Gelijk de Sinezen
hunne d»pperheit hoog agtcn, wanneer de
natie ernftelijk van elkandre oordeelt, zoo
eeren en roemcn zy de Sinezen, om hunne
uiterlijke heusheit en verftant.
Niuche heeft verfcheide Tartarifche
Prinsdommen en volken : een van dien
wordSchuri of Schurtfi gebeten.
Veele van de Tartarifche heerfchappijen
, die de naeft gelegenfte aan de Sinefche
muur zyn , waeren van o u d s , en in
den beginne van deze eeuw, zoo de Jefuit
verhaelt, ^ijnsbaeraen hetSinefcherijk.
Hy telt'er tennoorden drie, en
beooften Sinadriej doch bewerten wel drie
en vyftig , die kleine heerfchappijen , of
horden fchijnen geweeft te zijn.
Of'er nu noch eenige fterkten en ftedekens
, die de We f t - T a n a r s , onder
den Tartarifchen ftam , Iven , in dit
landfchap hadden g e b o uwt , 'overig zijn,
is men niet zeker bewuf t : maer wel is gewis,
dat'er te kndewaerts kleine huizen
b y een zijn g e z e t , als ftedekens met aerde
wallen omr ingt , welke meeft gebouwt
werden voor de oude luiden , die niet
met hun vee omfwerven können : en
voor die gene , welke het land bouwen ,
't gene op fommige plaetfen wert gedaen.
" O m dat de meefte Tartaren , die in Sim
inbraeken , zeiden van Muoncheu te zijn,
zoo wierd ook gelooft , dat Mmnchen in
NiHche een groote hooftftad moet zijn.
Anderzins dwalen zy nieeft, zoo we l , als
de Kalmakken en andere We f t -Ta r t a r e n ,
te velde met hun vee omher 5 gelijk gezegt
is. _
De Koning van dit rijk Niuche, die nu
zijn Zetel in de Sineefche hooftftad Pe~
k'^l geplaetft h e e f t , erkennen alle omliggende
Tartarifche rijken voor fchuts-heer,
cn betaeien aen hem fchatting.
Deze Oof t e r -Ta r t a r en zijn ingedrongen
van lichaem, engelijken zeerwelin ftel
en geftalte des lichaems na de Sinezen: zyn
fterk en vaft van ledematenj dochmeerendeels
breet van aengezicht, cn doorgaens
plat van neus: maar zo klein van ogenniet,
als deSinczen. Zijnftilfwijgende, enf chynen,
als zy te paert zittcn, vol gedachten
te zijn cn wyders zeer gelyk, zoo in wezen,
als zeden, den Wefter Tartaren en
Kalmakken , bchoudens dat ze lieftalliger
tegen vreemdelingen , van beter omgang,
zachter en burgerlyker zyn i milfchien
om dat zy na aenÄH«liggen. Zyzyngoe -
de foldaten, en dapperder, als de s'^inezen,
flapen tegen de aerde aen, op een kleet
of t a p y t : braden en kooken hun vices,
doch niet recht gaer: fcheppen in de jagt
A R Y E. f
' groot ve rma ek, eeten kemels en paerden
vieefch, en weten bier te brouwen.
Veele onder hen hebben weinig Godt s -
dienft , zyn heidenen , en offeren fteets
met byzondere gebaren. Hu n n e geeftelyke
priefters zyn Lamas gena emt , die eenige
byzondere afgoderyen plegen. Zy verbranden
fomtyts de lyken, enwerpendes overiedens
paerden en wapens in 't vuur ; ook
wel vrouwen en knechts, gelyk i n /W« »
op eenige plaetzen mede weit gedaen: Do c h
anderen onder hen bedienen zichvan de begravinge.
Zy bekennen tetwyfelen, wa t
na dit leven met hun werden zal.
Zy fcheeren het hoofthaair geduurig, of
^ heel en zeer kort a f , behoudens een lok
of tuit , die zy te zamen vlechten, en
lang achter op den r ü g laten hangen.
Hunne baerden plukken zy u i t , o f f c h e e -
renzeaf, behalven de knevels, dielaetenzy
lang walTchen, en een ftreep op de kin.
Hunne laerzen zijn van paertsleer,ofook
wel van zijde en fluweel. Zy gebruiken
geen fpooren. Zy dragen eenrondeen platte
bonnet of muts op 't h o o f t , omr i n ^
met een zoom of rant van bont. Boven uit
hangt een quaft van paertshaair, of van eenig
ander geverfde ftofof zijde. Des zomers
dragen zy een gevlochte dekzel van biesgras
of ftroo op het hoof t , en daer op een
rode quaft , die tot aen de ooren hangt.
Zy dragen lange rokken metengemouv, en,
die, in vorm van eene paerds hoevc, boven
op de hand eindigen. Zy zijn gegordt
met een gordel van twee vinger breet 5 en
hebben daer aen beide zijdeneenneusdoek,
en een b e u r s , Cwaer in ze toebak of iet
anders d o e n , ) en ook een mes hangen.
Aen de flinker zijde hangt aen den zelven
gordel een Sabel, met het geveft achterwaerts,
en de punt voorwaerts. Boven de
lange rokken trekken zy noch een klein
rokjen aen , dat tot aen den gordel komt .
De mouwen daer van komen tot aen den
In de Sinefche reisbefchrijving van
Nienhof wert de klecding van zekere Ta r -
tarifchevrouwen,moeder, endochcer, uit
Ninche, aldus befchreven.
De dochter was gekleedt in viplet, met
groote bloemen , en de moeder in fwart
damaft. Zy hadden beide d'ooren, längs
heen , met goude ringen behangen ; en
het haair, dat gevlochten en rontom het
hooft geleit was , onder verliert met een
fnoer paerlen ; maer di-oegen daer boven
op een fijn ront gevlochte mutsken, dat
van biezen of gefpleten baraboes fcheen
gemaekt te zijn , daer een bosje of quaft
van roode vlokzijde ( hoewel het gemeen
vrouvolk deze bosjes van roode gewerfde
•A 3 paerts