i " f
f •
ì l i
-Ì i ."l .1 i
. ' f i " '
f
l't . ' S
i f
' f ^
s
I N L E I B I N Gnadeele
g ema a l d , ten niinftcn zy zyn de beste van aUe de Tataarfcb, N o n a
den ; zy zyn gezeffig, g a s t v r y, dienstvaardig, trouw a a n h u n n e Vo r f t e n , ) e e t -
gierig en hebben een vrolyk helder g e z i g t , en zyn dus zeer onderfcheiden van
de logge traage Kirgifin-, doch van de andere zyde zyn zy zorgeloos l igf
zinnig , zonder moed , ligtgeloovig , ergdenkend , en aan Drank en Vtonwen
v e t n a a f d , het gecn de HoofdfeUen zyn der meeste A/iatifch Volke r en;
gelyk ook de l edighe id.di e echter by delevendige ATa/miiMm geringis Zy zyn
in hunnen flaap ma t i g , doch h u n n e morsfigheid kan niet verfcboond wo r d e n ;
h e t g e e n echter n,eer aan hunne ligtzinnigheid en dwaalend leven toe te f chrv!
ven i s : warn de Vr o uwe n zyn goede hui shondf t e r s , en worden daarom ook
dikwerf door de Kirgi/,n we g g e r o o f d ; ook oMbreekt h e t h e n dikwyls aan wi -
t e r , en zy moogen geen ke t e l s . f chot e l s , borden of drinkvaaten in loopend
water vvasfchen, fchoon hunne Godsdienst hen gebied alle morgen de bande n
te waslclien. - Zy hebben een g o e d , natunrlyk o o r d e e l , veel geheugen en
zyn bekwaam om te leeren. Zy zouden ligt te befchaven z y n , maar h u n n e
levenswyze verbied dit. — Schoon van een bloedryk galagtig geftel leven zy
vreedzaani. van moorden hoord raenzelden, misfchien doet hier hunne Gc d s -
ö e n s t , welke de Zielsverhuizing l e e r d , zeer veel toe. Zy zyn zeer vr iendhcuäende
, niaar gefchenken zyn het Hoofdpmi t der vriendfchap. Zy zyn zo
gastvry dat een Kalmuk die e enPa a rd.kl e ede t e n en geweer h e e f t . d r i e maanden
z o ^ e r v o o r r a a d of g e l i kan omzwerven : waar hy komt is hy welkom.
Dekleedmg der Mannen bellaat uit een lang l ikens of boomwolle boven-
Beed dat tot aan de kuiten k omt , met mo uwe n , die aan de f choude r zeer
™ W« onder dragen zy ligte onderkleederen,
die by voornaame van Damast zyn , tot aan de knieen reik
e n , op de borst toegeknoopt en met een gordel om het lyf gellooten wo r .
d e n ; daar onder hebben zy een-van vooren geheel o p e n h e r a b d . dat over
elkander flaat en welk maar tot aan de beupen k omt ; hunne broeke;, zyn zeer
wyd en reiken tot aan hnnne laarsfen. Armen draagen geen h emb d , en trekken
de Pels over het blooteUgchaam. Hu n n e winterpelzen bellaan uit vel en
van jonge Lamme r e n : de Geestelyken dragen pelzen van Vos f enve l , on S
de geele kleur heilig is. Zy draagen ook overrokken van Pa a rdeve l , en
winters of by regenachtig we i t wy d e overrokken van doek. — De Vrouwen
draagen ook wyde broeken. Haare Hemb d e n zyn toegeknoopt tot op
den Na v e l ; hier over trekken z y , wanneer zy u i t g a a n, een lang kleed zonde r
kragen of monwen met bondwe rk omz e t ; des Wint e r s hangen zy een
lange zyden Pels Over de fchouders. _ De Meisjes gaan gekleed even als
de Mannen maar fierlyker. _ De Mannen fcheeren het Ho o f d ; maar op
liet nndden blyft er eene lange ronde vl e cht , die in twee of drie vlechten gefcheiden
wo r d , gelyk by de Ciwe e z e . . De Meisjes laaten zo dra zy huwbaar
worden het hair fcheiden en vl e cht en, en deze vlechten laaten zy over de fchouders
hangen. De Vr o uwe n draagen Ringen in beide Oo r e n , maar de Meisjes
llegts in e e n : zy blanketten zieh met rood blanketzel en l o o dwi t—Ma n n e n en
Vrouwen dragen halve laarijes, van T o o d e f i ß , „ en corduaan l ede r , met een
rand om den v o e t , van groen gefagrineerd Paardevel. Zy hebben verfeheiden
zoorten van mu t z e n , die van binnen met geel laken gevoerd zyn ; en die het
oetaalcn kan draagt eene groote uitgefpreidekwast van getweernde roode zvde
er o p : de armen h e b b e n e r een roode lap op. ^
De
I N L E I D I N Gi iv
De wooningen dezer oinzwervende Nomaden zyn ronde t ent én, die met eén
hoog kegelsgewyze dak gedekt z y n , en gemakkelyk uit elkander kminen ge -
noomen worden ; fchoon alles zo ligt als mogelyk bewerkt i s , h&bben echter een
Kemel of twee Stieren hunne volle vragt aan eene Tent . He t v u u r wo r d t i n het
midden der Te n t geBookt en de rook gaat boven het Dali nit. Vlak over de
Deur is de plaats van d e s Hui àhe e r , deze is met eene matras en ledere kusfens
b y de ryken voor z i en, en voor en agter dezelve hangen zyden of linnen behangzels,
en aan wederzyden Haan kisten, en platte z akken, waar in zy hunne
klederen en andere noodwendigheden bewaren ; en die eenen Afgod hebben,
zettendenzelvenop dien flapel van kisten aan het hoofd eind van het B e d ,
met eenige fchaalen met water en Paardemelk; in den grond fteekt een yzeren
ftaaf, met eene fcliaal, in welke zy eens daags het eerfte van hunnen drank gieren.—
Derykdom van dit als Herders levende Volk b e f t a a t , gelyk va halle andere
in y ^ s » , ' i n Ve e , d a t zommige by honderden ja duizend teilen ; iemand echter
die tien Koeijen en eene St i e r , en agt Metrien en een Hengst heeft kan beftaan;
maarde a rme n , dife to veel niet h e b b e n , neemen de kudden der vermögenden
waar , of verkoopen zieh voor flaaven. Htm talrykst Ve e zyn Paarden,
Kunde r en en Schaapen. De Kemels vermeerderen zieh zo fterk ni e t , en
men vind die flegts by Ryken en Geestelyken. — De Paarden der Kalmukketi
zyn höog en ligt van pooten ; doch hebben geene kragten om te trekken ; maar
wyken voor geene andere in fnelheid : zy kiinnen uur en lang Ga loppe e r en, en
zieh twee etmaalen zonder water behelpen ; zy hebben een kleine ha rde
hoef en kunnen zonder beflaagen te zyn bereeden worden ; zy weeten van geen
Paardeziekte, en deze edle Dieren zyn volkomen aan de Na t u u r overgelaaten ;
de Hengften worden nooit van de Metrien afgefcheiden , om ahoos Melk te
hebben : zy rekenen zeventien Metrien voor eenen Hengst.
Het Ru n d v e e is zeer fchoon en behoeft voor he i Podolifche niet te wyken ;
h e t i s meest alle rood of roodvl akkig, met zeer f chcone Hoornen. Zy rekenen
vyftig Koeijen v o o r é é n St i e r ; ook houden zy meer Stieren als zy tot de
kudde nodig hebben, en gebruiken dezelve als Lastdieren. — De Kosijtn en
Merrien der Kalmukken geeven geen Me l k , dan wanneer zy het Kalf of Veulen
zien. — De Schaapen hebben even als die der Kirgifen dikke ftaarten ;
de He e r PALLAS heeft dezelve zeer nauwkeurig befchreeven in zyne Sficikgia
zoolog. fac. XL Van de Schapenmelk maaken zy kaazen. - - Bokken zyn
'er zeldzaam gelyk ook Kemels zy hebben alleen zulke die twee b u k e n hebben:
want deze hooren in Afttn t' h ü l s , en de e enbuhige in Africa. De Kemels
vereisfchen ook veel oppasfing; zy geeven eene d i k k e , oUeagtige, zout e
Melk, vooral wanneer het Dier op een zoutagtigen grond weid. Het hair diend
om matrasfen en kusfens té vullen ; doch kan ook tot fchoon camelot en in f y n
laken geweeven worden. T o t ryden deiigen de tweebultige Kemels n i e t , wyl
zy te veel ftooten. AI dit Vee geeft de Kalmukken v o e d z e l , als Me l k ,
Brandewyn, die uit Melk geftookt wo r d , Ka a s , Bo t e r , Vl e e s c h , Huiden tot
Lederwerk, Pelzen"en de Wolle en het Hair tot Kleederen. Va n de Rusfifche
Kooplieden ruilen zy T h e e , Tabak en Meel. Zy eeten het Vleesch van alle
zoort »an Dieren bebalven Wo l v e n , Vo s f e n , We z e i s en Ho n d e n . He t bloed
van geilagte Dieren word in een Da rm gevnld en als eene l ekkemy gekookt.
Verder eeten zy de wortel van het Charop hyllum bulbùfum, raanw en gekookt ,
hat geen volgens den Heer PALLAS eene zeer aangenaame fpyze i s , als ook
D a de