lir
f ;
m'
i'
H N O O R D e n O O S T
den : gdijk de Sincczcn , cn gaen van de
rcclite ¡U de linker z y d e , gelijk de Hebrccn
en Arabieren; het welk ook den Si.
neezcngcmcenis. H u n A B is gelieel anders
, als dat van de Sineezen : welkcrs
Iccteren , fclioon van verfcheidc gcftaln
dczelve klank of uirfprack hebben , als de
onze: nameüjk A b c ; lioewel zy zeggen,
zeftig en meer lerteren tc liebben: er.
niet ilechts vier cn twintig ; dewyl zy ccn
klinkletrer met ecn meeklinklerta- ook cei
letter van 't A b c noemen : als La, le,H
IOJH: pa,pe,piyfo,pH.
Naeuliks is by deze Ooftcr Tartaren
cenige Godsdienft. Zy gruwen voor het
Mahometaendom, en gevoelen van de
Türken , die zy Hoei Hoei noemen , zeer
qiia]ijk. Miffchien is deze liunne haer hier
nie op hen ontftaen , dewvlze van de Sineezen
eerrijds, met byftand der Turkf che
krijgicroepen, uit hunne woonplaetzen
verdreven zijn ; re weten , van den oprechter
des Sineefchen Kcizcriijken ftams
T.iiming: wanneer daer en tegen de Chriitenen
, inzonderheit eenige uit de Neftorianen
, voor de Tartaren lionden. He t is
evcnwel bewyze)ijk, dat zy kerkelijke zeden
j of lievcr waengeloovigheden hebben
: want zy hebben en beminnen cenige
Pricfters, die zy noemen.
Daer en bovcn verbranden zy de Jijken
dergeftorvene menfchen , (hecwelk ook
by de Jndiaenfche Heidcnen in gebruik
IS) mec vrouwen , dienaers, paerdcn en
wapenen, op eenen zelven mijte of br and
hoop ce werpen. Wa t na de dood zal gefchieden
, en nopende den ftaec en d'onfterfelijkheit
der zielen , daer over
zijn zy zeer bekommcrt. Den Chriften
Godsiiienft hebben nu veele onder hen,
mec -weinig moeite, omhelft.
acnt Wie zal durven loochenen, dat voor
hun miflchien dezcn weg tot de Sineezen zy , op dat zy aldus d^fi weg :lcs
, het waere geloof en Godsdi enf t ,
zouden vindcn? dewyl het anders zeer bezwaerlijk
zou zijn tot hen door te dringen
: ;a byna onmogelijk , het welk nu
zeer Jicht is gemackr.
Deze Tartaren bten het hoofthaair niet
waflen : maer fchrapen her geduurig af.
Ook trekken en plukken zy de geheeJe
baert u i t , en Jaren de knevels langachtig
blijven , en het haair van 't achterhooft
tamelijk lang groeijen ; dát zy fraei vlccht
e n , en laten de vlecht of tuic van de
fchouderen los afhangen. Zy dragen ecn
ronde cn laegc of platte mu t s , die vaft
om 'r hooft fluit, rondom met ccn rand
van koftelijke zabel of b o n t , tot de breete
van twec vingercn , b c z e t , die gemcenelijl<
van ecn Bever of Otters-vel is : welke
d'ooren , voorhoof t , cn Ilapen of zijden
van "t hooft tegen de koude befchcrmt.
Zoo verrc de muts bovcn den bonten rand
uitllcekt , ZOO vcrre isze ook met roode
bosvlokzyde , of met zwart of purpcr
paertshaair , dat zy zeer fraci verwen ,
bedekt.
De klceren of rokken zijn hun langaclit
i g , en komen cot op d'cnkeien: maer met
naeuwe mouwen , C e n n i e twy c , gelijk
die van de Sineezen ) en verfchillcn weinig
van de Poolfche of Ongerfche rokken.
De mouwen cindigcn , op de banden , in
vorm van ccn paerde-hoef. Zy hebben een
gordclom ' t l i j f , waei- aen ter weder zijde
neusdoeken hangen, om de handcn cn
't acnzichc af te vegen. Ook hangt'er een
raes a e n , en twee beurzcn , om tabak
en andere dingen in te doen- Aen de linker
zijdc hangt aen den zelven gorde] een
Säbel of h o uwe r , in dicr wyze , dat het
fclierp of punt naer vooren k o r a t , en iiet
hecht achter, naer den rüg toe , om hoog
fteekt : waerom zy dien ook van achter
den rüg , wanneer zy willen vechten,
uitlwlen. He t welk met eene hand gefchied
, zondcr de fcheede aen tc raken.
Schoenen gcbruiken zy zeldcn: maer
iiebben lacrzen aen zonder fpooren , gemackt
van bereit paerden-lcer , of zyde
ftofFen. De zoolen rijzen dikwils tot de
^ :e van drie vingeren, en zijn doorgaens
fraei en net.
Zy gebruiken in het rijden geene ftegelreepen
, cn geraeenelijk flcchts ccn watertoom
cn Zadels, die lager en breeder zijn,
als de hierlandfche Zadels.
Voorts Zijn deze Oofter Tartaren in
zcden die van de Tartaren van Klein Ta r -
tarye niet ongelijk : njaer zoo barbarifch
nict. Zy zijn waerlijk genegen tot vreemddmgen
, cn verachten de nacfTche ftemmigheit
der Sineezen.
De grootile berg in dit Tartarye is Kin
gcnoemt, dat is gottd op Sineefch gezeid:
gelijk goud op Tartarifch Sok heet : waer
van milTchien her volk de naem van Km
by de Sineezen bckomen heeft. D.eze berg
IS tweevoudigof dobbcl, d'een de Oofter,
en d'ander de Noorder Kjn genoemt. Di e
naer't Noorden, met een zeer lange ftreek,
door een gcdurige ry , uitfteckcnde, en
Zijn miflchien een gedecltevan denberuchtcn
berg Taurus.
Daer is noch ecn ander zeer hooge
berg, Champe ^cnocmt, die tot duizend
ftadicn verrc ftrckt. Op den zelven is een
poel van tachtig iladien: waer uit twee riviercnftorrcn.
D'ecncvloeitnaer'cZuidcn,
en heet r<ilo, cn d'ander naer 't Noorden, cn
heec
T A R T
heet Qwnthung. Ui t den zelven berg valt
de vltet Smchitoi, die niet lange daer na
zijn water met den vlict OmnthHng vei".
mengt: en aldus vereenigt~met dkander,
krommcn zieh beide in ccnen kil, een wei.
nig naer't Oof t cn, en ontlaften zieh in de
lioufche of Ooftzee. Dus verre uit Maxtp.
Wat my v a n d eOo f t c n We f tTa r t a r en-
\\\x. Kanton, in'Sina, by feker brief werd
berigt,kan uit het volgendegezicnworden.
Geheel Sina ftaet onder de Oof t Ta r -
taren , cn buigt onder deflelfs Säbel. Oof t
Tartarye c n ' t land der Manfchiuwers,
dat is Nmche , woi'd by ccnen Onder-koning
geregeert , d i e , om de diie J a r e n ,
aen het Pekinfche h o f , rekening van zijn
bewint en bedrijf komt doen.
De Weft-Tartaren of Sutaifen beftaen
van zieh zelfs, en hebben hunnen eigen
Koning : uit wiens maegfchap , tot erkentenifle
van d'ontfangene dienften , de
Keizer van Sina gehouden blijft, een vrouw
te ncmen.
De Godsdienft der Heidcnfche Tartaren
verfchilt zeer weinig met die van de
Sineezen. Zy bidden zelve niet : maer
houdcn daer toe hunne Papen, die zezeggen
, dat voor hun bidden. Evenwel zijn
onder hen verfcheide gevoelcns, van wegen
de verhuizinge der zielen , en Epikuriften
ontbrecken'er niet.
Tot noch toe heb ik ondervraegt ennagevorfcht,
omt e weten, o f h e t land van
aen de kuft van Tartarye vaft is :
maer de Sineezen verfchiUen zoodanig onder
malkanderen , dat ik daer uit niet
kers befluiten kan.
DeTartarifchelandfchappen, buitende
Sineefche muur , worden door een onafhangkelijk
Opperhooft beheerfcht, he t z y
hy den naem van Koning of Prins draegt.
Onder deze zijn 'er verfcheide , die zieh
veinzen , fchatbare van den Sineefchen
Keizer tc zijn; doch die gefchied om hun
eigen voordecl: dewyl de Keizer hiinjaerhjks
grooter onderhoud g e e f t , als zy uit
hunne landen trekken kunnen. Dus verre
de aen my gefcluevene br i ef , aengaende
deze volken.
B R i E F.
Affchriftm een-Brief, diem'tjaer rStfj
Viin Tonquien Batavia isgefihreven,
van zeekerperßo» , wel^e onder een Hol-
Undfchs Ce^antfihap in Sm:. had gnveeß.
Hier bj gevoegt, om dat daer in van de
Niuchifche i« andere Tartaren lewaz
werdgemaekf. ^
A DR Y E. ly e vcrmaerde AfTchi-iften der Sineezen
fchynen te r ü g van
> Jaren a f , ofte van 't J a e r i g p
, na dat God t de Menfchen mec cenen al-
, gemeenen Watervloed ftrafte , ge-
, hcugeniíTe te hebben ; buiten dit zoo
. hebbenze ook noch eenige leugcnachtigc
. en wy t uitftrekkende gdchichtfchriften
„van ontelbaere Koningen, die in de
„ eerfte Eeuwen zoude gcheerft hebben ,
, makende gewagvaneenen/»äw^«/», dien
, zc niet können berekenen , waer hy van
„ daen gekomen is. Zy fcheenen alles uit
„ de natuur te begrypen, en den menfch in
, veele Wiskonften te ondci'wyzcn, doc h
, waren meeit alle zeer goddeloos, cn den
Hemel niet gehoorzacm; waerom de Sineezen
hen ook onder de gedaenten van
vreemde beeilen en Serpenten afmalen.
» En voorwaer, wanneer men dezen hun-
„nen ftam vervolgens met aendacht
.befpiegelt, bevindmen Idaerlijk veel
„ overeen komf t , die flaende is op 't gee-
„ n e de hclige M , ^ , door den Geeft
..<jods heeft gefchreven. Wa n t zoo dra
^Kamy tut enliele nijd , zijnen Broeder
, j ^ ó í / q n am dood te flaen, was hy vluch-
„tende na 't Ooften : en zoo dra K a á ,
Zoon L^nxch , tot zijn Jaren geko-
„ men was, nam hy regelrecht tegens Go -
»des bevel en inzetting twee vrouwen.
„ Zijn nakomelingen pleegden ook Afgo- dcb.
„ derye , en lecfden naer den vleefche.
,,Deze Volkeren fchynen gedachtig te
„ zijn eenen grooten Watervloed, waer me-
„ d e de Aerde , ja alle bergen bedekt wa-
,.ren i doch zy willen echter ftaendehoii-
„ den, en trachten uit hunne leugenachtige
„ fchnften te bewyzcn, dat i o menfchen op
„ eenen zeer htwgen fp itzen Berg in het land-
„fchap Xaci han leven behouden hebben.
. Dt t zelfde verhaelt de Joodfche «
.Schryyer daer hy over d e i Z o n d - t "
.yloed handelt. De Schryver
,in het s S Boekzijner Hiftorie , fpreekt
.dacrvanaldus. Da e r l e i d i n ^ r » « « , ! . by
, het Mmj ado' landfchap, een lioogen Berg
, i m M genacmt , op welke in de Zond-
, vloed veelezoudengevloden en in 't leven
»gebleven zijn; doch dit alles is valfch
,want wy moeten ons gehecht houdcn
,aen de Heilige Schr i f t , die getuigenis
, g e e l t , dat al wat eenen adem des geefts
,cn leven in zijne neusgaten hadde , en
.dat op het drooge was , is geftorven.
, p e of Tm«r,„ zijn van J^hu
.herkomftig, en uit g e f p i 4 l e n .
,De S , m „ beginnen dan haerverhacllichrilten
met den cerften Koning
,die na de fcheppinge der Waereld 145!
. o f t e na den Zoiidvloed 185 Jaren als
«een
g s a s