I '
• M l
1 '
R S /
r . • 'i''-
mí
. l i -
T I J
Í - I ' - U I
. 1 '
I ^
I N L E I D I N G.
Waar die Burchaanen zieh ophouden weeten de Tataaren zelf uiet r e g t ; Djuadfbimmimmi
wooiid nog op Aarde , Erkk Chan woond in de Hel alwaar hy
veel aanzieii lieefc; ontallyk reele woonen in den Hemel, alwaar men längs eenen
gouden weg over een Berg komc; doch aan den voet van den Berg zyn
eene nienigte Vosfen, die de Zielen aanvallen en te rug houden. Onder de gouden
weg is eene zilveren; dan volgt 'er eene koperen , en die gaac rege toe
na de wooningen van 33 weldadige Lnchtgeesten, en daar is het Paradys der
Kinderen en Lieden die geen uicmumende verdienften hebben \ aan den voet
van den Berg is een yzeren P a d , dat na de Iiel gaat. De Luchtgeescen ipeelen
een voornaame rol in de Lamafcbe Fabelleer ^ men kan hen by Engelen vergelyken.
Zy zyn van eene ontzaggelyke grootte, zommige zyn 928,000 wers.
ten h o o g , e n leven 1,026,000 j a a r enj zy teelen voort door nialkanderte kusfen,
aan te lagchen, of vriendelyk te zien. De booze Luchtgeescen brengen allerlei
natuurlyk en zedelyk kwaad j doch zy moeten wyken voor de Tangutfche gebeden
en bezweeringen. De goede zyn Iheeuwwit en glänzend. Maar het
Hoofdpunt des Godsdiensts is de leer van belooning en ftraffe. De Hol is tusfchen
den Hemel en de Aarde. Het Paleis van Erkk Chan is in eene Stad met
Witte muur en, in welke altoos op ketekrommen geflaagen wo r d : bezyden die
Stad is eene groote Ze e , die alleen uit Pis en Drek beftaat, die is de eeríle
plaats der verdoemde Zielen; de bovengemelde yzeren weg ligt over die Zee J
en dat pad heefc de eigenfchap, dat reuklooze Zielen, die de drie Garban Eráeni^
of de drie Hoofdílukken van den Godsdienst, de Lama,át Burchaanen
en het vaste geloof veragc hebben en de Geestelykheid niet eerden, over
heczelve gaande , zo fyn ais een üair word , en 'er eindelyk zonder eenig
verhoor invallen. Verder vind men een Zee van Bloed, in het welk INlenfchen
Hoüfden zwemmen; hier woonen de geene die tweedragt onder Vrienden
en Bloedverwanten ftookcen Nog verder is'er een vaste witte grond,
alwaar veéle verdoemden na voedzel en water zoeken en woe l en, zonder hec
te vinden: hunne banden en armen vallen a f v a n vermoeidheid, doch groeijen
llraks weder aan ; dit zyn zulke die aan de priesters geen f p y s , drank of
kleederen gaven; alie de overige afdeelingen der Helle zyn iS en leggen
om het Paleis van Erltk Cban, in ieder lyden de verdoemde byzondere ftraff
e n , en ieder heefc een byzondere Hellenwagter en Du i v e l ; ziilke die de
leer der Priesters veragt hebben kruipen zonder voeten voorc; ryke die in overvloed
leefden zonder aalraoesfen te geven , zyn in monfters veranderd, welker
Hoofd en Ligchaam zo groot i s , als een Be rg, maar de hals zo dun als
een hair. — In een der akeligfte Hellen is een onophoudelyk gehuil, van de
geene die hunne Oiiders, andere Menfchen of IJieren gedood hebben. Op
eene andere plaats vallen kleine Duivcltjes de ooren der fpotters met den Godsdienst,
met brandend roe t , enz. 'Er is zelfs een Hel voor hec Ve e , maar
geen ftrafplaats voor zonden van wellust.
Groote en heilige Lamds^ die hmnie driften beceugeld hebben en hun ampt
yverig waargenoomen, gaan zonder omftandigheden, door de kragt hunner
Gebeden en vooral der zes woorden, ow, w c , wie , pad, met!, tninn ten heñid
, alwaar zy cene volmaakte rust genieten, tot dac de tyd hunner wedergeboorie
daar is.
Gcmeene Zielen worden door de Duivelfche afgezant voor Erlek Chan gebrugc,
en moeten zieh dan rechtvaardigen, door hunne goede daaden; geliikt
zulks
I N L E I D I N G. m
zulks dan gebied de Hellevorst een gouden wölk ora hen ten hemel te Voeren ;
is de 'yaak twyffelagtig dan komt 'er een gosde Burchaan als Advocaat tusfchen
beiden , en dan word hec groote Boek in welk alle goede en kwaade daden
van alle Menfchen aangeteekend zyn te voorfchyn gebragt ; is het geval dan
nog twyffelagtig dan weegt Erkk Cban verdienften en zonden in een weegfchaal
naauwkeurig a f , en veld 'er zyn oordeel n a ; en de Ziel word na de
liurchaanen gezonden of aan den Hellewagter overgegeven, zomtyds krygen
zy een Pas om weder na de Aarde te gaan, want Eriek CbanVzxi e en, wegenS
eenige goede Eigenfchappen opgewekt Zonda a r , weder na de Aarde z enden,
omde noglevenden te vermaanen, Aan zulke wcergezondenen heeft men alle
de bovengeraelde oraftandigheden te danken, enz.
Landbefchryving en gefcbiedkundige her igten van Thyhet.
De MongoHfcke Volkeren dus koitelyk in hunne Land en \'olksIiistorie gezi,
en hebbende zal ik nu met een kort begrip der Historie van TH VBET deze
inleiding tot het werk van den Heer WI T Z E N eindigen.
Dit fchoone Land is eersc in de Xl l i Eeuw aan de Europeaanen bekend geworden,
door middel van eenige Monniken, die ter uitbreiding van den Christelyken
Godsdiensc na hec Oosten gezonden waren. De eerfte die van dit
Land fpreekt is JUAN DE PLANO C O R P E N I , een Franciscaner Monnik,
die in 1:246 door Paus INNOCENTIUS IV. aan Batu-Cban gezonden wierd
(zie r ecueil des voyages par Berger an à la Haye 1 7 3 3 , ) hem volgde WI L -
LEM DE RUBUIQUIS ook ^tn Franciscaner ^ àìi op bevel van Koning Lo«
DEWYIC IX. na Tariaryen gezonden wi e rd, in 1253. In reisde MARCO
P A 0 L A , een edele Venetiaan, na het Oosten van Aßen en hield zieh 17 jaaren
inde Staaten van CbuUai-Chan op. Door deze drie Reizigers verkreeg'men de
eerfie kennis van Thybet}, doch deze was zeer onvolkomen, wyl zy hunne beiigten
verre van dat Land verzameld hadden. De Jefuic AND RAD A was
de e e r t e die hec Land zelf b e z o g t ; hem volgden GRUBERUS EUD'ORVILLE
in 1 6 6 1 , en in 1715 de jefuit DI S IDE R IUS ; naderhand reisden verfcheiden
Capuciner Monniken de rwa a rds, onder welke HORAZIO DELLA
PENNA de merkwaardiglle i s , deze waren aldaar in 1732 en 1754. Uic alle
deze berigten maakte de Aiiguftiner Monnik G E o B G I zyn Alphabethum Tbebe •
tanum, het geen te Rome in 1762 gedrukt wierd. Ik laat ieder onpartydigleezer
oordeelen, Ivoe veel flaats 'er op die Monniken berigten te maaken is ? Echter
word dac Alphabet voor het voornaamile Boek over Thybet handelende gehouden.
Eenige jaaren geleeden (zo ik meen in 1 7 7 2 , ) gaf de Heer S T EWART
eenberigt van Thybet, in de Philolopbicai Tranfa&iom, ditberigt was door
den Heer BOVLE die door den Heer HASTING als Gezani na Tbybet
gezonden wierd, opgefteld. Eindelyk bezogt de beroemde Heer PALLAS
de Oost- en Noord • Oostelyke deelen van Aßen, en hy gaf een Historie van
Thybet, uit de verhaalen der Mongoli/che Priesters opgefteld, in den Rusß/chea
Geographifcben und biflorifchen Calender.
Taugut, Tybet, Thybet en T'obbet zyn de naamen onder welke dit Land bekend
is. Het grenst ten Oosten aan Cbina, ten Zuiden aan den InJofian,
Ava en andere Landen \)an het half Eiland India, aan geene zyde van den
F Ganà