m
y f
i f r . I i i
i p o
Mjjefteic ùi c , en noodigdc hcn ecnigzins,
om rader by hem te komeii, en aenfcliouwde
in hcn de cenvoudigheit zijner
Voor-ouderen.
In di: Sccdeken Kirin makcn de Stedelingcn
, op een byzondere wyze , Schepcn
j en nebben 'cr niet weinige gcrcct,
daer mede zy voor ftroom de Rivier a f ,
Ila 't Noord-oofte , eenige mylen verre ,
tegcn de Moskoviters vechten : die dikwils
op deze Riviere komen, en het Viffchen
van de Oelter-paerien den Kirinzers
traditeli t'ontrckkcn.
Na dat de Kcizcr twee dàgen lang iij
0 0 S T
ophouden van den regen , het aengenaem
wezen van een heldere lucht zagen, begönnen
wy aenftonds längs dien onmeteiijken
we g , na de Hooft-flad van L^ ä -
mm , wcderom te reizen. He t kan met
weinig woorden niec verklaert worden ,
hoc grooten arbeid en zwarigheit ons in' t
weerom komen ontmoet i s j dewyl de geduurige
regen van de voorige dagen by
na alle de wegen onreisbaer gemaekt had.
Want dewyl wy gcdiuirig over Bergen
en Dalen moften reizen , zoo had het reigenwater,
dat overal van de Bergen , in
midden der Dalen neervloeide, en alhet
Stedeken Kiria ftil gelegen had , voer, daer in de Rivieren en Beeken ftorte, die
h y , mec meer als hondcrd vaertuigen, en^trosheit, cm zoo te zeggen, en opgeblamet
eenige Grooten , d c R i v i e r a f , na j zentheit onverdragelijk gemaekt j zulks
het Stedeken Via , dat gezeit word. het dezelve de Briiggen, te vooren daer o
beroemfte Stedeken van dat ganfche geweft,
en eertyds de zetel des Tartarifchen
Keizers (van wiens Paleis de voetftappen
noch te zicn zijn) geweeft te zijn. Hy
nam my weder mede in zijn gezelfchap ,
larende alle de Koninkskens , ab die het
klein getal der Schepen niet konde bergen
> in 't Stedeken Kirin blyven. In die
Riviere , een weinig boven het Stedeken
ZJla , dat meer als twee en derrig mylen
van het Stedeken Kinn aen de zelve Rivier
leic, onthoud zieh veel Steur. Ui t begeerte
van die te vangen , was de Keizer
na Via gereift. Maer het gebeurde , dat
in dien zelven tyd , dag en n a c h t , veel
regen neder viel, en de geheele Riviere
fcliielijk zeer hoog op rees i ja ook niet in
de volgende dagen , op de tegenwoordigheit
van zoo grooten Majefteit, haer opryzen
ftaekte ; maer , dooc een fnelder
loop , onbevaerbaer wierd , en in hären
loop , om verder de zelve op te vaeren ,
«Jes Keizers Reize te leur ftelde.
De Keizer vertoefde aldaer vyf of zes
dagen; want de dichte ilagregens vielen
zonder ophouden , en drongen hem weerom
na Kinn te keeren. In het weerom
keercn leed ons Schip, door den fnellen
tegen-ftroom , gecne kleine f chade , en
dwong ook my , en des Keizers Schoonvader
geilagen , niet meer wilden i
maer overal iloopten, en met het opzwel-
Icnde water overftroomdetii
, op Land uit te treden. Gaende
dan. met des Keizers Schoon-vader , op
een Boeren wagen met een Os daer voor,
zitten, die langzaem den wagen. het overig
gedeelte van den weg , door zeer diep
flijk , en veel regens, vc)orttrok> quam
ik cindelijk , laet in de nacht j wederoiti
in 't Stedeken Kiri». Wanneer de Keizer
ons wedervaren vernam , zcide hy , als
lacchcnde : de Steur hecft mit ons alle de
Jpot gedreven.
Na wy twee dagen in het Stedeken Kir/
w vertoefc hadden j en nu, na eenigzins
Het ftaende water had ook in de Dalen
, op vcele plaetzen de diepe Poelen en
zeer taei Hijk , daer onder luftige groenc
Weiden waren , fiioodelijk verborgen.
Daer en boven waren al over lang Paerden
, Kemels, en alle draegbeeften > mec
reistuig beladen , door die zeer lange, en
byna onophoudelijke Re i z e , van alle hunne
krachten uitgeput. Hier door was he t ,
dat de Paerden > Kemels, en andere laftbeeften
, overal in de Poelen en Süjk bleven
fteeken , en alle de wegen met veele
lijken , of krengen van Beerten, niec alleenlijk
van die geene, die .in het weerom.
, komen , maer ook van veele, di? in hec
! gaen bezweken waren , overal opgehoopc
gezien wierden. Ook had de zeer ipaerzame
wyze van leven en ly&tocht , ( dewyl
veele dingen , die tot lavenis mede genomen
wa r en, allengs onibraken,) niet alleenlijk
de lichamen van Menfchen, maer
ook de gemoederen afgemat. Veele Ru i -
ters gingen te voec , en geleide hunne
vermoeide Paerden by de band. Veele
waren ook gedwongen , op het midden
van den weg , eenige dagen ftil te blyven
leggen, op dat zy het groot Vee een weinig
ter We ide lieten gaen, en verfriiTchen.
Veele v/aren ook , die reeds de Paerden
verlooren hadden, genootzaekt, den weg
te voet af te leggen. Veelevoorloopersder
Overften, maekten, doch met groote bekofnmerniiTen
, door een groote menigte
van Menfchen, den bekommcrlijkendoorgang
der wegen , met het nedervellen van
veele Boomen, en het omverliouwen
overal van Boflchen, gemakkelijker, vlakker
, en flijkcloos. Des niet cegenftaende,
na eenige duizend Ru i t e r s , en Wagens,
die lang voor dag voor uit gingen, over
den
T A R T
den gebacnden weg getogen waren , ver-'
Jieten zy den zelvcn , die fchier ondoorgangbaer
was : zulks de Keizer zelf, en
zijn Zoontje, (een Prins van tienjaren
oud ) en alle andere grooten, op veele:
plaetzen tc voet, midden door het flijk en
door de ftaende wateren, gedwongen waren
te gacnj dewyl zy bevrecft waren dat
zy zieh , door iiet misftappen der Paerden
, op de houtbondels, die onder het
flijk verborgen , en ongelijk lagen , zieh
in grooter gevaer mogten brengen. Wa n -
neer CT
i n z o n d e r u v . t —
groote menigte van Mcnfchen dwongen
ftil te ftaen , ontftond, na de Keizer met
eenige van de zijne, die naeft by hem waren
, over , of door gegaen wa s , zxdten
ftryt, en om zoo te zeggen , een worftcling
van zoo groote menigte van Menfchen
, die by heele drommen zochter
A R Y E. r p l
te hebben , onder den blootcn Hemel, in
een vry kout zaizoen , overnachtcn) zoo
ceerde de Keizer , van den tegcn-oever,
weerom , en bragt een ander fchuitje , als
let voorige, met zieh, en riep luid keels,
•waer is Natt Goay gim ? ( d i t i s b y h e nmi j -
nennaem) Wa er op de Schoon-vadcr
antwoorde , (y U hier. De Keizer voegde
daer op , laet ^ in het fchmtje klimmen, en
tegelijk met ons evervaeren. Latende dande
anderen achter , beval hy , dat ik voor af
zou overvaren. En deze zake, die voor
allen zoo openbaer was, baerde by de groote
menichte van Mandaryns, en Grooten,
die den volgenden ganfchen nacht en dag
arbeiden om over te komen , geen middclmatig
door te gaen , dat veele overal malkandere
in het water ftorten: en veele, die door
flikkerige doorgangen ( en die noch door
de voetftappen van andere doorgangers
niet betreden waren ) trachten om ftryt
voor uit te loopen , in de diepe weUen en
bedrieglijke poelen vielen. En waerlijk ,
deze arbeit en moeyehjkheit der wegen,
was door ganfch Ta r t a rye , en meeft d ^ r
het Ooftelijke, zoo groot, dat de meefte
oude luiden, die dercig en meer Jaren het
Hof gevo^t hadden , opentlijk beleden,
dat zy nooit door zoo veel, en door zulken
grooten arbeit a%emat geweeftwaren.
In deze bekommerlijke doorgangen der
engten heeft de Keizer verfcheide reekens
van bezonderewelgewogentheit tegens my
getoont. Wa n t als wy , op den eerften
dag van onze weeromkomft , omtrent
zonnen ondergang , by een groote Beeke
gekomen waren , was der zelver water
zoodanig opgcloopen en gewaflen , dat
men geheel en al daer niet kon door komen
De Keizer nam toen een klein
fchuitje , dat daer by geval by de hand
was , en Voerde zelf ecrft den Pr ins , zijnen
Zoon , over , en daer na eenige andere
van de voornaemfte Koninkskens :
maer als de andere Prinzen , Grooten en
Mandarynen , met het ganfche krygsheir,
op den Oever van de Beeke bleven wachten
, en met begeerte wenfchten over te
gaen , (want de donkere nacht was op
banden , en de Tenten , en "alle reis-om-
(lag waren al voor twee dagen voor af gezonden
en overgegaen, en dien volgens
moft men, ten zy mcn haeftig over ging
dien na cht , zonder Avondmad te doen,
en veele ook zonder Middagmael gedaen
gezag aen ons.
Het zelve gebeurde byna op een zelve
wyze des anderen daegs. Wa n t als de
Keizer , op den middag , met de voornaemfte
Grooten , t ewe t e n , die de ganfchen
verleden nacht allengskens over de
eerfte Becke getrokken wa r en, aen een
andere , en wyder Beeke gekomen wa s ,
en van den middag , tot aen zonnen onaergang,
de hutten , reistuigen , en het
ander omflag, ook in eenige kleine fchuitjes
had doen overvoeren, beval hy dat ik
alleen , beneffens eenige weinige , met de
zijne ("latende alle de andere Grooten op
deze zyde van den Oever dien nacht blyven)
zou overvaeren. En wanneer de
Schoon-vader des Keizers, door eenen uit
de vertrouwfte des Keizers gevraegt had,
«/ hj ook overvaeren ; de-
Tente en Tafel gehYMikt f zoo zond hy de
Keizer tot a n two o r d , en zeide : het is
noodig dat gy overvaert. Wat Nan Goay gim
belange, ik hem met mjne Tinten en van
mijn Tafel voors.ien.
Wanneer ik nu overgevaeren wa s , beval
de Keizer, zittcnde op den Oever van
de Beeke, dat ik ook aen zijn zyde zoude
zitten , te gelijk met twee Zoonen van
de Werter Koninkskens, en den eerften
Tartarifchen Kola», dien hy ook akyd een
bezondere welgenegentheit toonde. En
. dewyl hec dien nacht zeer helder weer
was, wilde de Keizer de namcn van al het
gefternte, dat hy toen in het opper halt
Hemels-rond z a g , zoo in de Sineefche,
als Europifche Ta e l e , genoemt hebben;
ja hy zelHierhaeide te vooren, hec geene
hy eertyds geleert had. Na hy een klem
kaertje van de Srerren ( welke ik hem voor
eenige Jaeren aengeboden h a d ) te voorfchyn
gebragc en verklaert had , zoo
vorfchte hy door het gefternte de uuredes
nachts u i t , en nam aldus vermaek, zijne
: wetenfchap , in het byzijn van de tegenr
i f i
Í