220 N O O R D
H y zat op zijn Tur l cs , met de beenen onder
't l i j f : maer zijn drie mcde-broedcrs
bogen zieh , en gavcn de hand ; wezendc
her groeten by hun mec oplegginge van de
banden op 't hoofc > de hoogfte eere.
Her is byzondc r , dar , als dcze Gezanten
zekeren He e r , buiten de Stad Moskau,
op we g bejegenden, dien zy bezochten ,
hem vroegen , wie eei-ft fpreken zoude i
waer op geoordeelt wierd , dat die quamen
begroeten , eerft moeften fpreken :
gelijk ge f chi ede , met te vragen na dezes
Heers gezontheit.
Wyder» verhaelden z y , dat in liun
Land wel eenigebemuurde Steden waren;
doch dat het meefte Vo l k te Ve lde alom
z w o r f , en onder Tcnten , van Of le-hui -
den geniaekt j leefde : dat hunne grootfte
rykdom in Ve e bef tond, waer mede zy
grootcn Koopliandel in Sina dreven , dezelvetegen
Zydef tofFcnvcrrui lende: dat'e
wel Zilver-mynen in hun Land waren
doch we ini g , en niet r y k.
Z y geloofden, volgens hun z e g g en, ae
den Hei l ig , Dalailama genaemt , die alhier
op aerde leefde : maer , door inblazinge
van boven , alles wi f t , wa t op de
waereld omgong en gefchiede? ja zelve al,
wat zy toen Iprakea , en zeiden . dat
h y nooit fterft. Da t wyder s deze Hei l i g
door de zelve inblazing, hunnen Chan had
geraden , dit Gezant fchap aen den Mo s -
kovifchen Cz a e r te zenden , enz.
Als men deze Gezanten vermaek aendede,
mec Trompet ten en Fluicen telatcn
hoorcn , verwonderden zy zieh over de
F l u i t , en zeiden , dat zy Trompet ten ,
voor hunne Goden of Beeiden, mede gebruikten
; doch weinig kleinder.
O m eigentlijk te z e g g e n, en als met
de vinger aen te wy z e n , waer het gewef t
z y , daer deze Gezanten van daen quamen,
zoude raden zi jn: maer zoo gifling
plaets mag hebben , meine ik , dat hun
Chan of Heer zieh meeften t yd nederilaet
omtrent ter plaetze , waer ik den Zetel
van den Priefter Katonchta in de Kaert geftelt
heb , op een en v y f t i g graden , beneden
de Volken Kragatßni. Do c h vermits
di t Vo l k zomtyds honderd mylen
verre verreift , en van plaets verändert ,
kan hunne rechte woonplaetze altyd niet
efFen aengewezen worden.
Hunne klederen warep twee lange rokken
: d'eene boven d'andere. Do c h zy
droegen noch hemt noch onderbroeken,
en fchertften met de Dui t f chen, die zy
zeiden, flechts halve klederen te hebben.
De ecrfte onder hen had Iserzen aen van
zwarte ftoffe , met groote bloemen gebeeld
j welke over zijne klederen , aen
o O S T
den g o r d e l , waren vaft gemaekt. Öe
fchoenen waren voor fpits. De onderfte
rok was van grof gracuw laken j doch
daer boven had hy eenen anderen rok aen,
die zeer fchoon wa s , geixjort met zwart
bont . V o o r op de borit ftonden drie of
vier Zi lvcre knopen , om de rok toe te
maken. Van zijn muts hong ecn roode
Zy d e f r a n j e q u a f t , na achteren toe, a f :
en aen ieder oor een ftukje G o u d , waer
aen weder een roode Korael was gehecht .
De ftof van zijn koftelijke bovcn-rok was
van Sineefch w e r k , mec groote bloemen
van Go u d en veelverwigc Z y d e verciert.
H y was geclachtig van ve rw over zijn
h u i t , hebbende knevels , als de Spangiaer
t s j do chg e en haair aen de kin.
D e tweede Gezant was op de zelve
wyze gekl e e t , als de e e r f t e; doch had
een roode Z y d e gordel o f zwachtel om de
middel , welke over de Jinker fchouder
geflingert was.
D e derde en vierde in rang waren op
gelijke wy z e , doch met blaeuwe rokken,
gekl e e t , daer groote Go u d e bloemen in
gewerkt ftonden.
D e overige Huisdienaers, d i e , alleenlijk
v y f in g e t a j , hun als Koks dienden,
waren gekleet in g r o f Katoen L y w a e t , en
flecht Laken.
De eerfte der Gezanten g a f voor , gefproten
le zijn ui t een ouder Zoon van
^UxMtder de Groote , van wien hy veele
zaken wi f t te verhalen. Hy hielt z i e h
meeften t y d by h u i s , zonder , als zeer
zeiden, u i t t e g a e n : vafte dikmaeJs, ( h e t
geen hy fcheen uit Godsdienf t te doen)
aJs wanneer hy niets als The e nut t igde.
Als men eenmael deze Mugaei fche Kal -
makken onverziens b e z o g t , en , zonder
zieh aentegeven, b y h e n t e nHu i z e i n t r a d ,
vond men al het gezei fchap, uitgenomen den
eerften G ezant, in cen voorkamer , rondsom
't vuur z i t t en, (want het was toen k out )
dat z y in een hol maekten , daer d'aerde
uitgehaelt wa s , zuigende , bykansganf c h
:kt, Sineefche Tabak uit kopere Pypen
vanzesof zevenduimlang: doch als iemand
quam, ftonden zy op , fmeten rokken van
Schape-vachten om 't l i j f , enbegavenz ich
alle in de kamer van den eerften Ge z ant :
alwaer zy zieh voorts acnkleden , en den
gaftenin lieten, daermenzedanvond neder
gezeten, op zijn T ü r k s , den eeiften He e r
boven a en, op cen T a p y t van rood L a -
ken. Dees was ook wcl gekleet met een
zeer koftelijke rok , van Z y d e en Go u d e
bloemen d o o rwe r k t , zoo äat het geheel
Goud geleck , hebbende een muts op het
h o o f t , daer ter weder z yde twee linten
van afhingen , cen root en ecn blaeuw ,
met
T A R T
TOCt twee regels b o n t , om de mu t s , aen
't voorhoof t : waer tuiTchen cen ftukje
ftof van Go u d Laken te zien was. Hy
hield zieh , op d'inkomft van de vreemdelingen,
geheel de f t ig, zonder zieh meer
te bewegen, als een beeld, doende de Gaften
zitten , en hen The e aenbieden, die zoutachtig
en v r y zwart was , en z y in Kattoene
zakken mede Voerde: ookZui ke r , Tabak,
en Konfitüren van zijn Land.
D e eerfte van deze Gezanten wier d
AfMdie Da/Iema gebeten. H y w a s e e n l n -
diaen van geboorte , en z e i a e , meermalen
in Kirha^ of Sina geweeft te zi jn: voegende
daer by , dat de w e g , tuiTchen
zijns Heeren gebi ed, en Kitha^, zeer
moeyelijk en ongebaent was. Zi jn hoofthaair
was geheel afgefchoren; gelijk ook
dat van d'andercn : maer achter op de
kruin zat cen lok haair, in een gevlochten,
die tot aen den hals hing.
D e tweede dezer Gezanten was Kgetßoul
g ena emt , en met byzondere laft van den
Opper-priefter Katouchta voorzien.
D e derde wierd genaemt Gurman Belikr
ioftch.
D e vierde heete Goron , en had van den
Broeder van hunnen Chan byzondere laft.
Z y waren alle zeer begeerig na he tDui t f c h
geweer, en byzonder na degens.
Die door het Moegalen Land v
h e c f t , en kan niet wel voort geraeken ,
ten wäre , hy door giften , Gi tzen
d'eene Prinfdom , of Ho r d e , tot d'andere
, ecn begelei verwerf t .
Siepan Korowin, een Moskovi fche Brief -
dragcr, die in 't Jaer 1687 na. Sina door
't MoegalenLand afgezonden wierd, bragt
vpor G i f t , i.en ^en Katoechia., en twee
Prinzen, die by hem te dier t yd ten Ho o f
waren , om de doorgang veilig te vci-werven
, het volgende;
Vier Ar f chin * fijn wi t Laken,
u- V y f Ar fchin T o y l c t .
D Eenig Go u d Leer .
T w e e zwarte Vol l en.
Twee Luxen.
Twee fnocr Barnfteen.
T w e e roode Juchten.
Twee Ot ters.
Aen den eerften Prins Atz^cra^fuin ch^n;
Ecn L u x .
Ecn Ot ter .
Een zwarte Vo s .
Een paer roode Jucht en.
Aen dentwoeden Baiur Contajfcha ch^n.
Een Lux .
Ecn Ot ter .
Ecn Vos .
Ecn paer roode Juchccn.
A R Y E. 2 2 1
Aen Schanfebeck, anders Subden , een
Heer die het naeß aen de Katocchta,
in de Horde was.
Vier Ar f chin fijn Laken.
Vier zwarte Vof len.
Een paer roode Juchten.
Een Ot ter .
Twee fnoer Barnfteen.
Waer uit te oordeelen is wat dingen
aldaer het aengenaemft zijn , cn met wat
Giften men die Vorf ten kan bekooren.
Te g en boven gemelte Gefchenken wierden
aen den brenger twee Kamelen gefehonken.
TuiTchen het We f t en , daer de Mo e -
gaelfche Katoechta zieh meeft t yd ophout ,
in Moegalen Land , zoo als in mijn Kaert
is aengewezen , en Sina» ontmoet men
veel He i d e , daer water cn Le e f t o c ht ,
voor Menfchen en Beeften zeer fchaersis,
't geen veroorzaekt he e f t , dat een Sineefche
Ge z a n t , die na Selenginsk.oi quam ,
in 't Jaer l ö S ö , om met hunne Czaer fehe
Majefteiten Grooten Gezant te handelen,
zijn byhcbbende Vo l k door twee wegen
moefte doen reizen,
Dees Katoechta w i l , dat elk die voor
hem v e r f c h ynt , zieh b u i g t , cn verdemoedigt.
D e plaets daer hy z i e h , toen ik de
groote Sibierfche en Tarterfche Kaerte
maekte, en hem aldaer plaetfte, op heeft
gehouden, is een klein Vl ek , of Stedeken,
daer een flechte Poort aen i s , rondsom
welke plaets zieh de Mugalen nederflaen
: hy is in den Jare 1(594.,
Kalmak verdreven, en hielt zieh als vluchteling,
henciiens Amera^fai/i chan, in Sina
op , met hoope van körte herftelling.
D e Mugaei fche Krygs luidcn worden
mede in Benden, of Regimenten verdeelt,
ZOO als gebleken is in den Jare 1 6 8 7 , wanneer
zy uit verfcheidcne Horden , onder
hunne Vorf ten zieh verzamelden aen het
Meir Gußna en Solena , daer Prins Kontaifcha
zieh neder floeg, t.01 aen Kemninka,
en na beneden de Rivier Seienge , tot daer
de wacht fteencn ftaen. Prins SMen cn
zijn Zo on, beneiFens de Tabmitz^e faißinen
met hacr Krygsluidcn , hielden 't by de
Vi iet Chilka en Tz.chi!ko. Prins B.unr Contayfiha,
trachtede toen al het vereenigt
Krygsvolk by ecn te rukken , onder zijn
bevel, om d^sr Ruf f cn Grenzen , in die
geweften te beledigen : zy naderden dies
onder Vdinskpy en Ilimskoy , dooden eenige
weinige Menfchen , op de plaet s ,
Croonu Plejä genaemt , onder Selenginskoi :
Duizend man toog van daer tegen de Bra-
E e j I/,
a